Narrow your search

Library

KU Leuven (11)


Resource type

dissertation (11)


Language

Dutch (10)

English (1)


Year
From To Submit

2024 (1)

2023 (2)

2022 (1)

2019 (4)

2018 (1)

More...
Listing 1 - 10 of 11 << page
of 2
>>
Sort by

Dissertation
Auditory temporal processing deficits in dyslexia : Detection and compensation
Authors: --- --- ---
Year: 2019 Publisher: Leuven KU Leuven. Faculty of Medicine

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

The etiology of developmental dyslexia remains widely debated. One theory postulates that the reading and spelling problems in dyslexia originate from reduced sensitivity to temporal auditory information. This low-level deficit is thought to provoke a cascade of effects, including underspecified phonological representations and inaccurate speech perception. Until now, most studies focused on the psychophysical investigation of this deficit. However, its neural basis remains unknown. This project aims to investigate the neural nature of the temporal processing deficit in dyslexia and to relate it to speech perception and reading abilities by investigating neural responses to basis auditory information as well as directly to the speech envelope. Furthermore, we aim to investigate the possibility to improve neural processing of the speech envelope by enhancing particular envelope cues in the speech signal and to unravel whether this speech enhancement strategy is also beneficial for individuals with dyslexia. Besides its theoretical relevance, this project strives (1) to contribute to the discovery of specific neurophysiologic markers for dyslexia, important for the early detection of dyslexia, and (2) to explore possible strategies to entrain sensitivity to temporal auditory cues and to improve speech perception abilities of individuals with dyslexia.

Keywords


Dissertation
Spraakperceptie in ruis bij jongvolwassenen met dyslexie en het effect van de envelope enhancement.

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Dyslexie is een leerstoornis die gekenmerkt wordt door hardnekkige lees- en spellingsproblemen die niet verklaard kunnen worden door externe factoren. Nog steeds is er geen eenduidige theorie die de oorzaak van dyslexie kan verklaren. In deze masterproef zal gefocust worden op de auditieve temporele verwerkingsdeficit theorie. Deze theorie verklaart de lees- en spellingsproblemen bij dyslexie door fonologische problemen die tot stand zijn gekomen door een probleem bij het verwerken van temporele informatie. Onderzoek toonde reeds aan dat personen met dyslexie minder goed zijn in het verwerken van temporele cues en spraak in ruis. In deze studie werd dan ook aan de hand van spraak-in-ruistaken naar verdere resultaten gezocht die de auditieve temporele verwerkingsdeficit theorie kunnen ondersteunen. In totaal deden 23 personen mee aan deze studie. In een eerste onderzoek onderzochten we bij vijf deelnemers of de amplificatiefactor van de envelope enhancement invloed had op de verbetering in speech reception treshold (SRT). Aangezien de grootste verbetering in SRT bij amplificatiefactor 18 gevonden werd, werd deze verder gebruikt voor het tweede onderzoek. In het tweede onderzoek onderzochten we bij de overgebleven 18 deelnemers spraak-in-ruis in vier condities: origineel, vocoded, origineel met envelope enhancement en vocoded met envelope enhancement. Van deze 18 deelnemers waren vijf personen gediagnosticeerd met dyslexie. Het doel van deze studie was tweevoudig. Ten eerste onderzochten we of personen met dyslexie slechter scoorden dan normaallezende personen. Ten tweede werd er onderzocht of de envelope enhancement strategie een positief effect had op het spraakverstaan. Hierbij vergeleken we ook of het effect van de EE verschilde tussen de groepen. De resultaten van dit onderzoek gaven gedeeltelijk ondersteuning voor de auditieve temporele deficit theorie. In het originele signaal scoorden de personen met dyslexie slechter op de spraak-in-ruistaak. Voor beide groepen werd een verbetering vastgesteld na toevoeging van de EE. Er werd echter geen significant groter effect van de EE vastgesteld voor de personen met dyslexie. In het vocoded spraaksignaal werd geen verschil tussen de groepen waargenomen. De EE had hier enkel een positief effect op de spraakperceptie van normaallezende personen. Hoewel we niet overal een significant effect vonden, werden er wel in de originele conditie duidelijke verschillen tussen de groepen waargenomen. Aangezien bij dit onderzoek enkel vijf personen met dyslexie deelgenomen hebben is er zeker nog verder onderzoek nodig om deze bevindingen te bevestigen.

