Listing 1 - 10 of 14 | << page >> |
Sort by
|
Choose an application
Het gebruik van diepvriesdeeg wordt steeds populairder omwille van verlaagde productiekosten en de verlengde bewaring. Daartegenover staan een verminderde gasproductie en langere rijstijden, veroorzaakt door verlies aan gistactiviteit en verzwakking van het deeg. In deze masterproef werden mogelijkheden gezocht om kwaliteitsverlies te beperken, waarbij het onderzoek gebeurde op het niveau van deeg. Er werd nagegaan wat de invloed was van vijf additieven, meer bepaald ascorbinezuur, glucose oxidase, lipase, diacetylwijnsteenzuurester en xylanase op de reologische eigenschappen van deeg dat maximaal vier weken een diepvriesbewaring onderging. Om de reologische eigenschappen van diepvriesdeeg te onderzoeken, werden eerst twee methoden geoptimaliseerd, nl. uniaxiale (texture analyser) en biaxale (alveograaf) uitrekbaarheid. Hierbij werd geopteerd om de deegstalen in te vriezen in de vorm die nodig was voor evaluatie, om zo het deeg na ontdooien zo min mogelijk te manipuleren. Uit het onderzoek kwam naar voor dat weinig effect optrad door invriezen en ingevroren bewaring, op de parameters van de gebruikte methoden. Van de onderzochte additieven bleken ascorbinezuur en glucose oxidase het beste in staat om de kwaliteit van diepvriesdeeg te behouden. Ten slotte kwam de methode van de uniaxiale uitrekbaarheid naar voor als de meest geschikte methode om diepvriesdeeg te onderzoeken.
Choose an application
De MiSeq van Illumina is één van de next-generation sequencing platformen die momenteelop de markt zijn. Het toestel werd aangekocht door het labo bindweefsels van het Centrumvan Medische Genetica te Gent in functie van het FORD-project. Het is gebaseerd opfragmentatie en tagmentatie door transposons, sequencing by synthesis en bridge PCR.Eerst werd er nagegaan of de MiSeq voldoende capaciteit heeft om al de nodige analyses tekunnen uitvoeren. Dit bleek geen enkel probleem te zijn. Bovendien werden een aantalparameters van de MiSeq verder onderzocht. Zo werd berekend of het aantal basen, die deMiSeq beweerd te hebben gesequeneerd, wel overeenstemt met de werkelijkheid. Het bleekdat de MiSeq hierin vrij optimistisch is. Vervolgens werd de optimale hoeveelheid input DNAbepaald. Volgens het protocol is dit 1,0 ng, maar met een hoeveelheid tussen 0,6ng en 0,8ngwerd een hoger rendement gehaald. Daarnaast werden verschillende methoden voor hetequimolair maken van de pools, vergeleken. Zeer onverwacht bleek het equimolair maken pergen en dus niet per volledige ID met verschillende genen, te zorgen voor een grotere variatieaan rendement. De lengte van een amplicon bleek daarentegen geen invloed op hetrendement te hebben. Het meest opvallende was de invloed van de index ter identificatie vaneen pool op het rendement. Er werd één index gevonden die zeer ondermaats bleek te werken.Daarnaast komt ook het Ehlers-Danlos syndroom van het hypermobiele type (EDS-HT) aanbod. Er wordt vermoed dat een defect bij de genen decorin en biglycan aanleiding kan geventot EDS-HT.Bij de screening van 24 patiënten werd één ongekende variant in het 3' UTR gevonden. Ditzou mogelijk een mutatie zijn die kan leiden tot EDS-HT. Maar om dit met zekerheid tekunnen zeggen zijn verdere analyses op de familie van de patiënt nodig.
Ehlers-danlos syndroom. --- H490-spaanse-taal-en-letterkunde. --- Illumina. --- MiSeq. --- NGS. --- Next-generation sequecing. --- T490-biotechnologie.
