Narrow your search

Library

KU Leuven (24)

KBR (2)

ULiège (1)


Resource type

dissertation (23)

book (4)


Language

English (23)

Dutch (4)


Year
From To Submit

2024 (1)

2022 (2)

2020 (1)

2018 (2)

2017 (2)

More...
Listing 1 - 10 of 27 << page
of 3
>>
Sort by

Book
At least at the level of inferior temporal cortex, the stereo correspondence problem is solved
Authors: --- ---
Year: 2003 Publisher: [S.l.] Elsevier

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Keywords


Book
Macaque inferior temporal neurons are selective for three-dimensional boundaries and surfaces
Authors: --- ---
Year: 2001 Publisher: [S.l.] Society for Neuroscience

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Keywords


Dissertation
Offline processing of recent memories induced by a perceptual visual learning during subsequent wakefulness and sleep : behavioral, EEG and fMRI studies
Authors: --- ---
Year: 2010 Publisher: [S.l.]: [chez l'auteur],

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract


Dissertation
Het obliek effect in de oriëntatiegevoeligheid bij de mens

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Keywords


Dissertation
Visuele orientatiediscriminatie : een psychofysische studie bij de mens

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Keywords


Dissertation
Action representation by macaque visual temporal cortical neurons.
Authors: --- ---
Year: 2010 Publisher: Leuven K.U.Leuven. Faculteit Psychologie en pedagogische wetenschappen. Departement Psychologie