Keywords


Dissertation
Gebruik van audiovisuele stimuli om neural envelope tracking van spraakverstaan op te meten.

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

De huidige gehoortesten voor kinderen trekken onvoldoende hun aandacht en zijn niet representatief voor de spraak die ze horen in het dagelijkse leven. Daarom is er voor het testen van kinderen nood aan een objectieve test die wel aan die voorwaarden voldoet om hun spraakverstaan zo betrouwbaar mogelijk te kunnen opmeten. In dit onderzoek leggen we de basis voor het ontwikkelen van dergelijke gehoortest door het effect van audiovisuele stimuli op neural envelope tracking van spraakverstaan na te gaan bij normaalhorende jongvolwassenen. Dit deden we aan de hand van een EEG-registratie terwijl proefpersonen enerzijds luisterden naar een kinderverhaal met bijhorende prenten (beperkt audiovisuele stimuli) bij meerdere stimulusintensiteiten en anderzijds een animatiefilm te zien kregen, waarbij we afwisselend beeld en geluid (audiovisuele stimuli) of enkel geluid (enkel auditieve stimuli) afspeelden bij meerdere stimulusintensiteiten. We zagen dat neural envelope tracking significant stijgt met toenemende stimulusintensiteit, maar enkel bij de intensiteitsniveaus die rond de speech reception threshold van de proefpersoon liggen. We zagen geen significant verschil in neural envelope tracking tussen de audiovisuele en de enkel auditieve stimuli. Er was een significant hogere neural envelope tracking bij audiovisuele stimuli ten opzichte van beperkt audiovisuele stimuli. Verder correleert neural envelope tracking met het gedragsmatig gemeten spraakverstaan bij de animatiefilm, maar niet bij het kinderverhaal met prenten. In conclusie, kunnen we stellen dat audiovisuele stimuli gebruikt kunnen worden om neural envelope tracking van spraakverstaan op te meten. De resultaten van ons onderzoek zijn een eerste stap in de ontwikkeling van een objectieve gehoortest bij kinderen.

Keywords


Dissertation
Taalonderzoek bij meertalige kinderen op basis van EEG-responsen voor natuurlijke spraak

