Narrow your search

Library

KU Leuven (73)

AP (2)

Arteveldehogeschool (1)

Hogeschool West-Vlaanderen (1)

KBR (1)

KDG (1)

Odisee (1)

Thomas More Kempen (1)

UCLL (1)

VIVES (1)


Resource type

dissertation (73)

book (2)


Language

English (63)

Dutch (12)


Year
From To Submit

2024 (17)

2023 (26)

2022 (29)

2021 (1)

2020 (1)

More...
Listing 1 - 10 of 75 << page
of 8
>>
Sort by

Book
Praktijkboek lichamelijke opvoeding : kwalitatief bewegingsonderwijs voor de secundaire school
Authors: ---
ISBN: 9789463713603 Year: 2022 Publisher: Antwerpen Gompel&Svacina

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

In dit boek worden lesperiodes voorgesteld binnen de bewegingsdomeinen basketbal, frisbee, badminton, volleybal, judo en Urban Workout voor het secundair onderwijs. Vertrekkend vanuit concrete periode- en lesdoelen worden formatieve en summatieve evaluaties ontwikkeld om na te gaan of deze doelen bereikt worden. De selectie van sterke leerstof moet ervoor zorgen dat alle leerlingen de doelen halen.Met dit boek willen de auteurs (toekomstige) leraren lichamelijke opvoeding ondersteunen bij de ontwikkeling van kwalitatief bewegingsonderwijs. Leraren met diepgaande vakkennis zijn immers beter in staat om relevante leerstof te selecteren én aan te passen zodat alle leerlingen leren, ongeacht hun vaardigheid of voorkennis. Daarom gaat veel aandacht naar de ontwikkeling en organisatie van kwalitatieve instructie, voorgesteld in een content map. Verschillende differentiatievormen moeten de leraar helpen om te anticiperen op moeilijkheden die leerlingen kunnen ervaren. Een duurzame leerervaring vraagt echter ook tijd. Om die reden worden periodes van acht lessen uitgewerkt.De meesten die van sport en bewegen genieten, hebben de nodige bewegings- en sociale vaardigheden geleerd om succesvol te zijn in deze activiteiten. Hierin ligt de verantwoordelijkheid van de leraar lichamelijke opvoeding. Succeservaring is immers een belangrijke voorwaarde voor bewegingsvreugde. Dit boek wil leraren inspireren bij het opvoeden van leerlingen tot competente en enthousiaste bewegers.Bron: flaptekst


Dissertation
The Effect of Promoting Physical Activity on Children’s Moderate-to-Vigorous Physical Activity in organized recess and physical education lessons
Authors: --- --- ---
Year: 2022 Publisher: Leuven KU Leuven. Faculteit Bewegings- en Revalidatiewetenschappen

