Listing 1 - 3 of 3 |
Sort by
|
Choose an application
Doelstellingen: Tweetaligheid brengt zowel voor- als nadelen met zich mee binnen de verschillende taalcompetenties. Jiménez et al. (1996) stelden vast dat tweetaligen Engels/Spaans (schooltaal Engels, thuistaal Spaans) toegang hebben tot meerdere leesstrategieën als ze lezen in hun schooltaal. In deze masterproef werd de competentie begrijpend lezen in de schooltaal onderzocht bij tweetaligen Nederlands/Frans (schooltaal Nederlands, thuistaal Frans) om vast te stellen of zij deze extra strategieën ook bezitten en hierdoor een even goed resultaat behalen als de ééntaligen Nederlands. Ook de tijd werd bestudeerd. Eerder onderzoek toonde immers aan dat tweetaligen trager lezen dan ééntaligen. Middelen of methode: Zestig subjecten, waarvan dertig tweetaligen (de experimentele groep) en dertig ééntaligen (de controlegroep), werden onderworpen aan dezelfde leestest in de schooltaal, d.i. het Nederlands. De test werd persoonlijk en schriftelijk afgenomen. Bij het opstellen van de leestest werd het gemiddelde leesniveau van de doelgroep (studenten hoger onderwijs) als vertrekpunt genomen. Het leesniveau was vastgesteld volgens de niveaus van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor talen. De teksten werden dus ook in functie van die niveaus geselecteerd. Twee prétesten werden afgenomen om te controleren of het niveau van de leestest geschikt was en om wijzigingen aan te brengen waar nodig. Resultaten: Na een statistische analyse van de gegevens stelden we vast dat de tweetaligen Nederlands/Frans tijdens de leestest een beroep deden op twee van de drie extra leesstrategieën die de tweetaligen Engels/Spaans bezitten. Zo vertaalden ze meer en zochten ze vaker een cognaat dan de ééntaligen. Enkel de strategie 'transferring', waarbij gedachten worden omgezet van de ene naar de andere taal, leverde geen significant verschil op. De tweetaligen scoorden even goed als de ééntaligen en hadden ook meer tijd nodig. De resultaten bevestigen grotendeels de hypothese.
Begrijpend lezen. --- Cognaten. --- Frans. --- H360-vreemde-talenonderwijs. --- H362-psycholinguïstiek. --- Leesstrategieën. --- Nederlands. --- Schooltaal. --- Studie in de (vreemde)taalverwerving. --- Thuistaal. --- Tweetaligheid. --- Vertalen.
Choose an application
Doelstellingen: Deze scriptie wil onderzoeken in welke mate npaparps - niet-geanimeerde subjecten gevolgd door predikaten die een geanimeerd agens vereisen - een effect hebben op het cognitief leesproces van bachelor- en masterstudenten die Engels als vreemde taal studeren. In het Engels is het gebruik van npaparps immers meer aanvaard en idiomatischer dan in het Nederlands. Er wordt ook onderzocht of context een gunstig effect heeft op het verwerkingsproces en of de masterstudenten het zichtbaar minder moeilijk hebben om de npaparps te verwerken. Middelen of methode: Voor deze scriptie werden de gegevens geanalyseerd van 33 bachelorstudenten en 38 masterstudenten die deelnamen aan een leesexperiment. Ze werden gevraagd om alinea's en zinnen te lezen die paparps en npaparps bevatten. Tijdens het lezen werden hun oogbewegingen geregistreerd met de EyeLink 1000, een eye-tracking systeem dat ter beschikking werd gesteld door de Faculteit Psychologie te Gent. De zinnen werden verdeeld in drie zones: het substantief, het werkwoord en de eindzone. Voor elke van deze drie zones werden de volgende variablelen onderzocht: de duur van de eerste fixatie, de totale duur van de fixaties, regressies in en uit de area of interest, go past times, het aantal keer dat een woord werd overgeslagen en de grootte van de pupillen. Resultaten: Uit de resultaten van het leesexperiment konden enkele sluitende conclusies getrokken worden omtrent de paparp/npaparp variabele: over het algemeen werden woorden in een npaparp-structuur trager gelezen dan in een paparp-structuur. Ook het effect van context komt soms duidelijk naar boven: woorden worden over het algemeen sneller gelezen in alinea's dan in zinnen. Het verschil tussen masterstudenten en bachelorstudenten komt echter niet altijd duidelijk naar voren en sommige resultaten zijn niet significant genoeg om conclusies uit te trekken.
Cognitie. --- Experiment. --- Eye-tracking. --- Figuurlijk taalgebruik. --- H352-grammatica. --- H362-psycholinguïstiek. --- H365-vertaalwetenschappen. --- Leesproces. --- Niet-menselijke agens. --- Npaparp. --- Psycholinguïstiek. --- Vertaalkundige studie – Onderzoek van vertalingen – schriftelijke taal. --- Vertaalproces.
Choose an application
Doelstellingen: Deze masterproef heeft tot doel de validiteit van de Cognitieve Hypothese te testen en de resultaten uit De Sutter (2005) en (2007) te interpreteren. Meer specifiek werd getest of taalgebruikers daadwerkelijk de groene volgorde vaker gebruiken in situaties waar de cognitieve verwerkingskost hoger ligt en of ze vooral voor de rode volgorde kiezen wanneer de cognitieve inspanningen lager zijn. Daarnaast werd er ook gepeild naar de attitude van de deelnemers ten aanzien van de woordvolgordevariatie in de werkwoordelijke eindgroep in Nederlandse bijzinnen. Middelen of methode: Om de Cognitieve hypothese te testen, hebben we een experiment uitgevoerd waar de studenten Master tolken en de studenten Postgraduaat Conferentietolken van de Hogeschool Gent aan deelnamen. De deelnemers werd gevraagd twee opdrachten uit te voeren: een mondelinge vertaaloefening (hoge cognitieve verwerkingskost – experimentele conditie) en een ééntalige schriftelijke opdracht (lage cognitieve last – controleconditie). Voor en tijdens de test werd er niet gecommuniceerd over het doel van het experiment om te vermijden dat de deelnemers in een bepaalde richting beïnvloed zouden worden. Resultaten: Uit een eerste monovariate analyse konden we de Cognitieve Hypothese niet bevestigen, de keuze tussen een groene of rode volgorde op basis van opdracht bleek niet significant. Wat we uit deze eerste analyse echter wel konden vaststellen is dat vijf van de tien taalinterne variabelen die De Sutter (2007) naar voren schoof een significante invloed bleken te hebben op de keuze voor één van de twee woordvolgordes. In een tweede fase hebben we een multivariate analyse gedaan, daarbij bleek dat morfologische structuur van het werkwoord de grootste invloed had op de keuze tussen groene of rode woordvolgorde. Het was ook hier echter niet mogelijk om de Cognitieve Hypothese te bevestigen, de analyse op basis van cognitieve verwerkingskost bleek opnieuw niet significant.
Cognitieve verwerking. --- Experiment. --- Groene. --- H352-grammatica. --- H362-psycholinguïstiek. --- H540-nederlandse-taal-en-letterkunde. --- Rode. --- Syntactische variatie. --- Tolken. --- Tolkstudie. --- Werkwoordelijke eindgroep. --- Woordvolgorde.
Listing 1 - 3 of 3 |
Sort by
|