Listing 1 - 10 of 16 | << page >> |
Sort by
|
Choose an application
Logic --- Hegel, Georg W.F. --- Idea (Philosophy) --- Logic, Modern --- Idée (Philosophie) --- Logique moderne --- History --- Histoire --- Hegel, Georg Wilhelm Friedrich, --- 1 HEGEL, GEORG WILHELM FRIEDRICH --- #GROL:SEMI-1-05'18' Hege --- -Idea (Philosophy) --- -Ideas, Theory of --- Ideas (Philosophy) --- Theory of ideas --- Knowledge, Theory of --- Philosophy --- Memetics --- Modern logic --- Filosofie. Psychologie--HEGEL, GEORG WILHELM FRIEDRICH --- -Hegel, Georg Wilhelm Friedrich --- -Filosofie. Psychologie--HEGEL, GEORG WILHELM FRIEDRICH --- 1 HEGEL, GEORG WILHELM FRIEDRICH Filosofie. Psychologie--HEGEL, GEORG WILHELM FRIEDRICH --- Hegel, Giorgio Guglielmo Frederico --- -Modern logic --- Ideas, Theory of --- Idée (Philosophie) --- Hegel, Georg Wilhelm Friedrich --- Logic [Modern ] --- 19th century --- Logic, Modern - 19th century --- Idea (Philosophy) - History - 19th century --- Hegel, Georg Wilhelm Friedrich, - 1770-1831 - Wissenschaft der Logik
Choose an application
Choose an application
Aesthetics, Modern --- Art --- Philosophy --- Hegel, Georg Wilhelm Friedrich --- Influence
Choose an application
Hegel, Georg W.F. --- Hegel, Georg Wilhelm Friedrich, --- Dictionaries --- 1 HEGEL, GEORG WILHELM FRIEDRICH --- Academic collection --- Filosofie. Psychologie--HEGEL, GEORG WILHELM FRIEDRICH --- Philosophy --- Philosophie --- German. --- 1 HEGEL, GEORG WILHELM FRIEDRICH Filosofie. Psychologie--HEGEL, GEORG WILHELM FRIEDRICH --- German --- Hegel, Giorgio Guglielmo Frederico --- Hegel, Georg Wilhelm Friedrich --- Dictionaries. --- Hēgeru, --- Hei-ko-erh, --- Gegelʹ, Georg, --- Hījil, --- Khegel, --- Hegel, G. W. F. --- Hegel, --- Hei Ge Er, --- Chenkel, --- Hīghil, --- הגל, --- הגל, גאורג וילהלם פרידריך, --- הגל, גיאורג וילהלם פרידריך, --- הגל, ג.ו.פ, --- היגל, גורג ווילהלם פרדריך, --- היגל, גיורג וילהלם פרידריך, --- 黑格尔, --- Hegel, Guillermo Federico, --- Hegel, Jorge Guillermo Federico, --- Heyel, Georg Wilhelm Friedrich, --- Higil, Gʼūrg Vīlhim Frīdrīsh, --- هگل, --- هگل، گئورگ ويلهم فريدريش, --- Heidegger, Martin (1889-1976) --- Existentialisme --- Influence --- France --- 20e siècle
Choose an application
Choose an application
Choose an application
In his Begriffslogik, the third and final part of the Wissenschaft der Logik, Hegel aims to elaborate the freedom of reason as such or, as he calls it, 'the Concept' [der Begriff]. Hegel announces that he will enter a domain of philosophical inquiry into which very few of his philosophical predecessors have ever ventured. Nevertheless, after introducing the Concept, Hegel praises Kant for gaining insight into the Concept by virtue of the central concept of his Kritik der reinen Vernunft (KRV): the synthetic unity of apperception. What starts out as a praise, however, evolves into a critical and multifaceted dialogue with Kant's philosophy. Although Hegel's discussion of Kant at the start of the Begriffslogik is often overlooked in the secondary literature, it is worth our attention because it sheds light on how Hegel both critiques and appropriates Kant's thought. By returning to Kant's KRV as well as his Grundlegung zur Metaphysik der Sitten (Grundlegung), I advance a twofold claim concerning Hegel's discussion of Kant. First, I argue that Hegel offers a subversive reading of Kant's KRV because he explicitly differentiates his Begriffslogik from the project of Kant's transcendental philosophy at the same time that he sets forth his Begriffslogik as the fulfillment of an nascent but undeveloped promise within Kant's work. Hegel uses Kant's transcendental perspective as a foil to elucidate the originality of his own philosophical inquiry into the Concept, alleging that Kant unwittingly passed up the opportunity to pursue such a novel line of inquiry. At the same time, however, Hegel also identifies the Concept with Kant's notion of the synthetic unity of apperception. Hegel identifies a tension between two strands of thinking in Kant's KRV: on the one hand, Kant posits an opposition between the content of sensible intuition and the form of the understanding; on the other hand, in the Transcendental Deduction, the distinction between the two collapses in the synthe...