Choose an application
De grutto (Limosa limosa) kent de laatste decennia een sterke achteruitgang in de meeste landen waar die voorkomt. Het gebrek aan beschikbaar voedsel voor adulte grutto's wordt wel eens als een van de oorzaken weergegeven, waardoor bemesting in weidevogelgebied aanbevolen wordt. Dit zou het aantal regenwormen (het voornaamste stapelvoedsel van de grutto) verhogen. Onderzoek heeft echter uitgewezen dat bemesting nadelig is voor de voedselbeschikbaarheid voor gruttokuikens. Aangezien de kuikenoverleving in veel weidevogelgebieden te laag ligt om de populatie in stand te houden, is het van belang te weten of voedselbeschikbaarheid voor adulte grutto's inderdaad limiterend is voor de populatie. In dit onderzoek werden 10 locaties in weidevogelgebied uitgekozen waar grutto's actief foerageren en bemonsterd op de aanwezige bodemfauna. Hierbij werden voornamelijk regenwormen en emelten gevonden, het stapelvoedsel van volwassen grutto's. De fluctuatie van de biomassa regenwormen naargelang het seizoen vorderde was enorm, zonder een duidelijke trend of link. Vermoedelijk te wijten aan klimatologische factoren als neerslag en temperatuur. Percelen kunnen hierdoor als geschiktheid voor voedselaanbod variëren over het seizoen. Verrassend genoeg kwamen de meeste grutto's voor op percelen met relatief weinig bodemfauna terwijl er percelen met meer bodemfauna in de nabijheid gelegen waren. Dit kan erop wijzen dat de voedselbeschikbaarheid voor adulte grutto's geen limiterende factor is. Daarnaast kan hierdoor gesuggereerd worden dat grutto's hun vestigingslocatie niet kiezen waar hun eigen habitat ideaal is (veel voedsel), maar daar waar het kuikenhabitat optimaal is. Op zeer natte stukken werd zo goed als geen bodemfauna gevonden. Foeragerende grutto's langs oevers zoeken daar vermoedelijk plantaardig voedsel.
Dierenecologie. --- Grutto. --- H350-linguïstiek. --- H380-vergelijkende-linguïstiek. --- H490-spaanse-taal-en-letterkunde. --- Regenwormen. --- Voedselbeschikbaarheid. --- Weidevogelgebied.
Choose an application
In het eerste deel van de masterproef werd nagegaan hoeveel zout een commercieel stokbrood bevat. Hiervoor werden 15 willekeurig aangekochte stokbroden onderzocht. Deze gehaltes vormden de basis voor de latere stapsgewijze zoutreductie in stokbroden.Vervolgens werd een methode ontwikkeld om op kleine schaal degen te kneden met dezelfde reologische eigenschappen als degen gekneed in een mahot-kneder. De kleinschalige kneders die gebruikt werden waren de farinograaf en de pinkneder. Om de rol van de bloemsoort op de reologische eigenschappen te onderzoeken, werd gebruik gemaakt van bloem met hoog eiwitgehalte (EpiB-bloem) en bloem met een lager eiwitgehalte (Eurobloem). Het was mogelijk om degen zonder zout te kneden in de farinograaf die dezelfde reologische eigenschappen bezaten als degen gekneed in de mahot-kneder ongeacht de gebruikte bloemsoort. In de pinkneder hadden degen zonder zout enkel dezelfde reologische eigenschappen bij het gebruik van Eurobloem. De reologische eigenschappen weken sterk af wanneer zout werd toegevoegd. Het aanpassen van de kneedtijd na zouttoevoeging kon niet zorgen voor degen met dezelfde reologische eigenschappen.Een zoutverlaging zorgde voor een daling in de weerstand tegen uitrekken en de uitrekbaarheid van een deeg. Er werd geen effect op de rijsactiviteit waargenomen bij een dalende zoutconcentratie. Stokbroden zonder zout zijn langer en minder hoog in vergelijking met een stokbrood dat 2% zout bevat. Wanneer geen zout werd toegevoegd aan een stokbrood, kleurde de korst minder bruin en was de structuur van de kruim compacter. Het volume van de stokbroden en de hardheid van de kruim bleven nagenoeg ongewijzigd.
Farinograaf. --- H490-spaanse-taal-en-letterkunde. --- Mahot-kneder. --- Pinkneder. --- Reologische eigenschappen. --- Rijsactiviteit. --- Stokbrood. --- T430-levensmiddelentechnologie. --- Texture analyzer. --- Zoutreductie.
