Listing 1 - 1 of 1 |
Sort by
|
Choose an application
Doelstelling: Het doel van ons onderzoek bestond uit de analyse van de typische, archaïsche woordenschat van Georges Eekhoud en de vertalingen ervan uit drie van zijn uit het Frans vertaalde kortverhalen, namelijk Bernard Vital, Le Tatouage en La Petite Servante, vertaald door Victor Resseler, Lode Baekelmans en Stijn Streuvels en uit het eerste hoofdstuk van zijn roman Kees Doorik: Scènes du Polder, vertaald door August Peeters. Verder onderzochten wij ook de vertaalstrategieën en de vertaling van culturele referenties in deze vier verhalen. Middelen of methode: De woordenschat werd systematisch besproken en geïllustreerd aan de hand van woordenboeken en de teksten. Na een analyse van de verschillen tussen de brontekst en de doeltekst werden passende vertaalstrategieën gezocht. Voor een overzicht van de vertaalstrategieën en de vertaling van culturele referenties werd een beroep gedaan op Newmark (1988), Chesterman (2004), Vandeweghe (2008), Evenepoel & Van Poucke (2009) en Vandepitte (2010). Resultaten: De typische woordenschat van Eekhoud bestaat uit Vlaamse woorden, archaïsche woorden, pejoratieve en informele woorden en uitdrukkingen. Uit de analyse bleek dat de vertalers gebruik hebben gemaakt van vrij veel vertaalstrategieën, zonder echter grote veranderingen aan te brengen. De vertalingen van Resseler, Baekelmans en Streuvels bevinden zich ergens tussen een “faithful translation” en een “semantic translation” (Newmark 1988: 46) waarbij de doeltekst trouw blijft aan de brontekst, maar wel wordt afgestemd op de doeltaal. De vertaling van Peeters is eerder een "communicative translation" (Newmark 1988: 47): die geeft de betekenis van de doeltekst getrouw weer en legt de klemtoon op de aannemelijkheid en de begrijpelijkheid ervan voor de lezer. Wat de culturele referenties betreft, hebben de vertalers vaak letterlijk vertaald ofwel de referenties vervangen door andere uit de doeltaal.
Listing 1 - 1 of 1 |
Sort by
|