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Probleemstelling: De taalvaardigheid en taaldominantie meten bij meertalige kinderen is complex. Gestandaardiseerde en genormeerde taaltests voor eentalige kinderen kunnen niet zomaar gebruikt worden voor twee- of meertalige kinderen vanwege specifieke kenmerken zoals cross-linguïstische transfer en codeverwisseling. Daarnaast is het niet mogelijk om iedere taal van het kind te onderzoeken o.w.v. de talenkennis van de onderzoeker. Neural tracking EEG zou een oplossing kunnen bieden voor deze problemen, hoewel er slechts enkel onderzoek is uitgevoerd bij tweetalige volwassenen. In de toekomst zou EEG ook hulp kunnen bieden bij het vaststellen van een taalontwikkelingsstoornis bij een kinderen. Doelstelling: De bruikbaarheid van neural tracking van de omhullende van lopende spraak wordt onderzocht bij een- en tweetalige typisch ontwikkelende kinderen om taaldominantie en taalvaardigheid na te gaan. Methode: Zowel een- als tweetalige typisch ontwikkelende kinderen werden gerekruteerd. Bij de deelnemers werden zowel gedragsmatige taaltesten als een passieve EEG-meting uitgevoerd. De tweetalige kinderen (n = 3) voerden de gedragsmatige testen uit in het Nederlands en Frans, de eentalige deelnemers (n = 10) enkel in het Nederlands. De actieve woordenschat (CELF-4-NL; Isadyle), passieve woordenschat (PPVT-III-NL; Isadyle), het opdrachtbegrip (Token Test) en verhaalbegrip (MAIN/OMER) werden in kaart gebracht aan de hand van gestandaardiseerde taaltests. De neural tracking van de omhullende werd gemeten terwijl de kinderen luisterden naar lopende spraak, namelijk verhalen verteld in drie condities: het Nederlands, Frans en Italiaans. Er werd onderzoek gedaan naar drie aspecten. (1) De neural tracking tussen de twee groepen en tussen de verschillende taalcondities werd vergeleken. We verwachten een verschil in de neural tracking van de verschillende talen (gekende > niet gekende taal) en tussen de groepen. (2) Daarnaast werden de correlaties berekend tussen de gedragsmatige taaltests en de neural tracking EEG van de omhullende. (3) Ook de taaldominantie van de tweetaligen werd bepaald aan de hand van de gedragsmatige taken en neural tracking EEG. Resultaten: Er is geen verschil tussen de groepen op de Nederlandse gedragsmatige taaltests. (1) De een- en tweetalige kinderen kunnen niet van elkaar worden onderscheiden. Bij de eentalige kinderen is er wel een verschil in de neural tracking van de omhullende tussen het Nederlands ten opzichte van het Frans en ten opzichte van het Italiaans. Binnen de groep tweetaligen is er geen verschil in verwerking tussen de drie talen. Er zijn verschillen in pieken zichtbaar op de TRF’s tussen de condities en groepen. (2) Er bestaat een correlatie tussen de neural tracking en de expressieve (lage) en receptieve (matige) woordenschat op de Nederlandse taken. (3) Er kunnen geen eenduidige conclusies worden getrokken over de taaldominantie gemeten aan de hand van neural tracking. Bovendien geven de gedragsmatige taken hierover ook uiteenlopende resultaten. Besluit: Neural tracking van de omhullende blijkt een bruikbare methode om bepaalde taalaspecten in kaart te brengen bij een jonge een- en tweetalige populatie. Echter, door een beperkt aantal deelnemers kunnen er weinig eenduidige conclusies worden getrokken. Vervolgonderzoek zal het gebruik van neural tracking EEG verder moeten uitwijzen.

Keywords


Dissertation
De invloed van envelope enhancement op spraakverstaan in ruis bij kinderen met en zonder dyslexie