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Het correct kunnen identificeren van acties gesteld door anderen is van cruciaal belang voor ons eigen overleven. Doch we weten nog slechts weinig over de neuronale onderbouw hieromtrent. Daarenboven heeft psychofysisch onderzoek aangetoond dat we uiterst gevoelig zijn voor dergelijke stimulatie, zelfs indien we worden blootgesteld aan extreem arme stimulus presentaties, zoals lichtpunt versies. Deze dissertatie tracht enig licht te werpen op de neuronale onderbouw van biologische beweging. Meer specifiek tracht ik dit te realiseren door een brug te slaan tussen de uitgebreide psychofysische onderzoekstraditie bij de mens en elektrofysiologische registraties in de temporale hersenkwab van de wakkere aap (makaak), waarbij de activiteit van aparte hersencellen in kaart wordt gebracht. Na een exhaustieve inhoudelijke uiteenzetting van het onderwerp in Hoofdstuk 1 worden de specifieke onderzoeksvragen aangekaart (Hoofdstuk 2). Het inleidende overzicht is vrij uitgebreid gegeven de rijkdom en diversiteit aan studies uitgevoerd in het domein. In Hoofdstuk 2, voortbordurend op dit inleidende elan, worden de inspiratie bronnen voor de studies uitgevoerd in deze dissertatie uit de doeken gedaan. De daaropvolgende Hoofdstukken 3-5 behelzen het experimentele gedeelte van deze thesis. In Hoofdstuk 3 [Vangeneugden et al., 2009] pasten we het experimentele design, waarbij goed gecontroleerde stimulus ruimtes gecreëerd worden, doorgaans toegepast in het domein van de statische stimulatie, toe in het dynamisch domein. Concreet realiseerden we dit door het differentieel mixen van 3 bewegings-gecapteerde transitieve arm acties (zijnde kloppen op een deur, een glas opheffen en een bal weggooien) wat resulteerde in een triangulaire parametrische actie ruimte bestaande uit 21 acties. Dit alles stelde ons in staat de antwoord-selectiviteit en de representatie van de similariteiten tussen acties door temporale hersencellen kwantitatief te benaderen. We ontwikkelden ook een aantal controle tests die ons toelieten functionele vergelijkingen te maken tussen verschillende hersengebieden. Meer concreet, voor deze en de hierna volgende neuronale studie, viseerden we de bovenste en onderste gedeeltes alsook de fundus van de superieure temporale sulcus (STS) en de laterale convexiteit van de inferotemporale cortex. Twee functioneel verschillende klassen van neuronen werden onderscheiden: ‘snapshot’ neurons, voornamelijk gelegen in het onderste gedeelte van de STS en de laterale convexiteit, en ‘bewegings’ neuronen, voornamelijk gelegen in de bovenste bank en fundus van de STS. De eerste klasse van neuronen codeert statische informatie, zoals de houding van het lichaam, terwijl de tweede klasse van neuronen de visuele kinematica van stimuli codeert. Verder bleken beide klassen van neuronen ook goed in staat te zijn om de ordinale similariteiten tussen acties op een getrouwe manier te representeren. In het kielzog van deze bevindingen ontwikkelden we een nieuwe follow-up studie die beter in staat is om een brug te slaan tussende uitgebreide literatuur omtrent het percipiëren van biologische beweging bij mensen, hoofdzakelijk gebruik makend van locomoties, en diens onderliggende neuronale substraat. Hoofdstukken 4 en 5 handelen respectievelijk over de gedrags- en neuronale component van dit follow-up onderzoek. Hoofdstuk 4 [Vangeneugden et al., 2010] rapporteert over de extensieve gedragsmatige training van 3 makaak apen in het discrimineren van kijkrichting (links vs. rechts) en het discrimineren van voorwaarts/achterwaarts wandelen. De eerste taak kan opgelost worden obv beweging en/of vorm, terwijl de tweede taak enkel kan opgelost worden obv bewegingsinformatie aangezien de lichaamshoudingen tussen de 2 acties identiek zijn, dwz enkel verschillen mbt de sequentie/temporele volgorde van de lichaamshoudingen. We constateerden dat er ontzettend veel training nodig was voor de apen om de voorwaarts/achterwaarts taak onder de knie te krijgen, terwijl het discrimineren van kijkrichting veel gemakkelijker werd bevonden. Desalniettemin, nadat beide taken voldoende aangeleerd waren, controleerden we hun generalisatie performantie tav andere stimulus manipulaties, zoals andere snelheden, personen, stimulus versies, bewegingsdegradaties, enz. Twee van de drie getrainde subjecten namen verder ook deel aan de elektrofysiologische registraties zoals genotuleerd in Hoofdstuk 5 [Vangeneugden et al., resubmitted after revision]. In dit experiment pasten we verder ook, op het niveau van de populatie, machine leer technieken toe (zoals support vector machines). Deze technieken stelden ons in staat om, op het niveau van de populatie, de verschillende neuronale mechanismes, neergeslagen in de temporale hersenkwab, te ontrafelen. Het merendeel van de geregistreerde neuronen was selectief voor kijkrichting, terwijl neuronen selectief voor voorwaartse vs achterwaartse locomotie veel zeldzamer waren. Bovendien doen de populatie SVM analyses vermoeden dat het momentane-lichaamshouding signaal sterker is dan het sequentie mechanisme. Een cruciale controle in dit experiment betreft de presentatie van locomoties waarbij de start positie gerandomiseerd wordt overheen stimulus herhalingen. Aan de hand van deze test konden we aantonen dat ook ‘snapshot’ neuronen een sequentie signaal kunnen meedragen, een bevinding met verregaande gevolgen voor modellen omtrent het kunnen herkennen van acties. Alle puzzelstukjes worden in Hoofdstuk 6 samengevoegd en samen gevat waarbij, obv de hier gerapporteerde bevindingen, ook een resem potentiële follow-up experimenten worden voorge

Keywords


Dissertation
Complex and adaptive representations in rat and macaque visual cortex
Authors: --- --- ---
Year: 2017 Publisher: Leuven KU Leuven. Faculty of medicine

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

This PhD project deals with two topics set within the broader context of visual and cognitive neuroscience. First of all, we investigate whether certain properties of the primate visual system might be found in rats. The second topic deals with how representations of visual input are not fixed but are influenced by recent sensory input or even cognitive processes. In a first set of studies in rats, we investigate whether and to what extent some general principles of the primate visual system (e.g. object representations) are also present in that of the rat. This includes comparing complex stimulus representations based on action potential activity measured at different levels of the visual system. In addition, we investigate how previous sensory input affects neural responses. A robust manifestation of the influence of recent input is neural adaptation or repetition suppression, which refers to a reduced neural activity when stimuli are repeated. Additionally neural responses could also be enhanced, for example when a stimulus is rare. These mechanisms have an important role in the predictive coding theory, which postulates that cortical responses signal violations of prior expectations. For the final part of the project, we moved to macaques for experiments that could not be performed in less cognitively developed animals. Here we investigate claims that perceptual expectations can modulate the strength of adaptation of action potential activity in visual cortex.