Choose an application
God en religie zijn filosofisch onbespreekbare onderwerpen geworden aan het begin van de negentiende eeuw. Het opzet van de rationele theologie raakte in verval door interne contradicties en door Kants kritiek. Het is Hegels doel om religie en God uit deze benarde situatie te redden en het spreken over beide opnieuw mogelijk te maken in een filosofie van de religie. Deze thesis argumenteert dat het dankzij Hegels godsbegrip is dat religie en God opnieuw bespreekbare onderwerpen worden van de filosofie. Hegels filosofie van de religie situeert zich aan het einde van zijn systematische filosofie van de geest, religie vormt de bekroning van het systeem. Het centrale gegeven dat religie opnieuw bespreekbaar moet maken voor de filosofie is dat God geest is; als God geest is, is God bespreekbaar op filosofische wijze. Deze thesis benadrukt Hegels filosofie van de religie geen theologie is, de waarheid de christelijke religie, of eender welke andere religie, wordt niet aangenomen. Deze thesis bespreekt vooreerst Hegels theoretische uiteenzetting van het begrip van de religie. De drie momenten van de theoretische uiteenzetting beantwoorden aan de drie momenten van het syllogisme: het algemene, het particuliere en het singuliere. Vooreerst wordt de lege naam God, als bepaling van de waarheid van alles, overgenomen uit een religieuze dimensie. Deze lege naam God dient ter aanduiding van het resultaat van het filosofische systeem tot aan het moment van de absolute geest en wordt door Hegel het godsbegrip genoemd. Vervolgens bespreekt deze thesis hoe Hegel kennis van God mogelijk ziet in verschillende vormen van kennen, daarna wordt de cultus besproken; het moment van het singuliere. Het volgende deel bespreekt de bepaalde religies, de religies zoals ze voorkomen doorheen de geschiedenis. Deze thesis werkt de idee uit dat het het godsbegrip is dat deze bepaalde religies samenhoudt en structureel plaatst. Ten slotte wordt uitgelegd hoe in de christelijke religie, meer bepaal
Choose an application
In de PhG biedt Hegel een weergave van verschillende gestalten van wat hij het verschijnende weten noemt. Dit betekent dat Hegel verschillende filosofische posities weergeeft. Hierbij blijkt keer op keer dat een bepaalde filosofische positie zijn filosofische principe niet volledig kan rechtvaardigen. De poging tot rechtvaardiging en de daarmee gepaarde gaande negatie van de desbetreffende filosofische positie, noemt Hegel een negatieve beweging. Hegel meent nu dat ná de negatie van een filosofische positie, een nieuwe, verbeterde filosofische positie gegeven kan worden. De verschillende negatieve bewegingen van filosofische posities kunnen aldus op systematische wijze geordend worden, zodanig dat alleen de laatste vorm van het verschijnende weten correspondeert met een filosofische positie waarvan het principe gerechtvaardigd is. Eén van deze filosofische posities is volgens Hegel het scepticisme. Van het scepticisme zegt Hegel in de Einleitung van zijn PhG dat deze filosofische positie de negatieve beweging, een onderdeel van Hegels methode, representeert. Tegelijk wordt duidelijk dat dit niet de volledig gerechtvaardige positie is het scepticisme beschouwt zijn negatie namelijk als een zuiver niets. In deze thesis onderzoek ik wat de samenhang is tussen het feit dat het scepticisme deel uitmaakt van de methode van de PhG en de reden waarom het scepticisme als geen gerechtvaardigde positie is. Hiervoor bespreek ik eerst Hegels karakterisering van het scepticisme in de Einleitung en de methode van de PhG. Omdat het scepticisme in de PhG een gestalte binnen de sectie over de vrijheid van het zelfbewustzijn is, bespreek ik vervolgens eerst Hegels notie van zelfbewustzijn. Wanneer de eigen, onderscheidende activiteit van het bewustzijn door het bewustzijn zelf gethematiseerd wordt, spreekt Hegel van zelfbewustzijn. Daarna bespreek ik Hegels notie van vrijheid en het stoïcisme. Vrijheid relateert Hegel aan denken, omdat het denken duidt op de acti
Choose an application
In this project I inquire into the beginning of Hegel’s Phenomenology of Spirit. I investigate the way in which the beginning of the Phenomenology is indebted to Hegel’s predecessors, more specifically to Kant and Fichte. With Kant’s first critique the idea of the subject as the ground of all experience is first brought into the discussion. Kant speaks of the supreme principal of all human cognition and for him this is the transcendental unity of apperception. This idea is then further by Fichte who speaks of the self-positing of the subject. Kant and Fichte take the structure of the subject not only as the necessary condition of experience but also as the very beginning of all of philosophy. In my project I claim that Hegel in his introduction to the Phenomenology starts out with a similar idea. My claim is a reaction against the idea that the Phenomenology would have no presuppositions. I claim that we can only understand the beginning of the Phenomenology in relation to the philosophies of Kant and Fichte which in a way are themselves concerned with the necessary presuppositions of reflection. It is from them that Hegel takes up the idea of the subject as the starting point of philosophy. I then claim that the Phenomenology will prove the idea of the subject as the starting point in the transition from the first to the second chapter of the Phenomenology.
Listing 1 - 10 of 16 | << page >> |
Sort by
|