Listing 1 - 5 of 5 |
Sort by
|
Choose an application
In deze masterproef wordt aan de hand van verkennend onderzoek antwoord gegeven op de vraag “Wat kan ISO 21500 als uniforme taal betekenen voor de aanvulling op de huidige projectmanagement benaderingen PMBOK en PRINCE2?”.
ISO 21500. --- PMBOK. --- PRINCE2. --- Projectmanagement. --- S190-bedrijfsbeleid.
Choose an application
Een eenduidige definitie vinden van cloud computing is niet vanzelfsprekend. Het internet geeft meerdere interpretatiemogelijkheden terug van het begrip; men kan cloud computing zowel zeer ruim als zeer eng interpreteren. Bijgevolg wordt de term “Cloud Computing” uiteengezet en in het belang van dit onderzoek, nauwkeurig afgebakend. Vervolgens zullen de voor- en nadelen van cloud computing ruim besproken worden, dit teneinde meer te kunnen weten komen over het beleid inzake cloud computing. Hierna wordt de opzet en methodiek van het onderzoek uiteengezet, logischerwijze gevolgd door de onderzoeksresultaten. Gezien de relevantie wordt als aanvulling een juridische vergelijking van de overeenkomsten van Office 365 en Google Apps for Education gemaakt. Op basis van de onderzoeksresultaten worden adviezen meegegeven aan zowel cloud dienstenleveranciers als de scholen zelf. Ook advies voor verder onderzoek wordt besproken. Er wordt afgesloten met een korte conclusie die tevens de lezer zal aanzetten tot het nadenken over bepaalde onderzoeksresultaten en/of -conclusies.
Beleid. --- Cloud. --- Computing. --- Hoger onderwijs. --- S190-bedrijfsbeleid.
Choose an application
Samenwerking tussen lokale besturen en meer bepaald die tussen een gemeente en OCMW wordt belangrijker. Dit wordt vanuit de overheid gestimuleerd zodat kosten kunnen gespreid worden door schaalvoordelen en de knowhow op heel wat gebieden vergroot. Deze masterproef onderzoekt de mate van samenwerking tussen de Vlaamse steden op het domein van Facility Management, een secundaire activiteit die nog in zijn kinderschoenen staat en die de laatste tijd meer en meer zijn intrede maakt in de publieke sector. Ook de drijfveren/redenen waarom al dan niet wordt samengewerkt zijn belangrijk en worden in dit onderzoek blootgelegd. Indien er niet samengewerkt wordt, is een bestuur dan bereid dit in de toekomst te doen? Wat zijn de redenen daarvoor? Indien er samenwerking is, ziet een bestuur dan knelpunten die de samenwerking belemmeren? Welke organisatievormen worden gebruikt indien er samenwerking is? Op al deze vragen wordt een antwoord geformuleerd binnen dit onderzoek.
CPAS. --- City. --- Collaboration. --- Facility Management. --- Local governments. --- Lokale besturen. --- OCMW. --- S190-bedrijfsbeleid. --- Samenwerking. --- Stad.
Choose an application
Voedselallergieën zijn een groter wordend probleem in de wereld. Het treft twee tot drie procent van de wereldbevolking. Daarom is er nood aan kennis van allergenenoverdracht in de voedingsindustrie. ALLMOD (Allergeen modellering) is een Flanders' Food project waarin de allergeenrisico's in kaart gebracht worden in functie van proces-, product- en installatie-eigenschappen tijdens verdringing en na reiniging. In deze thesis wordt de kruiscontaminatie via productverdringing in gesloten processen voor emulsies en suspensies bestudeerd alsook adhesie van allergenen aan contactmaterialen.De productverdringing werd bestudeerd met behulp van het indicatorallergeen lysozyme. Eerst werd een batch allergeenbevattende emulsie/suspensie door de installatie gestuurd. Dit werd verdrongen door een batch allergeenvrij product. Kruiscontaminatie werd vergeleken tussen emulsie en suspensie met een gelijke viscositeit, emulsie met hoge en lage viscositeit en ook de complexiteit van de installatie werd gevarieerd.De concentratie lysozyme is het hoogst na 4 minuten verdringen bij hoogviskeuze emulsie (15,5 %), dan suspensie (7,3 %) en tenslotte bij laagviskeuze emulsie (1,5 %).Meer onderzoek is nodig om te kijken wanneer het product geen allergische reactie meer kan uitlokken, want dit is na 4 minuten nog steeds het geval. Ook om de invloed van de complexiteit van de installatie te bepalen moet nog verder onderzoek uitgevoerd worden.De adhesie van respectievelijk RVS, teflon, neopreen en HDPE met lysozyme en gliadine in emulsies en suspensies werd getest. Hieruit blijkt dat de adhesie het kleinst is bij HDPE en RVS en het grootst is bij teflon en neopreen.