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Dyslexie is een leerstoornis gekenmerkt door hardnekkige lees- en/of spellingproblemen. Het is algemeen erkend dat personen met dyslexie een fonologisch tekort hebben dat de lees- en/of spellingproblemen veroorzaakt. Onderzoek naar de onderliggende neurologische disfunctie van dyslexie suggereert dat de fonologische problemen het gevolg kunnen zijn van meer fundamentele sensorische beperkingen in de verwerking van de temporele informatie in spraak. Dit perceptueel tekort zou aanleiding geven tot moeilijkheden bij het detecteren van amplitudeveranderingen in het spraaksignaal. Dan ontstaat een cascade aan effecten beginnend met een verstoring van de ontwikkeling van het fonologisch systeem en resulterend in problemen met lezen en spellen. In deze studie werd een envelope enhancement (EE)-strategie toegepast met als doel de spraakperceptie van kinderen met dyslexie te verbeteren. Het EE-algoritme versterkt de amplitude-overgangen (onsets) in de spraakomhullende, die belangrijke informatie bevatten om klanken te discrimineren. Eerder onderzoek toonde reeds aan dat EE een positieve invloed uitoefent op spraakperceptie bij normaalhorende volwassenen en personen met een cochleair implantaat. Steunend op de auditief-temporele verwerkingstheorie wordt verwacht dat het uitvergroten van deze akoestische veranderingen de fonetische contrasten verduidelijkt en zo de zwakkere spraakperceptie van kinderen met dyslexie verbetert. Het onderzoek vergelijkt 35 kinderen tussen 9 en 12 jaar (17 kinderen met, 18 kinderen zonder dyslexie) op een herhalingstaak met L.I.S.T-zinnen in achtergrondruis. Om de verschillen in temporele vaardigheden na te gaan, werd de performantie op natuurlijke spraak vergeleken met de performantie op vocoded spraak. Bij deze laatste steunt het spraakverstaan in grote mate op de temporele verwerking, wat bij personen met dyslexie net gestoord zou zijn. Vervolgens werd het effect van EE op het spraakverstaan nagegaan in beide condities. Verder werden ook de fonologische-, lees-, schrijf- en intellectuele vaardigheden onderzocht. De resultaten toonden aan dat kinderen met dyslexie in de eerste plaats zwakkere spraak-in-ruis vaardigheden hebben dan kinderen zonder dyslexie, zowel in de original als in de vocoder conditie. De EE-strategie zorgde in beide groepen voor een beter spraakverstaan. Het effect van EE bleek niet significant groter voor kinderen met dyslexie. Wel toonden de individuele resultaten aan dat EE in de vocoder conditie een grotere invloed heeft bij de kinderen met dyslexie. Verder werd aangetoond dat de spraak- en leesvaardigheid onderling geassocieerd zijn. Ook deze bevinding geeft ondersteuning voor de relatie tussen spraakperceptie en leesvaardigheid. De resultaten sluiten aan bij de vooropgestelde hypothese. Ten eerste vertoonden kinderen met dyslexie een zwakkere spraak-in-ruis perceptie. Daarnaast ondervonden beide groepen een duidelijk positief effect van EE. Kinderen met dyslexie lijken in de vocoder conditie een groter effect te ondervinden van EE, al was dit niet significant. Deze studie geeft daarom evidentie voor EE als mogelijke interventiestrategie om spraakperceptie in rumoerige situaties bij kinderen met dyslexie te verbeteren. Verder onderzoek is nodig om de bijdrage van EE op spraakperceptie en bovendien op de fonologische vaardigheid en uiteindelijk op lezen en spellen te onderzoeken.

Keywords


Dissertation
Het meten van een objectieve maat voor spraakverstaanbaarheid met behulp van elektro-encefalografie bij kinderen uit de derde kleuterklas

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

In de hedendaagse klinische audiologische praktijk maken we gebruik van gedragsmatige testen om spraakverstaanbaarheid te meten. Deze testen vergen de actieve participatie van de patiënt. Bij bepaalde populaties, zoals kleuters, kunnen we deze noodzakelijke coöperatie niet altijd garanderen. Als alternatief gebruiken we in de praktijk objectieve testen. Deze vergen geen participatie van de patiënt, maar onderzoeken enkel detectie van stimuli. Hiermee komen we niets te weten over het effectief spraakverstaan van de patiënt. Daarom wordt een objectieve maat gebaseerd op hersenresponsen gemeten aan de hand van elektro-encefalografie (EEG) of magneto-encefalografie (MEG), ontwikkeld. De hersenen blijken de spraakenveloppe te volgen, dit heet neurale enveloppe tracking. De spraakenveloppe kan uit het gemeten hersensignaal gereconstrueerd worden. De correlatie tussen deze afgeleide spraakenveloppe en de oorspronkelijke enveloppe wordt gebruikt als basis voor de objectieve maat van spraakverstaan. Deze maat werd al onderzocht en verbeterd voor volwassenen, maar nooit bij kinderen. Daarom onderzoekt deze masterproef de objectieve maat van spraakverstaan bij 5-/6-jarige kinderen. Eerst willen we nagaan of de objectieve maat ook bij kinderen een goede voorspeller is voor spraakverstaanbaarheid. Ook gaan we onderzoeken hoe de objectieve maat correleert met de gedragsmatige maat. Ten laatste zijn we geïnteresseerd in de relatie tussen het spraakverstaan en de taalontwikkeling bij deze jonge kinderen. Eerst, nemen we bij 14 normaalhorende kleuters een gedragsmatige spraakverstaantest in ruis af. Vervolgens, voeren we de EEG-meting met het aangepaste en kindvriendelijk protocol uit, gebruik makend van verhalen aangeboden in ruis. Deze data gaan we op twee manieren verwerken. Aan de hand van de decoder reconstrueren we de enveloppe uit het EEG-signaal. Het omgekeerde doen we aan de hand van TRF’s, we voorspelen hiermee het EEG-signaal aan de hand van de spraakenveloppe. Vervolgens wordt de Peabody Picture Vocabulary Test afgenomen om later de taalontwikkeling van de deelnemers te vergelijken met hun spraakverstaan. De resultaten van deze masterproef tonen aan dat ook bij kleuters de neurale enveloppe tracking toeneemt naarmate de SNR toeneemt. Dit zien we zowel in de backward- als de forward-verwerking. We vinden het significant effect terug in de delta- en thetaband en in de amplitude van de TRF-piek in de frontocentrale hersenregio. De gedragsmatige en objectieve maat vergelijken we op de 0 dB SNR-conditie. Deze data worden in deze proef niet genormaliseerd. De backward-verwerking brengt resultaten met zich mee die niet overeenkomen met de resultaten gevonden in de literatuur. Er is echter genoeg evidentie om te suggereren dat de gedragsmatige en objectieve maat van spraakverstaan gelinkt zijn met elkaar. We hebben geen verband kunnen aantonen tussen het spraakverstaan en de taalontwikkeling van de deelnemers. Om hierover conclusies te trekken, is er verder onderzoek nodig met kinderen met meer uiteenlopende taalontwikkelingsniveaus. Bijgevolg kunnen we besluiten dat de objectieve maat voor spraakverstaan een goede voorspeller is voor spraakverstaanbaarheid bij 5-/6-jarige kinderen. Het is aangeraden om in vervolgonderzoek de maat verder te analyseren bij slechthorende kleuters die een hoortoestel of cochleair implantaat dragen. Ook moet in verder onderzoek de maat verbeterd worden om deze in de klinische praktijk te kunnen implementeren.

