Listing 1 - 4 of 4 |
Sort by
|
Choose an application
Choose an application
Arme boeren in Sub-Sahara Afrika zitten vast in een vicieuze armoede cir kel omdat ze niet over de nodige middelen beschikken om voldoende te kun nen investeren in hun velden. Velen onder hen planten jaar in jaar uit z onder bemesting waardoor niet alleen hun oogsten mager zijn, maar ze hun bodems ook gradueel uitputten. Het Tropische Instituut voor bodembiolog ie en bodemvruchtbaarheid (TSBF-CIAT) introduceerde sojabonen in de regi o rond Migori (Zuid West Kenia) in 2005 om de levensconditie van arme bo eren te verbeteren. De dubbel-doel promiscue variëteiten die gebruikt we rden produceren niet alleen sojabonen voor een goede voeding en bron van inkomen maar kunnen ook de bodemvruchtbaarheid ten goede komen. Ze gebr uiken tijdens hun groei stikstof uit de lucht (i.p.v uit de bodems) en p roduceren zo grote hoeveelheden stikstofrijke bladeren die na de groei v an de plant op de bodem vallen. Zo verbeteren ze de kwaliteit van de bod ems wat een impact heeft op het volgend gewas in rotatie. Onder goede kl imaatsomstandigheden, voldoende bemesting en goed onderhoud van de velde n kunnen deze sojaplanten de volgende maïsoogst zelfs verdubbelen. Het probleem is dat arme boeren de middelen niet hebben om soja op een o ptimale manier te kweken. Het doel van dit onderzoek was om te analysere n of en hoe: 1) sojaproductie toegankelijk kan zijn voor arme boeren; en 2) de drie voordelen van sojaproductie (bodemvruchtbaarheid, voeding, i nkomen) tot uiting kunnen komen ondanks de suboptimale sojaproductiemeth odes. We analyseren tenslotte 3) de rol van samenwerking tussen boeren e n onderzoekers in het aanpassen van landbouw aan de situatie van arme bo eren. Dit onderzoek vond plaats tussen 2006 en 2008. 1) SOJAPRODUCTIE CONTEXTUALISEREN. De regio rond Migori heeft voldoende oppervlakte landbouwgrond, twee regenseizoenen per jaar, redelijke bodem s en de bevolking heeft een relatief hoog onderwijsniveau. Ondanks dit a lles leeft 49% van de bevolking in armoede (Hoofdstuk 2). De grootste be perkingen voor landbouw in de regio zijn: 1) gebrekkige toegang tot sted en, markten en goederen; 2) gebrekkige bemesting van de velden als resul taat van geldtekort; 3) tekort aan landbouw werkkrachten. Om de werkdruk en kost van meststoffen in sojaproductie te verminderen, hebben we coll aboratieve experimenten opgezet (Hoofdstuk 3). We ondervonden dat sojapl anten met lokale meststoffen (houtassen en koeienmest) evenveel konden p roduceren dan met minerale meststoffen (di-ammonium fosfaat). We bespaar den 1/3de van de planttijd door soja in geulen te planten in plaats van in individuele gaten zonder impact op de oogst. Door zaden uit te strooi en, bespaarden we 89% van de planttijd en verloren we slechts -15% oogst . Door slechts één keer onkruid te wieden in plaats van twee, bespaarden we 36% van de totale werktijd en verminderde de oogst slechts met -5%. De tijdsbesparing die deze plantmethodes opleveren kan vervolgens meer n uttig besteed worden om meststoffen te verzamelen. Deze resultaten beves tigen dat de productie van soja dus toegankelijk kan zijn voor arme boer en. 2) TOEGANKELIJKHEID VAN DE VOORDELEN VAN SOJA. Door maïs te planten na d e soja-experimenten konden we aantonen dat rotatie effecten tot uiting k omen, zelfs met suboptimale sojaproductiemethodes (Hoofdstuk 4). Na twee rotatiecycli bekwamen we zonder gebruik van meststoffen 90% meer maïsoo gst dan in een veld dat vier seizoenen met continue maïs beplant was. Ee n boer die het gewoon is maïs zonder meststoffen te planten kan dus via soja-maïs rotatie evenveel maïs bekomen in één seizoen dan wat hij norma al in twee seizoenen oogst. De soja oogst is dan een netto voordeel van het systeem. We ondervonden ook dat arme boeren sojavoedingsproducten ku nnen gebruiken als vervanging voor dure dierlijke producten (Hoofdstuk 5 ). In verband met het vermarkten van sojabonen merkten we op dat een kle inschalige arme boer een hogere productiekost heeft (0.40 US$ kg-1) dan de prijs die de Keniaanse olieindustrie in 2008 bood (0.31 US$ kg-1) (Ho ofdstuk 5). Sojaproducten die thuis kunnen bereid worden, zoals thee, no ten, melk, enz. kunnen echter verkocht worden aan de hogere prijs van 2. 10-3.54 US$ kg-1 (of een inkomen van 1190-2030 US$ ha-1). Deze producten kunnen een interessante bron van inkomen vormen voor vrouwen. Dit wijst op het belang van vormingsmateriaal dat leesbaar is door geletterde maa r ook ongeletterde vrouwen om zo deze vorm van inkomen toegankelijk te m aken voor de armste boeren. Boeren die meer financiële middelen hebben k unnen investeren in technologieën om de productiviteit van hun soja te v erhogen en zo aan een lagere kost te kunnen produceren. Dit geeft hen to egang tot grotere markten via de sojacoöperatieve of de industrie. 