Keywords


Dissertation
Representations of Bodies in Macaque Inferotemporal Cortex
Authors: --- --- ---
ISBN: 9789547452541 Year: 2015 Publisher: Leuven KU Leuven. Faculty of Medicine

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Perception of bodies is an important process which animals (including non-human primates and humans) perform effortlessly every day. The information which is decoded from visual inspection of bodies can be instrumental for survival – e.g. distinguishing bodies of dangerous animals from conspecifics. Furthermore, analysis of body posture can provide various non-verbal signals useful for decoding the emotional state, intentions, attitude, etc.Despite the importance of body perception, the neural mechanisms underlying it are not fully understood yet. That is why the main purpose of this thesis was to shed more light on how body perception is performed in the brain.First, we localized the brain regions involved in representing bodies in four rhesus monkeys by means of functional Magnetic Resonance Imaging (fMRI). We found two body patches in the middle and anterior part of the Superior Temporal Sulcus (STS) bilaterally, which we label as the (midSTS and antSTS body patches, respectively). Those patches were very close to the face patches discovered previously in the inferotemporal (IT) cortex. We then showed 200 stimuli of different classes (such as bodies, faces, and objects) and studied how they were represented in the fMRI activation pattern. Surprisingly, both the midSTS and antSTS body patch showed a representational structure dominated by the face-non-face distinction, which was probably due to their close proximity to the face patches plus the limited spatial resolution of fMRI.Second, we targeted the left midSTS body patch of two of the monkeys we used in the fMRI study with electrodes for single unit recordings. The monkeys had to passively view 100 stimuli of different classes (half of those employed in the imaging study) while we were recording the action potentials of single neurons. The population of neurons responded on average higher to bodies than to other stimuli (including artificial objects and faces), however individual neurons had heterogeneous responses, responding only to few body exemplars but never to all bodies. Thus, we demonstrated a high within-class selectivity for the midSTS body patch neurons.Third, we studied the tolerance of midSTS body patch neurons to different image transformations which preserve the stimulus identity. We showed that most of the neurons were tolerant to location and scale changes. Most neurons were also preserving their selectivity to silhouette and outline version of the images, which preserve the shape but eliminate the cues for texture and shading. However, the midSTS body patch neurons were sharply tuned for a particular in-plane orientation of the stimuli, i.e. the cells were not tolerant to changes in planar rotation.Finally, we attempted to reveal the body features which drive the response in the midSTS body patch neurons using the Bubbles technique (Gosselin & Schyns, 2001). We showed trial unique stimuli in which randomly placed Gaussian apertures sampled different parts of the image. Then we reverse-correlated the images with the responses they elicited. We demonstrated that the neurons responded to relatively small fragments usually related to the limbs of the bodies or the outer segments of the non-bodies. Those responses were tolerant to translation and size changes. Moreover, the features exciting the cells were usually similar across different effective stimuli.In conclusion, fMRI mapping showed two distinct body-category selective patches in macaque IT cortex. Single unit recordings in one of these patches showed a greater average response to images of bodies compared to faces and objects. The population of neurons in this midSTS body patch could discriminate between images of bodies and other objects (including faces), however the individual neurons showed profound within-class selectivity. This selectivity most probably originates from the fact that midSTS body patch neurons respond to oriented shape features, such as extremities and curved segments, which are present in some but not all bodies.

