Narrow your search

Library

KU Leuven (22)

KADOC (1)

Thomas More Kempen (1)


Resource type

dissertation (23)

book (1)


Language

Dutch (23)

English (1)


Year
From To Submit

2024 (5)

2023 (3)

2022 (3)

2021 (3)

2020 (1)

More...
Listing 1 - 10 of 24 << page
of 3
>>
Sort by

Dissertation
Klimaatregeling bij middel van debietsturing in de varkenshouderij
Author:
Year: 1984 Publisher: Geel HIK-KIHK

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Keywords


Book
Klimaatregeling bij middel van debietsturing in de varkenshouderij
Author:
Year: 1984 Publisher: Geel Hoger instituut der Kempen

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Keywords


Dissertation
Taakanalyse van de psychiatrisch maatschappelijk werker in een centrum voor geesteshygiëne.
Authors: ---
Year: 1971 Publisher: Heverlee-Leuven Centrale hogeschool voor christelijke arbeiders

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Keywords


Dissertation
Loslopende kraamzeugen: Effect op de zoötechnische prestaties
Authors: --- ---
Year: 2022 Publisher: Leuven KU Leuven. Faculteit Industriële Ingenieurswetenschappen

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Vrijloopkraamhokken worden steeds populairder omdat zeugen zo meer bewegingsruimte hebben en hun natuurlijke gedragingen meer kunnen uiten. Dit zou het welzijn voor de zeug verbeteren. Voor de varkenshouder is het echter wel belangrijk dat deze welzijnsverbetering niet ten koste gaat van de productie. Deze studie onderzoekt hoe de technische kengetallen bij het traditionele kraamhok verschillen met deze bij het vrijloopkraamhok (Pro Dromi®) op twee bedrijven, bedrijf A en bedrijf B. Met behulp van het softwarepakket SAS wordt onderzocht of en hoe de parameters verschillen bij elk kraamhok op beide bedrijven. Vervolgens wordt ook gekeken naar een eventueel bedrijfseffect. Ten slotte wordt de invloed van de worpseizoenen op beide kraamhokken onderzocht alsook de invloed van het ras van de moederzeug. Uit de resultaten is gebleken dat op beide bedrijven het interval spenen dekken (ISD) niet wordt beïnvloed door het soort kraamhok, de cyclusduur en de speenleeftijd daarentegen wel. Deze liggen hoger bij het Pro Dromi® kraamhok dan bij het traditionele kraamhok en kunnen aan elkaar worden verbonden. Een langere lactatieduur zorgt namelijk voor een langere cyclusduur. Op bedrijf A ligt het aantal gespeende biggen, het productiegetal (P.G.) per worp, het totale P.G. en het worpgetal (W.G.) lager bij het vrijloopkraamhok dan bij het traditionele kraamhok. Verder ligt het aantal doodgeboren en gestorven biggen hoger bij het vrijloopkraamhok dan bij het traditionele kraamhok op dit bedrijf. Een mogelijke verklaring hiervoor is een groter aantal doodliggers in het vrijloopkraamhok Op bedrijf B wordt het tegenovergestelde waargenomen. Wanneer de bedrijven onderling worden vergeleken, valt op dat bij het gebruik van het traditionele kraamhok bedrijf A betere productiecijfers levert dan bedrijf B terwijl dit bij het gebruik van het vrijloopkraamhok ook omgekeerd is. Hieruit kunnen we besluiten dat het bedrijfsmanagement op de varkenshouderijen van cruciaal belang is bij het gebruik van het Pro Dromi® kraamhok. Op beide bedrijven beïnvloedt het worpseizoen het aantal gestorven biggen bij het traditionele kraamhok. Zowel op bedrijf A als op bedrijf B ligt dit aantal het hoogste in de herfst. Op bedrijf A wordt bij het Pro Dromi® kraamhok geen invloed van het worpseizoen waargenomen. Dit kan worden verklaard door het gebruik van het verwarmde biggennest. Doordat met het gebruik van dit biggennest een meer optimaal microklimaat wordt gecreëerd voor de biggen, kan het effect van het worpseizoen wegvallen. Op bedrijf B is wel een invloed van het worpseizoen zichtbaar. Hier ligt het aantal gestorven biggen het laagst in de winter. Op dit bedrijf wordt een aangepast model geplaatst van het Pro Dromi® kraamhok zonder wandverwarming in het biggennest, wat het seizoenseffect kan verklaren. Verder heeft het ras van de moederzeug ook een invloed op de onderzochte productieparameters. Echter verschillen de parameters op dezelfde wijze van elkaar bij beide kraamhokken en kan hier geen duidelijk besluit over worden genomen. Uit dit onderzoek kunnen we besluiten dat op beide bedrijven de productiecijfers verschillen tussen de twee kraamhokken. Echter verschillen de parameters op een andere manier op elk bedrijf. Om te bepalen of bedrijf A beduidend slechtere, of bedrijf B beduidend betere productiecijfers behaald met het gebruik van het vrijloopkraamhok is verder onderzoek naar speen- en aflevergewichten noodzakelijk.