Choose an application
Snelle en accurate identificatie van micro-organismen is in vele toepassingsdomeinen een vereiste. De conventionele methoden kunnen hier niet steeds aan voldoen en zijn vaak tijdrovend, arbeidsintensief of vereisen ervaren microbiologen. Een alternatief voor deze conventionele methoden is matrix-assisted laser desorption/ionization-time-of-flight mass spectrometry (MALDI-TOF MS). Hoewel deze techniek nog maar recent werd geïntroduceerd op microbiologisch werkterrein, is ze in enkele jaren uitgegroeid tot een snelle, nauwkeurige en rendabele methode. In deze studie wordt geëvalueerd of deze techniek ook geschikt is voor het analyseren van complexe microbiële gemeenschappen. Hiervoor werden mengsels van bacteriële reinculturen met MALDI-TOF MS geanalyseerd die tot 21 verschillende species bevatten. De aandachtspunten waren: het effect van stijgende microbiële complexiteit van een mengsel op de kwaliteit en bruikbaarheid van de massaspectra, de mogelijkheid om verschillende mengsels van elkaar te onderscheiden en de gevoeligheid van de techniek. Daarnaast kon door celoplossingen van reinculturen met verschillende celdensiteiten te analyseren, ook de detectielimiet van de techniek nagegaan worden. Naarmate het aantal species in een mengsel verhoogd, zal de complexiteit van het massaspectrum toenemen. Bij stijging van de complexiteit zal het MALDI-TOF MS profiel nauwelijks aan kwaliteit moeten inboeten. Hierdoor blijft het potentieel bestaan om alle mengsels van elkaar te onderscheiden, hoewel dit niet steeds mogelijk was met de software die in deze studie ter beschikking was. De gevoeligheid van MALDI-TOF MS hangt af van de gebruikte stam. Maar met een minimum van 106 cellen is het meestal mogelijk om een kwaliteitsvol profiel te genereren. Deze resultaten geven een eerste indicatie van de toekomstmogelijkheden die MALDI-TOF MS kan bieden als snelle en betrouwbare techniek voor de analyse van complexe microbiële gemeenschappen.
H363-sociolinguïstiek. --- H490-spaanse-taal-en-letterkunde. --- Identificatie. --- MALDI-TOF MS. --- Mengsels van reinculturen. --- SHIME-reactor. --- T490-biotechnologie.
Choose an application
Doelstellingen: Een onderzoek naar drie Spaanse woordenboeken gespecialiseerd in collocaties. Twee woordenboeken zijn uitsluitend beschikbaar in papieren versie (Redes. Diccionario combinatorio del español contemporáneo en Diccionario combinatorio práctico del español contemporáneo), het derde is een onlinewoordenboek (DiCE, diccionario español de colocaciones). Er wordt bestudeerd welke de voor- en nadelen van de papieren woordenboeken zijn en welke voor- en nadelen het onlinewoordenboek heeft. Ook het verschil tussen de twee verschillende papieren woordenboeken wordt geanalyseerd. De doelstelling is te weten te komen welk woordenboek het gebruikvriendelijkst is. Middelen of methode: De drie woordenboeken worden met elkaar vergeleken op basis van de macro- en microstructuur door middel van een gevalstudie: het lemma 'susto'. Resultaten: "Diccionario combinatorio práctico del español contemporáneo" is het gebruikvriendelijkste woordenboek voor de basisgebruiker, zowel voor native speakers als voor vreemdetaalleerders. "Redes. Diccionario combinatorio del español contemporáneo" is technischer en handiger voor linguïsten. Het onlinewoordenboek "DiCE, diccionario español de colocaciones" is op dit moment nog heel beperkt in vergelijking met de papieren woordenboeken qua lemmata, maar qua mogelijkheden heeft het veel potentieel.