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Door de sterke stijging van obesitas bij kinderen is het van groot belang dat kinderen voldoende bewegen en aangespoord worden in de ontwikkeling van een positief bewegingsgedrag. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) geeft aan dat elk kind tussen de leeftijd van vijf en 17 jaar elke dag minstens 60 minuten matige tot intensieve fysieke activiteit (MVPA) moet verrichten. Wereldwijd bereikt slechts 20% van de kinderen deze dagelijkse hoeveelheid beweging en in Vlaanderen komt het percentage niet boven de 10%. Doordat kinderen het grootste deel van hun dagelijkse tijd doorbrengen op school, kan de school worden beschouwd als een potentiële plaats waar fysieke activiteit gepromoot kan worden. Kinderen zijn tijdens een schooldag het meest actief tijdens de les lichamelijke opvoeding, de speeltijden en de naschoolse activiteiten. Het is van groot belang dat kinderen tijdens de les lichamelijke opvoeding voldoende fysieke activiteit verrichten alsook een positief bewegingsgedrag ontwikkelen waardoor ze ook in andere settingen (de speeltijden en de naschoolse activiteiten) meer gaan bewegen. In scholen zou een leerkracht lichamelijke opvoeding een invloed kunnen uitoefenen op de fysieke activiteit en het bewegingsgedrag van kinderen. In deze studie wordt aan de kinderen uit de lagere school tijdens de les lichamelijke opvoeding (50 minuten) de lessenreeks Parkour gegeven. Parkour is een obstakelloop doorheen de gymzaal waarbij het kind moet rennen, klimmen, slingeren en springen. De kinderen hebben de vrije keuze om deel te nemen aan Parkour tijdens de middagspeeltijd (30 minuten) waarbij de leerkracht lichamelijke opvoeding de veiligheid van de kinderen in het oog houdt en verdere instructies geeft in een correcte uitvoering. Dit wordt gezien als een ‘georganiseerde’ activiteit. In de studie gaat er gekeken worden naar de hoeveelheid fysieke activiteit die gepromoot wordt door een leerkracht lichamelijke opvoeding. Dit tijdens de les lichamelijke opvoeding als tijdens de georganiseerde middagsport. Verder onderzoekt deze studie of er een verband bestaat tussen het promoten van fysieke activiteit en het activiteits- of MVPA niveau van kinderen tijdens de les lichamelijke opvoeding als tijdens de georganiseerde middagsport. Tenslotte onderzoekt deze studie of er een verschil gevonden wordt in zowel de frequentie van promotie van fysieke activiteit als het MVPA niveau tussen de les lichamelijke opvoeding en de georganiseerde middagsport. De studie toont aan dat een leerkracht lichamelijke opvoeding slechts beperkte tijd besteed aan het promoten van fysieke activiteit. Tijdens de georganiseerde middagsport heeft de leerkracht lichamelijke opvoeding significant meer mogelijkheden om fysieke activiteit te promoten waardoor dit percentage ook hoger ligt. Verder kan niet aangetoond worden dat kinderen een hoger/lager MVPA niveau behalen bij een leerkracht die veel/weinig fysieke activiteit promoot. De studie brengt andere factoren aan het licht die de verschillende MVPA niveaus van kinderen kunnen verklaren. De studie toont aan dat kinderen een hoger MVPA niveau bereiken tijdens de georganiseerde middagsport. Dit kan te wijten zijn aan het feit dat kinderen minder tijd doormaken in management, het verwerken van nieuwe kennis als in het leren van nieuwe vaardigheden. Tenslotte suggereert de studie extra experimenteel onderzoek in het promoten van fysieke activiteit bij kinderen.

Keywords


Dissertation
The Effect of Content Knowledge on Content Development and Children’s Task Performance in Elementary School