Keywords


Dissertation
Innovatieve pikblokken voor legpluimvee

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Ernstig veerpikken en kannibalisme vormen een groot probleem binnen de alternatieve systemen in de leghennenhouderij. De pluimveehouder lijdt hierdoor economisch gezien grote verliezen. In het verleden werd dit probleem beperkt door de snavelpunt af te kappen met een elektrisch verwarmd mes. Deze methode bracht het welzijn van de hennen in het gedrang en werd als gevolg daarvan verboden. Vanaf dat moment werden de snavels van de hennen behandeld met een infrarood laser. De snavelpunt verdwijnt geleidelijk over een aantal dagen na uitvoering van de behandeling. Hoewel de hennen minder pijn ervaren via deze behandeling, staat ze toch onder druk. Veel Europese landen zien het behandelen van de snavel als een verminking en hebben deze behandeling dan ook verboden. Andere oplossingen moeten dus worden gezocht om het probleem van veerpikken en kannibalisme in de hand te houden. Ernstig veerpikken blijkt geassocieerd te zijn met foerageergedrag dat niet kan worden geuit. In een volièresysteem wordt reeds strooisel aangeboden maar dat alleen volstaat niet. Wat wel in vele Europese landen wordt ingezet is een pikblok. De bedoeling is dat de hennen op de pikblok gaan pikken en niet meer op elkaar. Verder moet de pikblok de snavelpunt afslijten zodat de hennen, wanneer ze toch veerpikken bij soortgenoten, minder schade kunnen toebrengen. In dit onderzoek werd het effect van drie types pikblokken vergeleken op het gedrag van leghennen met een onbehandelde snavel. Twee types zijn al te vinden op de markt, het derde type is een zelfgemaakte pikblok op basis van gemalen en gepasteuriseerde eischalen. Het pluspunt van deze pikblok is dat het de keten rond maakt door eischalen te verwerken die eigenlijk als afval worden beschouwd. De pikblokken zorgen voor de nodige afleiding en moeten regelmatig vervangen worden om dit aspect te behouden. Niet elke pikblok is even interessant voor de hennen waardoor minder snavelpunten worden afgesleten. Snavelpunten groeien bij op het moment dat dezelfde pikblokken te lang blijven staan. Bij hennen zonder pikblok wordt kannibalisme en veerpikken meermaals vastgesteld. Hennen zonder pikblok doen in veel mindere mate aan veerpikken en vertonen geen kannibalistische gedragingen. Ten slotte is de productie van hennen die een pikblok kregen hoger dan voor hennen zonder pikblok.