Keywords


Dissertation
De invloed van envelope enhancement op spraakverstaan in ruis, bij kinderen met en zonder dyslexie.

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Inleiding: Dyslexie is een complexe leerstoornis. Zij wordt gekenmerkt door persisterende en ernstige moeilijkheden met lezen en/of spellen. Er zijn verscheidene theorieën die de oorzaak ervan proberen te verklaren. Hoewel er reeds veel uiteenlopend onderzoek is gedaan, is er nog geen consensus over de exacte oorzaak ervan. In deze studie wordt verdergebouwd op de auditief temporele verwerkingsdeficit-hypothese, waarin men ervan uitgaat dat een verminderde mogelijkheid om auditief temporele informatie te verwerken aan de basis ligt van dyslexie. Dit zorgt op zijn beurt voor beperkte fonologische vaardigheden, die leiden tot spellings- en leesproblemen. Er werd reeds bewijs gevonden voor beperktere verwerking van temporele auditieve cues en een verminderd spraakverstaan bij personen met dyslexie. Uitgaande van deze theorie wordt in deze masterproef onderzocht of spraakverstaan in ruis op basis van de temporele omhullende moeilijker is voor kinderen met dyslexie dan voor normaal lezende kinderen. Verder wordt nagegaan of verstaan van de temporele spraakomhullende verbetert wanneer men envelope enhancement toepast, en of hier verschillen te vinden zijn tussen dyslectische en niet-dyslectische kinderen. Methode: Twintig kinderen in de leeftijd tussen negen en twaalf jaar (zeven dyslectische lezers en dertien normaal lezenden) zijn in dit onderzoek onderworpen aan een spraak-in-ruistest. Voor deze test zijn de L.I.S.T.-zinnen gebruikt. De L.I.S.T.-zinnen zijn in twee condities aangeboden. In de ene conditie werd het spraaksignaal verwerkt tot vocoded spraak met acht frequentiebanden. In de andere conditie paste men op deze vocoded spraak envelope enhancement toe, waardoor de onset van de amplitude steeds versterkt werd en er meer temporele informatie aanwezig was in het signaal. De SRT-score werd voor elke proefpersoon gezocht in beide condities. Verder is een uitgebreide testbatterij afgenomen voor fonologische, semantische en leesvaardigheden, alsook testen voor werkgeheugen en kortetermijngeheugen. Resultaten: Kinderen van negen tot twaalf jaar zijn in staat spraak-in-ruis te verstaan op basis van de temporele omhullende. Er zijn in beide condities geen significante groepsverschillen tussen dyslectische en normaal lezende kinderen in de SRT. Er is een significante verbetering in de SRT wanneer envelope enhancement wordt gebruikt in de dyslectische groep. Dit verschil is niet gevonden bij de normaal lezende kinderen. Er is een significant verschil tussen dyslectische en normaal lezende kinderen voor wat betreft de invloed van envelope enhancement op de SRT. Verder is er geen voorspellende waarde gevonden van de SRT op de leesvaardigheid van de kinderen bovenop andere variabelen. Conclusie: De huidige resultaten sluiten niet aan bij de hypothese die is gesteld vanuit de auditieve temporele verwerkingsdeficit-theorie. Er zijn geen verschillen gevonden in spraakperceptievaardigheden tussen kinderen met en zonder dyslexie. Wel kwam naar voren dat kinderen met dyslexie meer winst halen uit de aanwezigheid van extra temporele informatie in de spraakomhullende. Dit onderzoek kan gebruikt worden als een eerste aanwijzing dat kinderen met dyslexie mogelijk baat hebben bij envelope enhancement, maar deze bevindingen moeten zeker nog verder onderzocht worden.