Keywords


Dissertation
Shape coding in the inferior temporal cortex.
Authors: --- ---
Year: 2005 Publisher: Leuven K.U.Leuven. Faculteit psychologie en pedagogische wetenschappen

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Neuronen in de inferotemporale cortex (IT), een gebied essentieel voor visuele objectherkenning, zijn gevoelig voor verschillen tussen relatief complexe vormen. We vergeleken de neurale en perceptuele gevoeligheid voor verschillen in ‘nonaccidental properties’ (NAPs) met de gevoeligheid voor verschillen in ‘metric properties’ (MPs). NAP veranderingen (meestal kwalitatief, bvb. rechte vs. kromme zijden) worden per definitie zelden veroorzaakt door de rotatie van een object en zijn daardoor nuttiger dan MP veranderingen (meestal kwantitatief en afhankelijk van gezichtspunt, bvb. graad van kromming van de zijden) bij objectherkenning vanuit verschillende gezichtspunten. Met behulp van een objectherkenningstaak toonden we aan dat apen en mensen gevoeliger zijn voor NAP verschillen van simpele 3D volumes. We vonden eveneens een gemiddeld grotere gevoeligheid van individuele IT cellen bij de aap voor NAP dan voor MP verschillen van gelijke fysische groottem en dit voor verschillende soortenstimuli. De gevoeligheid voor MP verschillen was gecorreleerd met de fysische grootte van deze verschillen. We maten eveneens de gevoeligheid van IT cellenvoor verschillende soorten metrische dimensies toegepast op een lijntekening van een rechthoek of driehoek, bvb. kromming van de zijden, lengte van het bovenste segment van de rechthoek... De relatieve gevoeligheid voor veranderingen op de verschillende dimensies varieerde tussen neuronen en het antwoordpatroon voor een bepaalde dimensie bleef bewaard wanneer de stimuli op twee dimensies gelijktijdig varieerden. De cellen antwoordden bovendien het sterkst op stimuli met ofwel een extreem hoge, ofwel een extreem lage waarde op de dimensies, i.e. we ontdekten monotoon stijgende of dalende tuning functies. Deze fenomenen kunnen ten grondslag liggen aan bvb. de mogelijkheid om vormen te (leren) categorizeren op basis van de waarde van een bepaalde dimensie. Inderdaad, een verdere studie leerde ons dat groepen stimuli die systematisch verschillen in bepaalde eigenschappen (bvb. rechte versus kromme contouren) door een populatie van IT neuronen van elkaar kunnen worden gescheiden ondanks fysisch grotere vormverschillen binnen dan tussen de groepen. Menselijke proefpersonen groepeerden deze stimuli spontaan op basis van dezelfde eigenschappen. Verschillende theorieën m.b.t. objectherkenning stellen dat de representatie en herkenning van vormen vlotter kan verlopen voor eenvoudige vormen. We testten de neurale en perceptuele (gemeten door een objectherkenningstaak) gevoeligheid voor onregelmatige vormen (gecreëerd met behulp van Fourier Descriptors (FDs)) van verschillende complexiteit (geoperationaliseerd als het aantal concaviteiten en convexiteiten). Zowel neuraal als perceptueel was er een verhoogde gevoeligheid voor het verschil tussen rechte en kromme contouren in simpele dan in complexe vormen. De gevoeligheid voor andere vormverschillen (i.e. veranderingen in de plaatsing van de convexiteiten en concaviteiten, geïnduceerd door de fases van de FDs te wijzigen) scheen enkel bepaald te zijn door de fysische grootte van de verschillen. Het geheel van deze studies toont aan dat de perceptuele en neurale gevoeligheid voor vormverschillen grotendeels overeenkomt met de fysische grootte van deze verschillen, maar dat beide een grotere gevoeligheid kunnen vertonen voor sommige soorten van vormverschillen, een fenomeen dat waarschijnlijk o.a. gerelateerd is aan het belang van deze vormverschillen in objectherkenning/categorisatie. Verder wordt ook aangetoond dat IT neuronen kunnen coderen voor bepaalde vorm-dimensies en –eigenschappen, onafhankelijk van gelijktijdige anderssoortige vormvariaties. Deze codering lijkt monotoon te verlopen (i.e. met een verhoogd antwoord voor de uitersten op de dimensies), een bevinding die verder onderzocht dient te worden. The neurons in the infero-temporal cortex, an area essential for visual object recognition, are sensitive to differences between relative complex shapes. We compared the neural and perceptual sensitivity to differences in ‘non-accidental properties’(NAPs) with the sensitivity to ‘metric properties’ (MPs). NAP changes (usually qualitative, e.g. straight vs. curved sides) are by definition seldom caused by the rotation of an object and are therefore more useful than MP changes (usually quantitative and dependent on the point of view, e.g. degree of curvature of the sides) for object recognition from different viewpoints. Using an object recognition task, we showed that humans and monkeys are more sensitive to NAP changes, at least in simple3D volumes. We also found that there is a higher sensitivity of individual neurons in macaque IT for NAP compared to MP changes of equal physical magnitude, and this for different kind of stimuli. The sensitivity to MP changes was correlated with the physical magnitude of these changes. We measured the sensitivity of IT neurons to different kind of metric dimensions applied to line-drawings of a rectangle or a triangle, e.g. curvature of the sides, length of the upper segment of the rectangle…The relative sensitivity to changes on different dimensions varied between neurons and the response profile on one dimension remained intact through variations on another dimension. Moreover, neurons responded most strongly to stimuli with either extreme high or extreme low values on the dimensions, i.e. we discovered monotonically increasing or decreasing tuning functions. These findings can point to the mechanism underlying e.g. the possibility to (learn to) categorize shapes