Keywords


Dissertation
Conditie- en vetbepaling bij gezelschapshonden

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Obesitas is de meest voorkomende voedingsstoornis bij honden. De aandoening wordt meestal beoordeeld op basis van een lichaamsconditiescore, daarnaast zijn er nog verschillende technieken beschikbaar om de lichaamscompositie te bepalen. Hoewel overgewicht veroorzaakt wordt door een onevenwicht tussen energie opname en energie verbruik, zijn er veel factoren die deze aandoening beïnvloeden. Verschillende endocriene ziekten en de verandering in geslachtshormonen bij castratie of sterilisatie veroorzaken wijzigingen in de hormonale en metabole functies. De hondeneigenaar heeft ook een invloed op overgewicht bij honden. Als de hond niet voldoende beweging wordt gegeven en te veel calorierijk voedsel krijgt, neemt zijn lichaamsgewicht aanzienlijk toe. Sommige rassen blijken gevoeliger te zijn voor obesitas en ook de leeftijd heeft invloed op het lichaamsgewicht van de hond. Hoe ouder de hond, hoe groter de kans op obesitas. Overgewicht gaat gepaard met een verhoogd risico op orthopedische en cardiovasculaire ziekten zoals artrose en hypertensie. De metabole en hormonale veranderingen die optreden bij overgewicht zijn een resultaat van een verhinderde secretie van adipokines door het wit vetweefsel. Ook de levensduur bij honden met obesitas kort in en de ademhaling wordt bemoeilijkt. Omwille van de ernstige gevolgen die obesitas veroorzaakt, is het belangrijk om deze aandoening te voorkomen. Als de hond toch aan obesitas lijdt, moet de ziekte aangepakt worden voor de gezondheid en het welzijn van het dier. Het doel van deze masterproef is om de oorzaken van een te hoge lichaamsconditiescore te achterhalen en te testen of een huidplooimeting een goede methode is om het vetpercentage te meten bij honden. Er worden 227 honden onderzocht en door de eigenaar van elke onderzochte hond wordt een enquête ingevuld. Van elke hond wordt de massa, de schofthoogte, de lengte, vier omtrekmaten (buik, borst, poot en hals), vijf huidplooimetingen (borst, buik, bil, rug en hals) en de lichaamsconditiescore bepaald. Het percentage lichaamsvet wordt berekend aan de hand van een formule. Deze parameters worden gekoppeld aan antwoorden uit de enquête, waaruit informatie over de voeding, beweging, leefomgeving, etc. verkregen wordt. Volgens deze studie hebben een tekort aan beweging, castratie of sterilisatie, de leeftijd en het ras een effect op een te hoge lichaamsconditiescore. Andere verbanden zijn in deze studie niet aangetoond. Er is geen formule gevonden om het percentage lichaamsvet te berekenen aan de hand van een huidplooimeting, die meteen toepasbaar is in de praktijk. De correlaties tussen de huidplooidikte en het berekende percentage lichaamsvet zijn slechts matig.

Keywords


Dissertation
Klauwbaden bij melkvee : Uittesten van een alternatief klauwverzorgingsproduct

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Digital dermatitis or Mortellaro disease is an infectious hoof disorder that has spread worldwide. The disease is caused by Dichelobacter nodosus and Treponema spp., bacteria present in unhygienic environments of dairy cows. The pathogenesis is characterised by moist, red-grey inflammation of the skin with a typical smell. In general, Mortellaro occurs in the region of the bulb of the heel, on the back of the interdigital ridge of the rear feet. However, the disorder can also develop on a tyloma or on the transition of the coronet of the hoof to the skin. Lesions with a diameter of more than 2 cm are no exceptions. ‘Cheli and Mortellaro’ (Italy, 1974) first described the disease. To control and prevent Mortellaro, many farmers implement a footbath. Antibiotics, formalin and copper sulphate are prohibited in Belgium for use in a footbath. However, formalin and copper sulphate, whether or not in one solution, are still the most commonly used products by dairy farmers. A lot of farmers use these products because the frequency of application and the associated low cost price, which is more advantageous for copper sulphate and formalin compared to the commercial alternatives (biocides) that are currently on the market. Current legislation in Belgium provides 4 biocides for footbath treatments: Pediline Pro® (CID LINES), HoofSmarth Bath, Inciprop Hoof D (Ecolab) and 4Hooves (DeLaval). This study describes the use of a split footbath with 4Hooves (Delaval, 1 %) in one section and a solution of formalin (3 %) and copper sulphate (3 %) in the other section of the footbath. The footbath used is 300 cm long in order to make sure each cow steps with each claw at least once in the footbath. The treatment consisted of application of the footbath twice a day after milking for three consecutive days every week for eight weeks. From the start of the experiment, the hind claws were scored weekly for Mortellaro and interdigital dermatitis. After the treatment, the claws were still scored for three consecutive weeks. The current study showed that the reduction of Mortellaro was greater with formalin and copper sulphate than with 4Hooves (1 %). The footbath walkway must not be wider than the footbath itself to ensure at least one immersion per claw. Further research is needed to optimize frequency of treatment for 4Hooves so that dairy farmers can control digital dermatitis on a long term.