Keywords


Dissertation
De invloed van envelope enhancement op spraakverstaan in ruis bij kinderen met en zonder dyslexie

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Dyslexie is een leerstoornis gekenmerkt door hardnekkige lees- en/of spellingproblemen. Het is algemeen erkend dat personen met dyslexie een fonologisch tekort hebben dat de lees- en/of spellingproblemen veroorzaakt. Onderzoek naar de onderliggende neurologische disfunctie van dyslexie suggereert dat de fonologische problemen het gevolg kunnen zijn van meer fundamentele sensorische beperkingen in de verwerking van de temporele informatie in spraak. Dit perceptueel tekort zou aanleiding geven tot moeilijkheden bij het detecteren van amplitudeveranderingen in het spraaksignaal. Dan ontstaat een cascade aan effecten beginnend met een verstoring van de ontwikkeling van het fonologisch systeem en resulterend in problemen met lezen en spellen. In deze studie werd een envelope enhancement (EE)-strategie toegepast met als doel de spraakperceptie van kinderen met dyslexie te verbeteren. Het EE-algoritme versterkt de amplitude-overgangen (onsets) in de spraakomhullende, die belangrijke informatie bevatten om klanken te discrimineren. Eerder onderzoek toonde al aan dat EE een positieve invloed uitoefent op spraakperceptie bij normaalhorende volwassenen en personen met een cochleair implantaat. Steunend op de auditief-temporele verwerkingstheorie wordt verwacht dat het uitvergroten van deze akoestische veranderingen de fonetische contrasten verduidelijkt en zo de zwakkere spraakperceptie van kinderen met dyslexie verbetert. Het onderzoek vergelijkt 35 kinderen tussen 9 en 12 jaar (17 kinderen met, 18 kinderen zonder dyslexie) op een herhalingstaak met L.I.S.T-zinnen in achtergrondruis. Om de verschillen in temporele vaardigheden na te gaan, werd de performantie op natuurlijke spraak vergeleken met de performantie op vocoded spraak. Bij deze laatste steunt het spraakverstaan in grote mate op de temporele verwerking, die bij personen met dyslexie net gestoord zou zijn. Vervolgens werd het effect van EE op het spraakverstaan nagegaan in beide condities. Verder werden ook de fonologische-, lees-, schrijf- en intellectuele vaardigheden onderzocht. De resultaten toonden aan dat kinderen met dyslexie in de eerste plaats zwakkere spraak-in-ruis vaardigheden hebben dan kinderen zonder dyslexie, zowel in de original als in de vocoder conditie. De EE-strategie zorgde in beide groepen voor een beter spraakverstaan. Het effect van EE bleek niet significant groter voor kinderen met dyslexie. Wel toonden de individuele resultaten aan dat EE in de vocoder conditie een grotere invloed heeft bij de kinderen met dyslexie. Verder werd aangetoond dat de spraak- en leesvaardigheid onderling geassocieerd zijn. Ook deze bevinding geeft ondersteuning voor de relatie tussen spraakperceptie en leesvaardigheid. De resultaten sluiten aan bij de vooropgestelde hypothese. Ten eerste vertoonden kinderen met dyslexie een zwakkere spraak-in-ruis perceptie. Daarnaast ondervonden beide groepen een duidelijk positief effect van EE. Kinderen met dyslexie lijken in de vocoder conditie een groter effect te ondervinden van EE, al was dit niet significant. Deze studie geeft daarom evidentie voor EE als mogelijke interventiestrategie om spraakperceptie in rumoerige situaties bij kinderen met dyslexie te verbeteren. Verder onderzoek is nodig om de bijdrage van EE op spraakperceptie en bovendien op de fonologische vaardigheid en uiteindelijk op lezen en spellen te onderzoeken.