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

In deze masterproef werd de invloed van vakkennis bij een leraar tijdens een lessenreeks borstcrawl onderzocht. Een leraar lichamelijke opvoeding in het lager onderwijs werd gedurende 2 lesperioden en 4 verschillende klassen gevolgd. 1 lesperiode bestond uit 6 lessen, verspreid over 12 weken. De huidige kennis van de leraar werd getest door de opstelling van een content map. Een content map is het koppelen van verschillende relevante content items en deze in de juiste opbouw plaatsen, dit gebeurt door een schematische voorstelling. Na 1 lesperiode vond er een workshop plaats waarmee de vakkennis van de leraar binnen zwemmen verhoogd werd. Deze bestond uit een theoretisch gedeelde, waar de leraar feedback kreeg over de eerste lesperiode, dit bestond uit de reeds verzamelende data. Hierna werd er een voorstel geboden vanuit experten voor de opbouw van een lessenreeks borstcrawl. Verder bestond de workshop uit een praktisch gedeelte in het zwembad. Tijdens dit deel gaf een expert de opbouw van de lessenreeks borstcrawl, de leraar voerde de taken uit en kreeg feedback waar nodig. Hierna draaide de rollen om en gaf de leraar de opbouw aan de onderzoekers en enkele studenten lichamelijke opvoeding. Hierbij was de doelstelling foutenherkenning en remediëring. Tijdens de lessen werden verschillende variabelen geobserveerd. Er werd gekeken naar de hoeveelheid taken die de leraar gaf en de inhoud van deze taken (taaktype). Het type taak kan een nieuwe taak zijn of kan op een vorige taak volgen, door deze taak moeilijker of makkelijker te maken, te verfijnen of toe te passen in een spel of niet spel situatie (bv. Tellen van de armslagen). Hiernaast werd er gekeken naar taakadaptaties, dit zijn zaken die de leerkracht gaat aanpassen aan de taak zodat de taak meer gepast is voor het niveau van een kind. Voor en na elke lessenreeks zwommen de kinderen een 50 meter crawl test waarbij de tijd werd opgenomen en het aantal slagen geteld. Met deze resultaten werd een SWOLF-score berekend, deze wordt in onderzoek gebruikt om de zwemprestatie te berekenen. Dit om zicht te krijgen op de verbetering van de kinderen doorheen de lessenreeks. Uit dit onderzoek blijkt dat na een workshop m.b.t. borstcrawl de leraar meer taken gaf, in deze taken legde hij de focus meer specifiek en diepgaand. Zo begon elke les met een nieuwe taak en bouwden alle andere taken hierop verder. Hieruit volgde dat meer kinderen de gegeven taken correct uitvoerde. Dit is van belang omdat het leerproces voornamelijk wordt bepaald door het uitvoerden van taken met een gepaste moeilijkheidsgraad. Dit is de voornaamste factor die een positieve invloed zal hebben op het leerproces van de kinderen. De leraar gaf substantieel meer taakadaptaties in de lesperiode na de workshop, en zorgde ervoor dat alle kinderen meer op hun eigen niveau konden oefenen. In deze lesperiode kregen zowel kinderen die de taak correct uitvoerden als kinderen die het moeilijk hadden met de taak, taakadaptaties (aanpassingen). Meer van deze taakadaptaties waren geschikt. De resultaten tonen een verhoging van de vakkennis van de leraar aan, als gevolg van een workshop. De verhoogde vakkennis zorgt ervoor dat hij betere taken geeft en aanpassingen kan bieden aan alle kinderen. Aanvullend leidt dit tot het correct uitvoeren van taken door de kinderen. De studie toont aan dat het van enorm belang is dat vakkennis bij leraren zo hoog mogelijk is, desondanks is dit in de praktijk vaak niet zo.

Keywords


Dissertation
The Effect of Content Knowledge on Content Development and Children’s Task Performance in Elementary School
Authors: --- --- ---
Year: 2023 Publisher: Leuven KU Leuven. Faculteit Bewegings- en Revalidatiewetenschappen

