Listing 1 - 7 of 7 |
Sort by
|
Choose an application
Choose an application
Choose an application
Choose an application
Choose an application
In het rechtsverkeer beogen personen zich te beschermen tegen een eventuele samenloop op het vermogen van hun contractspartij. Daarvoor zijn ze steeds op zoek naar betere zekerheden. Een contractuele constructie die deze functie zou kunnen vervullen is de eigendomsoverdracht onder opschortende voorwaarde van samenloop van schuldeisers. De partijen komen overeen dat wanneer een samenloop ontstaat op het vermogen van één van hen, de eigendom van een bepaald goed (eventueel met terugwerkende kracht) overgaat op de andere contractspartij.De geldigheid inter partes van de clausule van eigendomsoverdracht onder opschortende voorwaarde van samenloop wordt algemeen erkend op basis van de contractsvrijheid. De clausule brengt dus gevolgen teweeg tussen partijen.Opdat het beding zijn zekerheidsfunctie effectief kan vervullen, moet het echter ook tegenwerpelijk zijn aan derden. Die vraag doet een hevig debat rijzen. Enkele argumenten kunnen worden aangehaald om de vraag negatief te beantwoorden: het gelijkheidsbeginsel, het fixatiebeginsel, het ontbreken van beschikkingsbevoegdheid van de gefailleerde, het fiduciaverbod en de actio pauliana. Deze scriptie beoogt na te gaan of die argumenten hout snijden. Daarbij wordt gekeken naar het Belgische, het Nederlandse, het Franse en het Duitse recht. Als algemeen besluit kan gesteld worden dat het onwaarschijnlijk is dat de tegenwerpelijkheid van de clausule erkend wordt. De rechtstelsels zijn redelijk gelijklopend en bieden derden-schuldeisers voldoende rechtsmiddelen om zich tegen de conventionele zekerheid te verzetten. In alle besproken landen zal het beginsel van gelijkheid van schuldeisers en eventueel de actio pauliana de revindicatievordering van de verkrijger verhinderen. In Nederland komt daar eventueel het fiduciaverbod bij. In Frankrijk en België zal de constructie op basis van de numerus clausus, de (oude) cassatierechtspraak en de Nieuwe Pandwet waarschijnlijk geconverteerd worden in een pandovereenkomst, dat bij ...
Choose an application
Choose an application
De zesde staatshervorming omvatte een belangrijke overdracht van fiscale bevoegdheden van de federale staat naar de gewesten. De fiscale bevoegdheden zijn nu verdeeld tussen de federale overheid en de regio's. De belasting der niet-inwoners blijft in naam een exclusieve federale bevoegdheid. Toch werkt de regionale fiscaliteit tot op zekere hoogte door in de materie. De scriptie is opgebouwd uit vijf delen. Elk van die delen belicht een ander aspect van de belasting der niet-inwoners en de fiscale evoluties ten gevolge van de zesde staatshervorming. In een eerste deel wordt de doelgroep van de belasting der niet-inwoners bepaald. Er wordt herhaald wat de niet-inwoner precies onderscheidt van de inwoner en in welke gevallen de niet-inwoner onderworpen is aan de Belgische belasting der niet-inwoners. In een tweede deel worden de algemene evoluties van de zesde staatshervorming in kaart gebracht, evenwel zonder in detail te treden. Hierbij gaat de aandacht vooral naar de vernieuwde belastingberekening, waarin de federale en gewestelijke berekening gesplitst maar toch verbonden verlopen, en de omzetting van belastingaftrekken naar belastingverminderingen. Het derde hoofdstuk belicht het belangrijkste deel van de fiscale hervorming in het kader van de zesde staatshervorming voor niet-inwoners. Er wordt nagegaan onder welke voorwaarden de belastingplichtige niet-inwoner aanspraak kan maken op persoonlijke aftrekken en belastingverminderingen. Zo komt de afschaffing van de categorie 'niet-inwoners met tehuis' en het instellen van de nieuwe criteria 'de 75%-regel' en het niet-discriminatiebeginsel aan bod. De belastingplichtige niet-inwoner kan volgens de nieuwe regels aanspraak maken op federale persoonlijke aftrekken en belastingverminderingen indien hij meer dan 75% van zijn professionele inkomsten uit Belgische bron behaalt. Om in aanmerking te komen voor regionale belastingverminderingen dient de belastingplichtige inwoner te zijn van een andere lidstaat van de EER of zich te kunnen beroepen op een dubbelbelastingverdrag met niet-discriminatieclausule. De belastingregels voor de personen die voorheen een tehuis hadden lopen gelijk met de belastingregels voor wie voldoet aan de 75%-regel en inwoner is van een andere lidstaat van de EER. De doelgroep van deze regels is, voor en na de zesde staatshervorming, evenwel niet dezelfde. In het vierde deel worden de lokalisatiecriteria in de belasting der niet-inwoners belicht. Indien de belastingplichtige recht heeft op regionale belastingverminderingen, welk gewest gaat hem die dan toekennen en onder welke regels? De wetgever heeft een omvattende systeem van aanknopingspunten en lokalisatiecriteria opgesteld, aan de hand waarvan nagegaan kan worden met welk gewest de belastingplichtige niet-inwoner de nauwste professionele band heeft. In het laatste deel volgen de praktische implicaties van de zesde staatshervorming voor een bijzondere categorie niet-inwoners: de buitenlandse kaderleden. De buitenlandse kaderleden bevolkten voor de zesde staatshervorming vooral de categorie 'niet-inwoners met tehuis'. Door de afschaffing van deze categorie, zal de aanspraak op aftrekken en verminderingen voor de kaderleden volgens de nieuwe criteria verlopen. In de meeste gevallen zal dit aanleiding geven tot een vermindering van hun rechten.
Listing 1 - 7 of 7 |
Sort by
|