Keywords


Dissertation
De invloed van rise time, amplitude modulatie en draaggolf op Auditory Steady State Responsen (ASSRs) bij normaalhorende, niet-dyslectische jongvolwassenen.

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Probleemstelling: Amplitudemodulaties (AM) en rise time (RT) vormen twee belangrijke dynamische kenmerken van de temporele omhullende die akoestische, fonologische informatie geeft over syllabes en fonemen. Deze temporele omhullende is belangrijk voor spraakverstaan en de ontwikkeling van de fonologische representaties. De auditieve temporele verwerkingstheorie stelt dat een verminderde gevoeligheid voor RT de ontwikkeling van fonologische representaties beïnvloedt, wat op zijn beurt zou leiden tot het ontwikkelen van dyslexie. Een differentiatie tussen de neurale gevoeligheid voor RT bij dyslectici en normaal lezende jongvolwassenen zou een eerste stap kunnen bieden in de richting van een objectieve diagnose voor dyslexie. Doelstelling: Deze masterproef onderzocht de verschillen in neurale gevoeligheid voor RT bij normaalhorende niet-dyslectische jongvolwassenen om een referentiekader en validatie te kunnen bieden binnen dyslexieonderzoek. Onderzoeksmethoden: Aan dit onderzoek namen 20 jongvolwassenen deel. Er werden twee RT-stimuli met een RT van 10 ms en 30 ms en een baseline sinusoïdaal amplitudegemoduleerde (SAM) conditie ontwikkeld. Allereerst werd de invloed van RT op de amplitude- en faseresponsen bij ASSRs nagegaan, en dit bij variërende modulatie-omhullenden die belangrijk zijn voor het spraakverstaan (4 Hz, 10 Hz, 20 Hz en 40 Hz), en bij variërende draaggolven (sinus versus octaafbandruis). Ten tweede werd een mogelijk effect van draaggolf op de neurale gevoeligheid van RT nagegaan. In de laatste onderzoeksvragen werden correlatiecoëfficiënten berekend om een mogelijke samenhang tussen gedragsmatige taken, namelijk een spraak-in-ruis test (SPIN) en een RT-detectietaak, en de neurale verwerking van RT na te gaan. Resultaten: Er werden verschillen in neurale verwerking van RT gevonden afhankelijk van de modulatie-omhullende. Verder bleek bij kortere RTS de latentietijd toe te nemen bij alle modulatiefrequenties en draaggolven. Bij 4 Hz, 10 Hz en 20 Hz bleken de RT-veranderingen groter voor de ruis- dan voor de sinusdraaggolf. Er werden, in tegenstelling tot de literatuur, weinig correlaties gevonden tussen de gedragsmatige taken en de neurale gevoeligheid voor RT. Besluit: Op basis van de gevonden resultaten concluderen we verschillen in neurale verwerking van RT afhankelijk van de modulatie-omhullende en draaggolf. In vervolgonderzoek dient er een gedragsmatige RT-taak te worden ontwikkeld die mogelijke correlaties tussen neurale en gedragsmatige verwerking van RT zou kunnen detecteren. Voor verdere implementatie lijkt vervolgonderzoek naar mogelijke neurale verschillen met dyslectici aangewezen.