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

In deze masterproef werd de invloed van vakkennis bij een leraar tijdens een lessenreeks borstcrawl onderzocht. Een leraar lichamelijke opvoeding in het lager onderwijs werd gedurende 2 lesperioden en 4 verschillende klassen gevolgd. 1 lesperiode bestond uit 6 lessen, verspreid over 12 weken. De huidige kennis van de leraar werd getest door de opstelling van een content map. Een content map is het koppelen van verschillende relevante content items en deze in de juiste opbouw plaatsen, dit gebeurt door een schematische voorstelling. Na 1 lesperiode vond er een workshop plaats waarmee de vakkennis van de leraar binnen zwemmen verhoogd werd. Deze bestond uit een theoretisch gedeelde, waar de leraar feedback kreeg over de eerste lesperiode, dit bestond uit de reeds verzamelende data. Hierna werd er een voorstel geboden vanuit experten voor de opbouw van een lessenreeks borstcrawl. Verder bestond de workshop uit een praktisch gedeelte in het zwembad. Tijdens dit deel gaf een expert de opbouw van de lessenreeks borstcrawl, de leraar voerde de taken uit en kreeg feedback waar nodig. Hierna draaide de rollen om en gaf de leraar de opbouw aan de onderzoekers en enkele studenten lichamelijke opvoeding. Hierbij was de doelstelling foutenherkenning en remediëring. Tijdens de lessen werden verschillende variabelen geobserveerd. Er werd gekeken naar de hoeveelheid taken die de leraar gaf en de inhoud van deze taken (taaktype). Het type taak kan een nieuwe taak zijn of kan op een vorige taak volgen, door deze taak moeilijker of makkelijker te maken, te verfijnen of toe te passen in een spel of niet spel situatie (bv. Tellen van de armslagen). Hiernaast werd er gekeken naar taakadaptaties, dit zijn zaken die de leerkracht gaat aanpassen aan de taak zodat de taak meer gepast is voor het niveau van een kind. Voor en na elke lessenreeks zwommen de kinderen een 50 meter crawl test waarbij de tijd werd opgenomen en het aantal slagen geteld. Met deze resultaten werd een SWOLF-score berekend, deze wordt in onderzoek gebruikt om de zwemprestatie te berekenen. Dit om zicht te krijgen op de verbetering van de kinderen doorheen de lessenreeks. Uit dit onderzoek blijkt dat na een workshop m.b.t. borstcrawl de leraar meer taken gaf, in deze taken legde hij de focus meer specifiek en diepgaand. Zo begon elke les met een nieuwe taak en bouwden alle andere taken hierop verder. Hieruit volgde dat meer kinderen de gegeven taken correct uitvoerde. Dit is van belang omdat het leerproces voornamelijk wordt bepaald door het uitvoerden van taken met een gepaste moeilijkheidsgraad. Dit is de voornaamste factor die een positieve invloed zal hebben op het leerproces van de kinderen. De leraar gaf substantieel meer taakadaptaties in de lesperiode na de workshop, en zorgde ervoor dat alle kinderen meer op hun eigen niveau konden oefenen. In deze lesperiode kregen zowel kinderen die de taak correct uitvoerden als kinderen die het moeilijk hadden met de taak, taakadaptaties (aanpassingen). Meer van deze taakadaptaties waren geschikt. De resultaten tonen een verhoging van de vakkennis van de leraar aan, als gevolg van een workshop. De verhoogde vakkennis zorgt ervoor dat hij betere taken geeft en aanpassingen kan bieden aan alle kinderen. Aanvullend leidt dit tot het correct uitvoeren van taken door de kinderen. De studie toont aan dat het van enorm belang is dat vakkennis bij leraren zo hoog mogelijk is, desondanks is dit in de praktijk vaak niet zo.

Keywords


Dissertation
Content development during a sport education smashball unit in elementary schools
Authors: --- --- ---
Year: 2024 Publisher: Leuven KU Leuven. Faculteit Bewegings- en Revalidatiewetenschappen

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Leerkrachten lichamelijke opvoeding hebben als doel leerlingen iets bij te leren over een bepaald onderwerp en leerlingen in beweging te brengen. Om dit te realiseren hebben leerkrachten vakkennis nodig over een onderwerp. Meestal is de kennis beperkt tot eigen deelname aan de sport en regels, technieken en tactieken. Maar veel meer kennis is nodig om te komen tot een goede les. Leerkrachten moeten weten hoe ze de leerstof moeten opbouwen en wat de meest voorkomende fouten zijn bij een bepaalde sport. Ze hebben ook kennis nodig over hoe ze opdrachten kunnen aanpassen aan de noden van de leerlingen. Uit onderzoek blijkt dat leerkrachten lichamelijke opvoeding vaak te weinig van deze kennis bezitten. Deze ontbrekende kennis is het gevolg van beperkte tijd in de lerarenopleiding en het louter uitvoeren van sporten. Er is onvoldoende tijd om elk onderwerp uitgebreid aan bod te laten komen waardoor leerkrachten deze kennis op een andere manier moeten verwerven. Een oplossing hiervoor zijn de nascholingen waarin diverse onderwerpen aan bod kunnen komen onder de vorm van een workshop. In deze huidige studie is gekeken naar de bijdrage van een dergelijke workshop op de specifieke vakkennis van de leerkrachten voor smashball. De specifieke vakkennis van leerkrachten is kennis over hoe taken opbouwen binnen het onderwerp en kennis over veelgemaakte fouten bij de leerlingen. Een taak is een opdracht die de leerkracht geeft aan de leerlingen, bijvoorbeeld: gooi de bal onderhands naar elkaar. Aan deze studie namen zes leerkrachten lichamelijke opvoeding deel die elk tien lessen smashball gaven aan een vierde leerjaar. Deze studie heeft drie aspecten onder de loep genomen. Ten eerste werd gekeken naar de SCK index wat een maat is voor de specifieke vakkennis van de leerkrachten. Ten tweede werd gekeken naar de tijd gespendeerd aan een taak. Ten derde werd gekeken naar welke soort taken aan bod kwamen in een les. Uit de observaties van deze lessen bleek dat in het algemeen de leerkrachten over een goede specifieke vakkennis beschikten na het volgen van de workshop. Er waren wel verschillen tussen de leerkrachten in hoeveel tijd werd gespendeerd aan de verschillende taken. Uit dit onderzoek en vorige onderzoeken blijkt dus dat een workshop een mogelijke oplossing zou kunnen bieden om de vakkennis van leerkrachten bij te schaven. Hierbij moet wel rekening gehouden worden dat dit niet in eenzelfde mate werkt voor elke leerkracht.