Choose an application
'Extraversie' was significant positief gecorreleerd met de AWI-categorieën 'bevloering', 'deskundigheid van de veehouder' en de totale AWI-score. Het persoonlijkheidskenmerk 'emotioneel stabiel' was significant negatief gecorreleerd aan de A WI-categorie 'groepering' en 'kreupelheid'. De attitudefactor 'empathie' was significant gecorreleerd met de AWI-categorie 'bevloering'. Er werden geen correlaties teruggevonden tussen het QBA en de AWI-categorieën of de totale en relatieve score van het AWI. Wel werden verbanden gevonden tussen de AWI-categorie 'bevloering' en 'deskundigheid van de veehouder'Deze bovenstaande bevindingen suggereren dat de persoonlijkheid en de attitude van de veehouder invloed heeft op het dierenwelzijn. In deze masterproef werd op zeventien Vlaamse vleesveebedrijven onderzocht in hoeverre de persoonlijkheid en de attitude van de veehouder invloed hebben op het welzijn van zijn dieren. De persoonlijkheid en de attitude van de veehouder werden gescoord aan de hand van twee vragenlijsten. De vragenlijst de gebruikt werd om de persoonlijkheid van de veehouder in kaart te brengen was een vertaling van een reeks vragen opgesteld door het internationaal persoonlijkheids Item Pool (http://ipip.org/iPIP). De vragenlijst die gebruikt werd om de attitude van de veehouder te scoren was afkomstig uit de eindscriptie van Desaever (2012). Het welzijn van hun vleesvee werd gemeten aan de hand van het Qualitative Behaviour Assessment (QBA), een onderdeel van het Welfare Quality® Assessment Protocol (Welfare Quality®, 2009) en via de Animal Welfare Index (AWI), opgesteld door Mazurek et al. (2010). Er werd een significante correlaties gevonden tussen de persoonlijkheid en de attitude van de Vlaamse vleesveehouder. Zo zullen vleesveehouders die hoog scoren voor het persoonlijkheidskenmerk 'vriendelijkheid' gemiddeld genomen hoog scoren voor de attitudefactor 'geduld' en laag scoren voor de attitudefactor 'negatieve overtuiging'. Daarnaast werden meerdere significante correlaties teruggevonden tussen de persoonlijkheid van de veehouder en het welzijn van de dieren. De persoonlijkheidskenmerk 'vriendelijkheid' was gecorreleerd met de AWI-parameter 'ruimte' en de AWI-categorie 'bevloering'. Het persoonlijkheidskenmerk 'intellect' was gelinkt aan de QBA-emotie 'irritatie' en de AWI-parameter 'ruimte'. Het persoonlijkheidskenmerk 'zorgvuldigheid' was significant positief gecorreleerd met de AWI-categorie 'omgeving' en de QBA-emotie 'ontspannenheid'.
Algemene pathologie. --- Animal Welfare Index. --- Attitude. --- Dierenwelzijn. --- Dierlijke ethologie. --- H365-vertaalwetenschappen. --- H490-spaanse-taal-en-letterkunde. --- H700-audiovisuele-kunst-film. --- Mens-dierrelatie. --- Persoonlijkheid. --- Qualitative Behavior Assessment. --- Vleesvee.
Choose an application
Doelstellingen: In dit onderzoek gaan we na hoe de medische termen in een ziekenhuisserie worden vertaald in de Spaanse en Nederlandse ondertitels. De doelstelling van dit onderzoek is tweeledig. Enerzijds onderzoeken we het informatieve aspect: we gaan na of Spaanstalige en Nederlandstalige kijkers dezelfde medische informatie krijgen als de Engelstalige kijkers. Anderzijds onderzoeken we het communicatieve aspect: we gaan na of de informatie voor de Spaanstalige en Nederlandstalige kijkers toegankelijker wordt gemaakt of niet. Middelen of methode: We baseerden ons op één aflevering van de medische ziekenhuisserie Grey's Anatomy, waarvan we de Engelse, Nederlandse en Spaanse ondertitels hebben getranscribeerd. Alle medische termen werden vervolgens onderverdeeld in categorieën, waarvan we één uitkozen om verder uit te werken. We bepaalden de gebruikte vertaalstrategieën en het register, en op basis daarvan konden we conclusies trekken over de informatieoverdracht en de toegankelijkheid. Resultaten: Uit het onderzoek blijkt dat zowel de Spaanse als de Nederlandse ondertitelaar evenveel informatie tracht door te geven. In de Nederlandse ondertiteling wordt meer geopteerd voor vulgariserende termen, hetgeen de informatie toegankelijker maakt.