Keywords


Dissertation
Vrijlopende kraamstalzeugen: Invloed op het gedrag en dierenwelzijn

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

In de hedendaagse zeugenhouderij komen traditionele kraamkooien nog frequent voor. Deze kraamkooien krijgen echter steeds meer kritiek omwille van de beperkte bewegingsvrijheid van de zeug. In dergelijke kraamkooien wordt niet voldaan aan de natuurlijke behoeften van de zeug, zoals exploratief gedrag en nestbouwgedrag. Dit zorgt voor stress en een hogere incidentie van stereotiep gedrag. Daarom is de laatste jaren veel onderzoek verricht naar diervriendelijkere alternatieven, zoals het vrijloopkraamhok. Gedurende drie maanden zijn op twee bedrijven gedragsobservaties van lacterende zeugen en biggen uitgevoerd. Dit enerzijds in het vrijloopkraamhok en anderzijds in de conventionele kraamkooi. Uit de resultaten blijkt dat een zeug duidelijk de extra bewegingsruimte benut van een vrijloopkraamhok. Ze vertoont een hogere activiteit en meer exploratiegedrag. Daarnaast zijn meer zeug-big interacties waargenomen. Dit heeft een positieve invloed op de sociale ontwikkeling van de biggen. Biggen met een sterke sociale ontwikkeling vertonen in hun latere leven minder ongewenst gedrag zoals oor- en staartbijten en excessieve agressie. Op vlak van stereotiep gedrag is geen verschil vastgesteld tussen het vrijloopkraamhok en de conventionele kraamkooi. Echter is het voorkomen van stereotiep gedrag afhankelijk van nog andere factoren, zoals de aanwezigheid van nestmateriaal. Tijdens het onderzoek hadden al de zeugen nestmateriaal ter beschikking, waardoor de zeugen extra werden gestimuleerd om nestgedrag te uiten. Uit voorgaande onderzoeken blijkt dat de beschikbaarheid van nestmateriaal leidt tot minder stereotiep gedrag. Dit blijkt eveneens uit de resultaten van deze masterproef. Biggen van een vrijlopende zeug vertonen eveneens een hoger activiteitsniveau zoals meer speel- en exploratiegedrag. Daarnaast vertonen biggen in een vrijloopkraamhok minder agressie ten opzichte van andere biggen. Ook de vaste voeropname wordt positief beïnvloed. Dit kan resulteren in een minder uitgesproken speendip. Het speengewicht vormt een interessante parameter voor een vervolgonderzoek. De resultaten van het onderzoek zijn veelbelovend op vlak van dierenwelzijn. De zeugen zijn meer in staat om natuurlijk gedrag te uiten. Uit voorgaande onderzoeken blijkt dat de mogelijkheid tot het uiten van natuurlijk gedrag bijdraagt aan een beter welbevinden, minder fysiek ongerief en minder stress. Daarnaast heeft meer bewegingsvrijheid een positieve invloed op de gezondheid van de zeug. Ook de lagere frequentie agressie bij de biggen leidt tot een minder stressvolle omgeving en een beter dierenwelzijn. Biggensterfte vormt echter nog een belangrijk aandachtspunt. Tijdens het onderzoek is op één van de twee bedrijven een verhoogde biggensterfte vastgesteld. Verder onderzoek is aangewezen om de invloed van het vrijloopkraamhok op het aantal doodgelegen biggen te bepalen, aangezien biggensterfte afhankelijk is van vele factoren. Verder kan onderzoek uitmaken welke maatregelen doodliggers kan voorkomen in het vrijloopkraamhok. Algemeen kan worden gesteld dat het vrijloopkraamhok veel potentieel biedt als diervriendelijker huisvestingssysteem voor lacterende zeugen en hun biggen.