Keywords


Dissertation
Physical activity during traditional recess: a longitudinal perspective
Authors: --- --- ---
Year: 2024 Publisher: Leuven KU Leuven. Faculteit Bewegings- en Revalidatiewetenschappen

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Schools are essential in encouraging physical activity among children. This study focuses on the differences in physical activity levels between boys and girls during traditional recess in elementary school, as well as how these levels change over a period of three years. The research was conducted in seven elementary schools in Flanders. The same children were followed over a period of three years, from the second grade (ages seven to eight) to the fourth grade (ages nine to ten). Children were observed by trained observers during lunchtime recess. Physical activity was coded using five levels based on body posture: level 1 (lying), level 2 (sitting), level 3 (standing), level 4 (walking), and level 5 (highly active). Levels 1, 2, and 3 represent the sedentary category, level 4 stands for moderate activity, and level 5 for vigorous physical activity. The results showed that boys were more active than girls in all three years. We also examined how physical activity levels changed over the three years. Activity levels in the second grade were significantly higher than in the fourth grade, with no significant difference between second and third grade and between third and fourth grade. Notably, girls showed a decline in physical activity from second to fourth grade and from third to fourth grade, while boys did not show significant changes. This research highlights that boys are consistently more active than girls during lunchtime recess. It also shows that children’s physical activity decreases over the years, especially for girls. Given that recess is a key opportunity for children to be physically active, it is essential to find ways to increase physical activity during these breaks. This observational study enhances our understanding of the differences in physical activity between boys and girls and highlights the necessity for interventions to address declining activity levels, especially among girls.

Keywords


Dissertation
Teacher behavior and lesson context during a smashball unit in elementary
Authors: --- --- ---
Year: 2024 Publisher: Leuven KU Leuven. Faculteit Bewegings- en Revalidatiewetenschappen

