Listing 1 - 3 of 3 |
Sort by
|
Choose an application
Choose an application
Tinel, Edgar --- Exhibitions --- Catalogi --- 19e eeuw --- 20e eeuw
Choose an application
De klinische diagnosestelling van dysartrie gebeurt nu louter auditief-perceptueel. In de literatuur is echter geen consensus over de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid bij het diagnosticeren van dysartrie. Om de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid te verhogen kunnen akoestische metingen toegevoegd worden. Om akoestische maten te implementeren in de klinische praktijk moet de meerwaarde van deze metingen onderzocht worden. Een mogelijke meerwaarde wordt vooral verwacht voor de beoordeling door beperkt ervaren beoordelaars. Dit onderzoek wenst de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid na te gaan bij het beoordelen van dysartrische spraakkenmerken en dysartrietypes en hierbij de invloed van klinische ervaring en de (objectieve en subjectieve) meerwaarde van akoestische metingen te onderzoeken. Daarnaast wordt de betrouwbaarheid bij de beoordeling van de afzonderlijke dysartrische spraakkenmerken nagegaan. Bij acht patiënten werd een afname van het NDO-V opgenomen. De video-opnames werden nadien beoordeeld door negen niet-ervaren en zeven ervaren beoordelaars. Na de auditief-perceptuele beoordeling van een patiënt ontvingen de beoordelaars een document met akoestische metingen en bijbehorende normwaarden. Hierna mochten ze hun beoordeling aanpassen. De interbeoordelaarsovereenkomst en -betrouwbaarheid werden eerst nagegaan voor de auditief-perceptuele beoordeling en dan voor de beoordeling met toevoeging van akoestische metingen. De interbeoordelaarsovereenkomst bij de beoordeling van de dysartietypes werd nagegaan aan de hand van Fleiss’ Kappa en de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid bij de beoordeling van dysartrische spraakkenmerken aan de hand van ICC-waarden. Nadien werd via mixed models de invloed van klinische ervaring en akoestische metingen berekend. De subjectieve meerwaarde van akoestische metingen werd nagegaan met een vragenlijst, een t-test werd uitgevoerd om na te gaan of er een verschil in subjectieve meerwaarde is tussen ervaren en niet-ervaren beoordelaars. De interbeoordelaarsovereenkomst bij de beoordeling van dysartrietypes is gemiddeld gering voor ervaren (κ=.1596) en niet-ervaren (κ=.0352) beoordelaars. Ook de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid bij de beoordeling van spraakkenmerken is gemiddeld redelijk voor ervaren (ICC=.4660) en laag voor niet-ervaren (ICC=.2460) beoordelaars. Er wordt een hogere interbeoordelaarsbetrouwbaarheid gevonden bij ervaren dan bij niet-ervaren beoordelaars voor het beoordelen van spraakkenmerken (F(1,69) =100.85, p = <.000). Spraakkenmerken die met een goede interbeoordelaarsbetrouwbaarheid beoordeeld kunnen worden zijn: consonantclusters, stemkwaliteit en luidheid. Een lage interbeoordelaarsbetrouwbaarheid wordt gevonden voor alle spraakkenmerken binnen de spraakdimensie ademhaling en voor woorduitstempeling, stemgebruik en temporeel accent. Tot slot wordt geen objectieve meerwaarde van akoestische metingen gevonden (F(1,69) = 0.79, p = 0.3763). Subjectief wordt wel een meerwaarde gerapporteerd. Deze is niet significant verschillend tussen beide groepen beoordelaars (p =.175). De interbeoordelaarsbetrouwbaarheid is hoger voor ervaren dan niet-ervaren beoordelaars, maar algemeen is ze laag en dus onvoldoende voor de klinische praktijk. Bijgevolg onderzocht deze masterproef of de toevoeging van akoestische metingen kan zorgen voor een toename van deze betrouwbaarheid. Ondanks de gevonden subjectieve meerwaarde, is er momenteel onvoldoende evidentie voor de meerwaarde van akoestische metingen.
Listing 1 - 3 of 3 |
Sort by
|