Adhesie. --- Emulsie. --- Gluten. --- H350-linguïstiek. --- Indicatorallergenen. --- Kruiscontaminatie. --- Lysozyme. --- Productverdringing. --- S190-bedrijfsbeleid. --- S191-marktstudie. --- Suspensie. --- T430-levensmiddelentechnologie. --- Viscositeit.
Choose an application
Doelstellingen: Deze scriptie heeft als doelstelling om te onderzoeken wat de attitudes zijn van werknemers in Barco met betrekking tot het gebruik van interne sociale media en hoe zij tegenover deze nieuwe vorm van interne communicatie staan. Daarnaast wordt getracht te achterhalen wat werknemers als mogelijke voordelen en nadelen beschouwen van interne sociale media. Tenslotte geeft deze scriptie ook een overzicht van sociale media functionaliteiten die werknemers nuttig vinden voor Barco of voor hun job en de noden die ze hebben op dat vlak. Middelen of methode: Voor deze scriptie werden 15 interviews afgenomen met werknemers in Barco. De vragenlijst werd opgesteld aan de hand van het Technology Acceptance Model, waarbij er gepeild werd naar de twee determinanten 'Perceived Usefulness' en 'Perceived Ease of Use' om de attitudes van werknemers tegenover interne sociale media te beoordelen. Daarnaast werd ook gebruik gemaakt van twee variabelen van TAM 3, namelijk 'Subjective Norm' en 'Computer Self-efficacy'. De interviews werden kwalitatief geanalyseerd in Nvivo 10. In dit programma werden de transcripties gecodeerd volgens thema's, codes en subcodes.Aangezien het in deze scriptie over bedrijfsinterne informatie gaat, bevat deze scriptie vertrouwelijk materiaal. Deze data dient dus met discretie behandeld te worden en vertrouwelijke gegevens mogen onder geen enkele voorwaarde voor verdere publicatie gebruikt worden zonder toestemming van de auteur. Resultaten: Uit de interviews blijkt dat Barco werknemers over het algemeen positief staan tegenover het gebruik van sociale media tools voor de interne communicatie in Barco. Ze zien vooral een toegevoegde waarde op het vlak van transparantie, collaboratie, bedrijfscultuur, informatieverspreiding, toegang tot expertise, kenniscreatie en innovatie. Mogelijke nadelen hebben vooral betrekking op veiligheid, confidentialiteit, mentaliteit, overvloed aan informatie en technische beperkingen zoals Linuxintegratie. Respondenten beschouwen sociale media als snelle en gebruiksvriendelijke communicatietools, die doorgaans over goede zoekfunctionaliteiten beschikken, maar benadrukken echter wel de nood aan een goede datastructuur en richtlijnen met betrekking tot het gebruik van deze tools. De kenmerken van sociale media die respondenten nuttig vinden voor Barco of hun job zijn vooral: locatie en status updates, persoonlijke profielen, diepgaande zoekfunctionaliteiten, groepen, blogs, chatfuncties, mobiele applicaties, het gezamenlijk bewerken van documenten in real time, kalendersynchronisatie en consolidatie. Hoewel de ervaring van respondenten met Yammer niet altijd positief was door een gebrek aan participatie en bezorgdheid over veiligheid, confidentialiteit en inhoud, staan de meeste respondenten wel redelijk positief tegenover het gebruik van SharePoint 2013.
Attitudes. --- Barco. --- Interne communicatie. --- Kwalitatief onderzoek. --- S189-organisatiewetenschappen. --- S190-bedrijfsbeleid. --- S191-marktstudie. --- S196-sociale-economie. --- Semi-gestructureerde interviews. --- SharePoint 2013. --- Sociale media functionaliteiten. --- Sociale media. --- Studie in de meertalige communicatie. --- T120-computertechnologie. --- Technology Acceptance Model. --- Yammer.
Listing 1 - 5 of 5 |
Sort by
|