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Fysieke activiteit vermindert het risico op cardiovasculaire aandoeningen en vroegtijdige sterfte, terwijl fysieke inactiviteit leidt tot negatieve fysieke, mentale, sociale en cognitieve gezondheidsuitkomsten. In Vlaanderen voldoet minder dan 20% van de kinderen en jongeren aan de aanbevolen 60 minuten matige tot intenste fysieke activiteit (MVPA) per dag. Scholen worden beschouwd als een ideale setting om fysieke activiteit te bevorderen. Een effectieve strategie is de implementatie van een comprehensief school fysieke activiteit programma (CSPAP), dat meerdere componenten omvat zoals lessen lichamelijke opvoeding en fysieke activiteit tijdens schooluren of middagsport. In de lessen lichamelijke opvoeding worden kinderen en jongeren onderworpen aan bewegingsgebonden basisvaardigheden. In een georganiseerde middagsport zorgt de leerkracht lichamelijke opvoeding voor skill-gerelateerde taken, die gekoppeld zijn aan de inhoud van de lessen lichamelijke opvoeding. De leerkracht lichamelijke opvoeding kan aan de hand van de lescontext en de promotie van fysieke activiteit de dagelijkse hoeveelheid MVPA bij kinderen en jongeren beïnvloeden. Dit onderzoek richt zich op het verschil in tijdsbesteding in de verschillende lescontexten en promotie van fysieke activiteit in de lessen lichamelijke opvoeding en georganiseerde middagsport gedurende een lessenreeks smashbal in Vlaamse scholen. Het onderzoek werd uitgevoerd in zes verschillende lagere scholen in Vlaanderen (België), met een steekproef van 126 leerlingen en zes leerkrachten lichamelijke opvoeding. Tien lessen lichamelijke opvoeding per school en 49 sessies georganiseerde middagsport, gericht op smashbal, werden bestudeerd. De observatoren volgden een uitgebreid trainingsprotocol met verschillende modules voor systematische observatie (SOFIT). Gegevens werden verzameld door het analyseren van video-opnames van alle lessen en sessies, gecodeerd en verzameld via de SOPAS-app, en geanalyseerd met Microsoft Office Excel door middel van visuele inspectie. De variabelen lescontext en leraargedrag (promotie van fysieke activiteit) vertoonden aanzienlijke variabiliteit gedurende de lessenreeks, zonder een duidelijke lineaire trend. Tijdens de lessen lichamelijke opvoeding werd voornamelijk ‘management’ en ‘skill practice’ als lescontext gebruikt, terwijl in georganiseerde middagsport vaker ‘game play’ en ‘management’ voorkwamen. De promotie van fysieke activiteit door de leerkracht was hoger in de georganiseerde middagsport dan in de lessen lichamelijke opvoeding. Kortom, onze masterproef toont aan dat de meest gebruikte lescontexten tijdens een lessenreeks smashball ‘management’, ‘skill practice’ en ‘game play’ waren. Hoewel de promotie van fysieke activiteit door de leerkracht in de lessen lichamelijke opvoeding eerder beperkt was, werd deze meer toegepast in de georganiseerde middagsport. Toekomstig onderzoek met een grotere steekproef kan helpen om de bevindingen statistisch te valideren en verdere inzichten te bieden in de optimalisatie van fysieke activiteit programma’s in scholen.

Keywords


Dissertation
Physical Activity Policies In Elementary School: A Three-Year Follow-Up

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Kinderen hebben fysieke activiteit nodig als stimulatie voor een goede motorische en mentale ontwikkeling. Hierdoor is het belangrijk initiatieven te nemen die kinderen mogelijkheden bieden fysiek actief te zijn. De richtlijn die wordt opgelegd door de ‘World Health Organisation’ stelt dat kinderen tussen de vijf en zeventien jaar minimum één uur per dag matig-tot-intensief actief moeten zijn. Een ideale omgeving om kinderen hierin te begeleiden en te stimuleren is de school. Door de leerplicht in België gaan bijna alle kinderen tussen de leeftijd van vijf tot zeventienjaar naar school. Dit maakt dat we hier ook kinderen kunnen bereiken die de kans niet hebben een hobby te beoefenen of thuis minder gestimuleerd worden tot fysiek actief te zijn. Scholen hebben ook verschillende mogelijkheden om op het fysiek actief gedrag van kinderen in te spelen. Dit kan door kinderen te stimuleren om zich fysiek actief van en naar school te verplaatsen, sport na school te organiseren, of het aanbieden van georganiseerde middagsport, actieve pauzes en lessen lichamelijke opvoeding. Met onze studie gaan we een antwoord zoeken op de vraag of het fysiek actief beleid in lagere scholen verandert doorheen de tijd en of er grote verschillen zijn tussen de scholen onderling. We bekijken dan of er veranderingen hebben plaatsgevonden in het fysiek actief beleid die volgens de literatuur een positief effect zouden kunnen hebben op de fysieke activiteit van de leerlingen. De data van deze studie wordt verzameld aan de hand van de School Physical Activity Policy Assessment (S-PAPA). Deze vragenlijst bevraagt het fysiek actief beleid van tien scholen op drie vlakken. Ten eerste op het vlak van lessen lichamelijke opvoeding, ten tweede op het vlak van de pauzes en ten derde op het vlak van het beleid voor activiteiten voor en na school. Het omvat alle gebieden waarop de school een impact kan hebben op het aanbieden van matig-tot-intensieve activiteit tijdens de schooluren. Enkele voorbeelden van dergelijke veranderingen zijn aanpassingen van de ondergrond, het aantal minuten pauze, de beschikbaarheid van materiaal en de organisatie van middagsport. Ook hebben we aan de hand van the System for Observing Children's Activity and Relationships at Play (SOCARP) kwantitatieve data in kaart kunnen brengen van de leerlingen hoeveel zij precies aan matige-tot-intensieve fysieke activiteit deden per dag. In de resultaten van het onderzoek zien we dat het fysiek actief beleid in een aantal lagere scholen doorheen de drie jaren veranderd is. Deze veranderingen zijn heel uiteenlopend. Er is een lage negatieve correlatie gevonden in de steekproef tussen het aantal leerlingen per vierkante meter speelplaats en de mate van hun matig-tot-intense fysieke activiteit. Verder onderzoek is nodig om na te gaan in hoeverre het fysiek actief beleid van lagere scholen de fysieke activiteit van hun leerlingen kan beïnvloeden. Er zijn verschillende factoren die de resultaten van het onderzoek hebben kunnen beïnvloeden. Het feit dat de eerste jaren van de studie plaatsvonden tijdens corona, zal ongetwijfeld een invloed hebben gehad op de resultaten. Ook hebben de scholen vrijwillig deelgenomen aan deze studie, en is het bijgevolg geen blinde studie, wat de resultaten kan hebben beïnvloed. Deze bevindingen concluderen dat de resultaten van deze studie kritisch moeten worden geïnterpreteerd.