based on the value on one dimension, whilst ignoring changes on other dimensions. Indeed, a further study showed us that groups of stimuli which systematically differ in certain properties (e.g. straight vs. curved contours) can be separated by a population of neurons irrespective of physically larger shape differences between than within the groups. Human subjects spontaneously sorted these stimuli based on the same shape properties. Different theories regarding object recognition propose that shape representation and recognition might be less demanding for simple shapes. We assessed the neural and perceptual (measured through an object recognition task) sensitivity for irregular shapes (created using Fourier Descriptors (FDs)) of different complexity (operationalized as the number of convexities and concavities). There was a higher neural and perceptual sensitivity to the difference between straight and curved contours in simple compared to complex shapes. The sensitivity to other kind of shape differences (i.e. changes in the positions of the concavities and convexities, induced by manipulating the phases of the FDs) seemed to be solely determined by the physical magnitude of the changes. These studies together show that theperceptual and neural sensitivity to shape differences mostly corresponds to the physical magnitude of these differences but that both can show an enhanced sensitivity to some kinds of shape differences, a finding which is probably related to the importance of these shape differences in object recognition/categorization. We furthermore show that neurons can represent certain shape properties/dimensions by signaling their presence/magnitude despite the presence of other shape variations in the stimulus groups. This coding seems to be monotonic (i.e. with a response that increases towards the extremes of the dimensions), a finding that warrants further investigation. Dit doctoraat handelt over vormcodering door neuronen in de infero-temporale cortex, een gebied in de hersenen essentieel voor objectherkenning. We registreerden de signalen van individuele neuronen bij wakkere apen, terwijl deze een fixatietaak uitvoerden. Door het vergelijken van de antwoordsterkte op de aanbieding van verschillen soorten vormen, kunnen we nagaan hoe vormen gecodeerd worden. Over het algemeen is de antwoordmodulatie evenredig met de fysische grootte van het vormverschil; hoe groter het verschil in pixels tussen twee aangeboden vormen, hoe groter het verschil in antwoord van de cellen. Er zijn echter afwijkingen op deze regel. Zo is er gemiddeld minder modulatie voor gezichtspuntafhankelijke vormverschillen (i.e. vormverschillen die zouden kunnen veroorzaakt zijn door de rotatie van een object) en gezichtspuntonafhankelijke vormverschillen (i.e. vormverschillen die bijna zeker wijzen op een verschillend object). Verder zal een individuele cel relatief meer moduleren voor bepaalde soorten vormverschillen (bvb. breedte van een cilinder) dan voor andere (bvb. kromming van een cilinder). Deze preferenties verschillen van cel tot cel, en kunnen de basis vormen voor onze vaardigheid in het vergelijken van vormen voor een bepaald aspect (bvb. kromming) onderwijl veranderingen in een ander aspect (bvb. breedte) negerend. We toonden ook aan dat het feit dat cellen gevoelig kunnen zijn voor bepaalde vormaspecten en minder gevoelig voor anderen, categorisatie kan vergemakkelijken. Cellen vertonen dan een grotere antwoordmodulatie voor stimuli behorend tot verschillende groepen (die verschillen in een bepaalde eigenschap, bvb. kromme eerder dan rechte contouren) dan voor stimuli binnen die groepen, ondanks aanzienlijke binnen-groep verschillen. In het algemeen vonden we doorheen de verschillende studies dat de mate van neurale modulatie kwalitatieve overeenkomsten vertoont met perceptuele gevoeligheid, zowel wat betreft (korte-termijn) objectherkenning als categorisatie. The subject of this dissertation is shape encoding by neurons in the infero-temporal cortex, an area in the brain essential for object recognition. We recorded the signals of individual neurons of awake monkeys performing a fixation task. By comparing the response strength to the presentation of different kind of shapes, we can obtain insight in shape coding. In general, there’s a close correspondence between the neural response modulation and the physical distance between shapes; the larger the pixel difference between two presented shapes, the larger the difference in response of the neurons. There are however exceptions. One of those is an on average smaller modulation for view-dependent shape differences (i.e. shape differences that could be caused by rotation of an object) than for view-independent shape differences (i.e. differences that with more certainty indicate a different object). Furthermore, an individual neuron will modulate relatively stronger for certain kinds of shape differences (e.g. broadness of a cilinder) than for others (e.g. curvature of a cilinder). These preferences differ between neurons, and can be the basis for our capacity in comparing shapes in certain aspects (e.g. their curvature) while ignoring changes in other aspects (e.g. broadness). We also showed that the fact that cells can be sensitive to certain shape aspects and less to others, can facilitate categorization. In those cases, cells show a bigger response modulation to shapes belonging to different groups that differ in a certain property (e.g. curved vs. straight contours) than for shapes within those groups, despite substantial within-group differences. In general, we found throughout different studies that the degree of neural modulation shows qualitative correspondences with perceptual sensitivity, both regarding object recognition and categorization.

