Listing 1 - 1 of 1 |
Sort by
|
Choose an application
Doelstelling: Aan de hand van de Spaanse en de Latijns-Amerikaanse (neutraal Spaans) ondertitels van de film ‘Amélie' (Jean-Pierre Jeunet, 2001) bestuur ik de grammaticale, lexicale en culturele verschillen tussen beide versies. Zo wil ik nagaan of de linguïstische verschillen die reeds besproken zijn door o.a. Lope Blanch (1968), Izquierdo y Utrilla (2002) en Fontanella de Weinberg (1992) daadwerkelijk terug te vinden zijn in de ondertiteling.Hieruit volgt een bijkomende onderzoeksvraag: Is het echt noodzakelijk om verschillende ondertitels te maken voor beide Spaanstalige regio's? Middelen of methode: Om de linguïstische variatie gedetailleerd te kunnen onderzoeken heb ik, samen met Liesbeth Verbeeke (2010), een digitaal corpus opgesteld met daarin de Franse originele tekst, de Spaanse ondertitels en de Latijns-Amerikaanse ondertitels. We hebben het corpus in twee gedeeld om gedetailleerder te kunnen werken. In deze masterproef behandel ik het eerste deel van de film (tot ondertitel 611). Voor het tweede deel verwijs ik naar de masterproef van Liesbeth Verbeeke (2010). In het eerste hoofdstuk leg ik ‘linguïstische variatie' uit aan de hand van bestaand theorieën van Izquierdo y Utrilla (2002), het Centro Virtual Cervantes en de persgroep SM (www.edebedigital.com).In het tweede hoofdstuk geef ik een overzicht van de door Izquierdo y Utrilla (2002), Lope Blanch (1968) en Fontanella de Weinberg (1992) en verschillende grammatica's beschreven linguïstische kenmerken van het Latijns-Amerikaanse Spaans. Na elk onderdeel pas ik de theorie op het corpus toe. Voor de analyse van de woordenschat heb ik mij gebaseerd op een selectie gemaakt door twee Latijns-Amerikanen en twee Spanjaarden. Ik heb hen respectievelijk de Spaanse en de Latijns-Amerikaanse ondertitels doorgestuurd opdat ze de raar klinkende of niet gebruikte woorden konden aanduiden. De analyse van de culturele variatie gaat verder op het werk van Goedele van Kerschaever (2009), maar omvat in deze masterproef ook de Latijns-Amerikaanse ondertitels. De conclusie en de bibliografie zijn respectievelijk terug te vinden in het derde en het vierde hoofdstuk. Het vijfde hoofdstuk omvat het eerste deel van het gedigitaliseerde corpus. Resultaten: Uit de analyse van het corpus blijkt dat er op het eerste gezicht minder linguïstische verschillen aanwezig zijn dan verwacht. Waarschijnlijk is dit omdat de audiovisuele vertalers de instructie krijgen om neutraal Spaans te gebruiken en zo de kosten te beperken. Op grammaticaal niveau zijn slechts 5 van de 10 categorieën van grammaticale verschillen die vermeld worden in grammatica's daadwerkelijk toegepast in het corpus. Wat de woordenschat betreft zijn 16 van de 24 woorden die door de Latijns-Amerikanen aangeduid werden als Spaanse woorden, effectief herkend als Spaanse woorden door María Moliner en Clave. 12 van de 23 woorden die als Latijns-Amerikaans werden aangeduid door Spanjaarden worden dan weer herkend als echte Latijns-Amerkaanse woorden door verschillende regionale woordenboeken. Bij de culturele referenties is het belangrijkste besluit dat de drie meest gebruikte vertaalstrategieën de aangepaste transcriptie, de letterlijke transcriptie en de weglating zijn. Het antwoord op de bijkomende onderzoeksvraag luidt als volgt: Vooral in het geval van de culturele en de lexicale verschillen is het noodzakelijk om verschillende ondertitelingen te voorzien. Wat de grammatica betreft, valt op dat er in de praktijk weinig verschillende ondertitels worden gemaakt voor de verschillende Spaanstalige regio's. Het zou nochtans vernieuwend zijn in de filmindustrie om voor elke geografische Spaanstalige regio een aangepaste ondertiteling te voorzien.
Listing 1 - 1 of 1 |
Sort by
|