Keywords


Dissertation
Physical Activity and Skill Trials in Children with and Without Autism Spectrum Disorder During Physical Education and Organized Recess

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

In deze studie onderzoeken we de verschillen in fysieke activiteit en oefenpogingen tussen kinderen met en zonder autisme spectrum stoornis (ASS) op inclusieve scholen in Vlaanderen. Ons onderzoek toont aan dat kinderen met ASS minder 'matig-intensieve tot intensieve lichamelijke activiteit' (MVPA) uitvoeren tijdens lichamelijke opvoeding (LO). Ze voldoen ook niet aan het aanbevolen niveau van fysieke activiteit zoals vastgesteld door het ‘US Department of Health and Human Services’. Deze bevindingen hebben gevolgen voor het dagelijks leven, omdat fysieke activiteit essentieel is voor de algehele gezondheid en het welzijn van kinderen. Bovendien vertonen kinderen met ASS consistent lagere niveaus van MVPA dan hun leeftijdsgenoten, zelfs na controle voor variabelen zoals geslacht en vaardigheidsniveau. Dit wijst op de specifieke uitdagingen waarmee kinderen met ASS worden geconfronteerd bij deelname aan fysieke activiteiten op school. Om ervoor te zorgen dat kinderen met ASS gelijke toegang hebben tot lichaamsbeweging en de bijbehorende gezondheidsvoordelen, is het cruciaal om belemmeringen weg te nemen. Daarnaast ontdekten we dat kinderen met ASS minder correcte oefenpogingen leveren tijdens LO en georganiseerde middagsport in vergelijking met hun leeftijdsgenoten. Dit heeft praktische implicaties, aangezien vaardigheidsontwikkeling essentieel is voor de algehele motorische vaardigheden en fysieke bekwaamheid van kinderen. Door deze uitdagingen te erkennen, kan verder onderzoek zich richten op interventies om kinderen met ASS te helpen bij het ontwikkelen motorische vaardigheden en een volledige deelname aan LO. De maatschappelijke relevantie van deze masterscriptie ligt in de noodzaak om LO-lessen voor kinderen met ASS in inclusieve omgevingen te verbeteren. Door deze uitdagingen aan te pakken, kunnen we meer inclusieve en ondersteunende omgevingen creëren die lichaamsbeweging en vaardigheidsontwikkeling bevorderen. Dit bevordert inclusie en gelijkheid in het onderwijssysteem en het langetermijnwelzijn van deze kinderen. Het is ook belangrijk om te onthouden dat onze studie een beschrijvende analyse gebruikte. Daarom is er meer onderzoek nodig om de onderliggende oorzaken van de verschillen in lichaamsbeweging en oefenpogingen tussen kinderen met en zonder ASS beter te begrijpen. Toekomstige studies kunnen de interacties tussen leerkrachten en kinderen, aanpassingen in onderwijsmethoden en de hoeveelheid uitgevoerde oefenpogingen onderzoeken om meer inzicht te krijgen in de uitdagingen waarmee kinderen met ASS te maken hebben tijdens LO. Er moeten effectieve interventies ontwikkeld worden die kinderen met ASS ondersteunen bij hun lichamelijke opvoeding. Concluderend wijst onze studie op lagere niveaus van lichamelijke activiteit en minder correcte oefenpogingen bij kinderen met ASS in inclusieve schoolomgevingen. Door ons bewust te zijn van deze uitdagingen en ze aan te pakken, kunnen we streven naar meer inclusieve en stimulerende omgevingen die de lichamelijke gezondheid en algehele ontwikkeling van kinderen met ASS verbeteren. Om ons begrip te vergroten en gespecialiseerde interventies te ontwikkelen om de LO-ervaringen van kinderen met ASS te verbeteren, is meer onderzoek nodig.