Keywords


Dissertation
Contribution of the macaque body patch to categorization of complex visual images
Authors: --- --- ---
Year: 2018 Publisher: Leuven KU Leuven. Faculteit Geneeskunde

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Perception and discrimination of bodies is crucial in everyday life. Body-selective regions in the inferotemporal (IT) cortex of nonhuman primates have been identified and fMRI-guided electrophysiological studies have increased the understanding of response properties of neurons in these body patches. Spiking activity of body patch neurons contains adequate information to discriminate bodies from objects and faces. However, the causal link of this perceptual discrimination has not yet been established. In the present study, electrical microstimulation (EM) was used to examine the contribution of the anterior Superior Temporal Sulcus (STS) body patch (ASB) to categorical discrimination behavior while two monkeys were performing categorization tasks. EM (150μA) of the ASB biased the monkey’s decisions towards the body (mammal) category in the categorization of mammals versus objects. EM of the ASB during categorization of faces versus objects also caused an increase in responses to faces, but the response targets for the face and body categorizations were equal. EM (50μA) during performance of a four-alternative forced choice task (between mammals, human faces, houses and objects) affected mammal and house, but not face and object choices. The effect of EM was absent in control sites located outside the ASB in the STS. Subsequent pairwise testing of the different categories, combining the mammal category with faces, houses or objects showed increased or decreased mammal target choices, depending on the monkey, with EM of the ASB. These results suggest that low current EM of the ASB has an impact on categorization of complex visual images.

Keywords

Listing 1 - 10 of 27 << page
of 3
>>
Sort by