Choose an application
Doelstellingen: In dit onderzoek wordt een gedetailleerd woordenboekartikel ontwikkeld voor het Spaanse intransitieve werkwoord 'morir/morirse', bestemd voor een vertalend woordenboek Spaans-Nederlands. Het woordenboekartikel is gericht tot Nederlandstaligen die bij het vertalen van Spaanse pronominale constructies met intransitieve werkwoorden meer informatie nodig hebben dan wat de bestaande vertaalwoordenboeken bieden. Zo wordt niet altijd duidelijk gemaakt wat het onderscheid tussen de pronominale ('morirse') en de niet-pronominale vorm ('morir') juist is, en evenmin hoe dat tot uiting komt in de vertaling. Met dit woordenboekartikel wenst deze studie die leemte op te vullen en bij te dragen aan een beter begrip van een voor Nederlandstaligen erg moeilijk element van de Spaanse taal. Middelen of methode: Daartoe wordt met behulp van een literatuurstudie een grondige analyse gemaakt van de verschillen tussen 'morir' en 'morirse', en van de gevolgen daarvan voor de betekenis. Vervolgens wordt nagegaan of die verschillen ook tot uiting komen in de vertaling door middel van een tweetalig corpus van 390 zinnen, verzameld uit acht Spaanse romans. Nadien volgt een lexicografische literatuurstudie en een analyse van bestaande woordenboekartikels van 'morir/morirse' om te onderzoeken hoe de resultaten van het corpusonderzoek in een woordenboekartikel gebruikt kunnen worden. Resultaten: Alle verzamelde informatie wordt ten slotte samengebracht in een tweetalig woordenboekartikel (ES-NL), waarbij voor 'morir' en 'morirse' elk een apart lemma opgesteld wordt.
Corpusonderzoek. --- H352-grammatica. --- H352-semantiek. --- H490-spaanse-taal-en-letterkunde. --- Lexicografie. --- Morir. --- Morirse. --- Pronominale Spaanse werkwoorden. --- Pronominalisatie. --- Vertaalkundige studie – Vertaling met terminografisch onderzoek. --- Vertalingen Spaans-Nederlands.
Choose an application
Doelstellingen: In dit onderzoek worden enerzijds de drie aspecten van het werkwoord 'caer(se)' geanalyseerd, namelijk het inchoatief, duratief en terminatief aspect, aan de hand van de complementen in de zin. Er wordt nagegaan welke complementen bij 'caer' of bij' caerse' voorkomen. Anderzijds worden gedetailleerde woordenboeklemmata ontwikkeld voor het Spaanse werkwoord 'caer' en de pronominale vorm 'caerse', beide voor een vertalend woordenboek Spaans – Nederlands. De lemmata richten zich tot Nederlandstalige studenten die Spaanse teksten willen schrijven en begrijpen. In algemene woordenboeken wordt er vaak niet ingegaan op de semantische verschillen tussen de pronominale en niet-pronominale vorm van het werkwoord 'caer'. Met behulp van een gedetailleerde beschrijving van de semantiek en de syntactische combinaties met complementen in de zin, wil deze studie de Nederlandstalige studenten helpen en bijdragen aan verder onderzoek over dit thema. Middelen of methode: Aan de hand van een tweetalig corpus ES-NL worden enerzijds de zinnen uit het corpus geanalyseerd en geïnventariseerd, anderzijds worden ook de lemmata samengesteld. Het corpus telt 332 zinnen, waarvan 50 zinnen met 'caerse' en 282 met 'caer'. Er is een onderscheid tussen de zinnen met figuurlijk en letterlijk gebruik van het werkwoord. Zodra de syntactische en semantische elementen uit het corpus bestudeerd zijn, kunnen de resultaten vergeleken worden met bestaande woordenboeklemmata van 'caer' en 'caerse', en kunnen de twee lemmata worden samengesteld. Resultaten: Uit de analyse blijkt geen verschil in de uiting van de drie aspecten bij het pronominale en niet-pronominale werkwoord 'caer' aan de hand van de complementen. De semantische en syntactische informatie uit het corpus wordt uiteindelijk verzameld in twee woordenboekartikels ('caer' en 'caerse') waarin de mogelijke combinaties met complementen in de zin worden voorgesteld.
Listing 1 - 10 of 14 | << page >> |
Sort by
|