3) SAMENWERKING TUSSEN BOEREN EN ONDERZOEKERS. We vergeleken twee niveau s van samenwerking met boeren: de collaboratieve experimenten (CE) en de experimenten van boeren (FE). In de vier CE zones, hebben we de experim enten samen met de boeren ontworpen en geleid. De aanpak bleek efficiënt voor het identificeren van gepaste experimentele problemen en experimen tele behandelingen (Hoofdstuk 6). De samenwerking met de boeren liet ons toe om de behandelingen die niet adopteerbaar zijn voor arme boeren uit de experimenten weg te filteren zodat de behandelingen steeds beter pas ten op de lokale levencondities in de regio. De CE gaf ook een kans aan boeren om behandelingen die “archaïsch” lijken in een formeel kader te t esten zonder risico op commentaar van buren (indien ze die in hun eigen veld hadden getest). De samenwerking leidde dus tot meer aangepaste expe rimenten en tot meer aangepaste productiemethodes voor soja. In de FE zo nes, gaven we de boeren de basistraining rond het opzetten van hun eigen experimenten (Hoofdstuk 7). De experimenten van de boeren bevatten vele behandelingen die een bron kunnen zijn van inspiratie voor latere exper imenten. Tussen 2006 en 2008 vergrootte de diversiteit aan behandelingen in de sojavelden van boeren. Boeren bleven ook verder experimenteren. B oeren uit CE en FE zones hadden behandelingen uit de CE experimenten gea dopteerd in hun eigen velden, ondanks het feit dat de FE boeren nooit di rect contact hadden met de CE experimenten. We hadden hen enkel de oogst resultaten van de CE meegedeeld. We concludeerden dat de FE aanpak ertoe had geleid dat boeren meer vatbaar werden voor informatie van buitenuit en deze gingen testen in hun eigen velden. De aanpak had dus een kanaal gevormd voor het snel verspreiden van de resultaten van de CE. Tenslott e analyseerden we de evolutie van de relatie tussen boeren en onderzoeke rs tijdens de loop van het project tussen 2006 en 2008 (Hoofdstuk 8) en onderscheidden we hierin drie verschillende fases. 1) In de initiële fas e waren de boeren heel enthousiast, maar dit enthousiasme was gebaseerd op onrealistische verwachtingen; 2) hierop volgde een fase van teleurste llingen, waardoor de interesse van boeren voor het project verminderde; 3) in de derde fase onderging het project een nieuwe heropleving, gebase erd op nieuwe maar meer realistische verwachtingen. De negatieve effecte n hadden hun oorsprong in interculturele verschillen, vooroordelen en co mmunicatieproblemen. CONCLUSIES. We besluiten uit dit werk (Hoofdstuk 9) dat sojaproductie en zijn drie potentiële voordelen toegankelijk kunnen zijn voor arme boere n indien onderzoekers de nadruk leggen op technologieën die in hun conte xt toegankelijk zijn (onder andere lokale meststoffen, werkdruk verminde rende technieken, lokale recepten en lokale marktopties). Deze lokale op lossingen kunnen arme boeren de kans geven om gradueel hun inkomen te ve rhogen en zo geleidelijk aan over te schakelen naar meer productieve met hodes. We benadrukken ook het belang van “samenwerking tussen boeren en onderzoekers” om landbouwonderzoek beter te kunnen richten naar de omsta ndigheden van de boeren; “ontwikkeling met een focus op de armsten”. Om zulke samenwerking succesvol te maken moeten onderzoekers bereid zijn fr equent in contact te zijn met de boeren en de hiërarchie tussen hen en b oeren geleidelijk aan af te breken.
Choose an application
Choose an application
Face à la pression démographique et foncière dans les pays en développement, la productivité des terres connaît actuellement une forte baisse dans de nombreuses régions tropicales. Par ailleurs, la succession rapprochée des tempêtes cycloniques entraîne l'appauvrissement extrême de certaines populations du fait de la dégradation des terres et des inondations des plaines où se développent les principales agglomérations. Telles sont les problématiques étudiées par l'IRD et le réseau Érosion de l'AUF dont ce CD présente les derniers travaux. Initialement réunies dans la perspective d'un colloque à Haïti (annulé suite au séisme de 2010), les contributions publiées ici portent sur des études de cas à Haïti, mais aussi à Madagascar, au Maghreb ou au Vietnam, soit au total une soixantaine de communications et une série de documents récents issus des réflexions des experts. Structuré en six thèmes, ce CD constitue ainsi une source bibliographique précieuse pour les décideurs, les experts, les ONG, les acteurs de la société civile et les chercheurs concernés par la gestion durable de l'eau et la restauration de la productivité des sols (GCES).
Environmental studies, Geography & Development --- sol --- érosion --- région tropicale --- biomasse --- pluies cycloniques
Listing 1 - 4 of 4 |
Sort by
|