Keywords


Dissertation
Generalization and Maintenance of Engagement in Parkour from Physical Education to Parkour Recess: The Effect of Sex on Skill Trials

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Physical activity (PA) could prevent five million deaths per year worldwide. Its decline out of discussion and research shows the downfall already starts at the age of 7. An intervention is needed, and primary school is a key point in the life of a child. Especially recess may play a vital role since it makes out 50 minutes a day for every child. Offering the change for children to engage in the activity they learned in PE during recess, has been a successful strategy to increase MVPA. This transfer is called Generalization. The learned activity is parkour, a game which essence is to move in diverse ways and do this smoothly, creatively and controlled. Two different settings can be distinguished: PE and recess. The recess setting specifically was organized recess (OR). This means that PE teachers are present for instructions and safety. OR can be used to increase children’s PA since both sexes showed higher MVPA numbers, in favor of boys. Both sexes showed higher participation numbers as well. Parkour is learned during PE and will be provided during recess. After generalization, maintenance takes place. Parkour is not seen any more during the PE lessons, but still will be provided during recess. In both phases, the parkour setting was identical as learned in PE. Essential for generalization, maintenance and creating a lifelong joy-able PA, is to have successful skill trials. This means that a parkour task is successfully done. This only applies if the barrier of 80% successful trials is reached. The number of successful skill trials is seen to be the most important for motor learning as these two are positively related. Also, the higher number of skill trials, the higher the achievement. These may lead to the feeling of competence, and afterwards motivation, thus hopefully to a higher PA. Another variable related to achievement is participation. But between sexes, some contradictory results have been published and no conclusion can be made. This study looked at three elementary schools and 61 children, 37 boys and 24 girls. Each of them had the chance to attend five parkour OR sessions during both generalization and maintenance. All sessions were recorded on videotape and led to a total of 72 hours of video material. Each trial they attempted was noted and rated successful or not. After the observations, we came to skill trials/movements per minute, and the percentage of successful trials on total trials. We stated four research questions. 1. Is there a difference between boys and girls in skill trials per minute? 2. Is there a difference between boys and girls in the percentage of successful skill trials? 3. Is there a difference in skill trials per minute, depending on the phase? 4. Is there a difference in the percentage of successful skill trials, depending on the phase?  Our results says that there is no difference in both trials per minute and the number of successful trials between sexes. In the maintenance setting, children performed at a higher rate of trials per minute than during the generalization setting. There was no difference in the successfulness of trials whilst looking at the setting. Parkour is an easy concept to teach at schools because many schools already have all the attributes needed to educate and perform it. This, and the fact that both sexes perform with the same practice time makes it a promising concept for PA promotion. Therefore, it seems interesting that future research will be done.

Keywords

Listing 1 - 10 of 75 << page
of 8
>>
Sort by