Keywords


Dissertation
Monitoring en managing van dierenwelzijn bij slachtvarkens

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Vandaag de dag wordt zowel door de industrie als de consument steeds meer aandacht besteed aan de manier waarop voedsel wordt geproduceerd. Hierbij vinden zij de economische drijfveer en duurzaamheidsaspecten, zoals dierenwelzijn van groot belang. Wanneer varkens een gewicht van honderd tot honderdtwintig kilogram hebben bereikt, worden zij van het landbouwbedrijf naar het slachthuis gevoerd. Hier worden de varkens gelost en naar wachthokken gebracht waar ze ongeveer twee uur kunnen rusten. Vervolgens worden de varkens naar de bedwelmingsruimte gedreven, waarna ze worden geslacht en leeggebloed. Voornamelijk het lossen en het drijven naar de bedwelmingsruimte, worden aanzien als potentiële stressvolle situaties voor varkens, welke een significant effect kunnen hebben op het welzijn en de vleeskwaliteit. Daarom zal deze studie verder ingaan op het gebruik van gezichtsparameters ter bepaling van het stressgehalte. Om dit te bepalen moet het gedrag en de vleeskwaliteit van varkens worden onderzocht. Hiervoor worden in eerste instantie 944 varkens geobserveerd tijdens het laad- en losproces. Hieruit blijkt dat stress een duidelijk effect heeft op het gedrag van varkens. Zo zullen varkens die meer stress ervaren de oren zijdelings en naar achter richten, de kop omhoog houden en een bolling van de snuit vertonen. Uit dit onderzoek blijkt dat het mogelijk is om zonder de gedrags-parameter ‘bolling van de snuit’ het stressniveau te bepalen. Daarnaast blijkt het mogelijk om gedragsanalyses uit te voeren op basis van statisch beeldmateriaal. Voor de validatie van dit onderzoek worden 398 varkens geobserveerd tijdens het lossen en de weg naar de bedwelmingsruimte. Nadien worden van deze varkens de pH-waardes gemeten om de vleeskwaliteit te bepalen. Hieruit blijkt dat varkens meer stress ondervinden tijdens het drijven naar de bedwelmingsruimte dan tijdens het losproces. Een hoger stressniveau tijdens het losproces zou volgens dit onderzoek geen negatief effect hebben op de vleeskwaliteit, een hoger stressniveau tijdens het drijven naar de bedwelmingsruimte daarentegen wel. Doordat deze resultaten gebaseerd zijn op slechts twee groepen stemmen deze niet volledig overeen met de literatuur. Echter blijkt uit de bekomen histogrammen dat het die richting uitgaat. Hiervoor is nog extra onderzoek nodig.

Keywords


Dissertation
Effect van een slowfeeder op het eetpatroon en gedrag van stalpaarden

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

In maneges en pensionstallen in Vlaanderen worden paarden en pony’s hoofdzakelijk gehuisvest op stal omwille van onvoldoende mogelijkheden tot weidegang. Stalpaarden leven in omstandigheden die verschillend zijn van hun natuurlijke leefwijze. Daardoor is er een aanzienlijke kans op de ontwikkeling van gedrags- en gezondheidsstoornissen. Deze problemen zijn ongewenst bij de paarden vanwege een verhoogd risico op verminderde prestaties van het paard, een toename in ziektekosten en een daling van de verkoopprijs van desbetreffend dier. Daarom worden er systemen ontwikkeld die (stap voor stap) bijdragen tot het verbeteren van het dierenwelzijn. Tijdens deze masterproef is gewerkt met zelfgeconstrueerde slowfeeders. Het proefopzet bestaat uit twee behandelingen met toediening van ruwvoer op de stalvloer, en twee behandelingen met toediening van ruwvoer via de slowfeeder met enerzijds een dubbel net en anderzijds een enkel net. De introductie van slowfeeders in het management wijzigt niet alleen het eetpatroon, maar het hele gedragspatroon van de paarden. De ruwvoeropname verdubbelt in tijdsduur en frequentie, en is meer gespreid over de dag bij gebruik van de slowfeeders. Zo kan het natuurlijke gedragspatroon van paarden gedeeltelijk worden nagebootst op stal. Omdat op deze manier aan de motivatie tot voeropname wordt voldaan, doet zich voornamelijk een afname in de tijdsduur en frequentie van manipulatie van bodembedekking en rustgedrag voor. Tijdens het onderzoek is gebleken dat zowel de slowfeeder met dubbel net als de slowfeeder met enkel net een gelijkaardige invloed uitoefenen op het gedrag. Ook komt uit de waarnemingen naar voor dat oraal stereotiep gedrag afneemt bij gebruik van slowfeeders. Uit bovenstaande bevindingen blijkt dat slowfeeders een gunstige en doelmatige invloed hebben op het eetpatroon en gedrag van stalpaarden, namelijk de bevordering van natuurlijk voeropnamegedrag, reductie in inactief gedrag, nerveus gedrag en gedrag dat op lange termijn fysiologische en psychologische schade kan berokkenen.

Keywords

Listing 1 - 10 of 24 << page
of 3
>>
Sort by