Keywords


Dissertation
Taalonderzoek bij meertalige kinderen op basis van EEG-responsen voor natuurlijke spraak

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Probleemstelling: De taalvaardigheid en taaldominantie meten bij meertalige kinderen is complex. Gestandaardiseerde en genormeerde taaltests voor eentalige kinderen kunnen niet zomaar gebruikt worden voor twee- of meertalige kinderen vanwege specifieke kenmerken zoals cross-linguïstische transfer en codeverwisseling. Daarnaast is het niet mogelijk om iedere taal van het kind te onderzoeken o.w.v. de talenkennis van de onderzoeker. Neural tracking EEG zou een oplossing kunnen bieden voor deze problemen, hoewel er slechts enkel onderzoek is uitgevoerd bij tweetalige volwassenen. In de toekomst zou EEG ook hulp kunnen bieden bij het vaststellen van een taalontwikkelingsstoornis bij een kinderen. Doelstelling: De bruikbaarheid van neural tracking van de omhullende van lopende spraak wordt onderzocht bij een- en tweetalige typisch ontwikkelende kinderen om taaldominantie en taalvaardigheid na te gaan. Methode: Zowel een- als tweetalige typisch ontwikkelende kinderen werden gerekruteerd. Bij de deelnemers werden zowel gedragsmatige taaltesten als een passieve EEG-meting uitgevoerd. De tweetalige kinderen (n = 3) voerden de gedragsmatige testen uit in het Nederlands en Frans, de eentalige deelnemers (n = 10) enkel in het Nederlands. De actieve woordenschat (CELF-4-NL; Isadyle), passieve woordenschat (PPVT-III-NL; Isadyle), het opdrachtbegrip (Token Test) en verhaalbegrip (MAIN/OMER) werden in kaart gebracht aan de hand van gestandaardiseerde taaltests. De neural tracking van de omhullende werd gemeten terwijl de kinderen luisterden naar lopende spraak, namelijk verhalen verteld in drie condities: het Nederlands, Frans en Italiaans. Er werd onderzoek gedaan naar drie aspecten. (1) De neural tracking tussen de twee groepen en tussen de verschillende taalcondities werd vergeleken. We verwachten een verschil in de neural tracking van de verschillende talen (gekende > niet gekende taal) en tussen de groepen. (2) Daarnaast werden de correlaties berekend tussen de gedragsmatige taaltests en de neural tracking EEG van de omhullende. (3) Ook de taaldominantie van de tweetaligen werd bepaald aan de hand van de gedragsmatige taken en neural tracking EEG. Resultaten: Er is geen verschil tussen de groepen op de Nederlandse gedragsmatige taaltests. (1) De een- en tweetalige kinderen kunnen niet van elkaar worden onderscheiden. Bij de eentalige kinderen is er wel een verschil in de neural tracking van de omhullende tussen het Nederlands ten opzichte van het Frans en ten opzichte van het Italiaans. Binnen de groep tweetaligen is er geen verschil in verwerking tussen de drie talen. Er zijn verschillen in pieken zichtbaar op de TRF’s tussen de condities en groepen. (2) Er bestaat een correlatie tussen de neural tracking en de expressieve (lage) en receptieve (matige) woordenschat op de Nederlandse taken. (3) Er kunnen geen eenduidige conclusies worden getrokken over de taaldominantie gemeten aan de hand van neural tracking. Bovendien geven de gedragsmatige taken hierover ook uiteenlopende resultaten. Besluit: Neural tracking van de omhullende blijkt een bruikbare methode om bepaalde taalaspecten in kaart te brengen bij een jonge een- en tweetalige populatie. Echter, door een beperkt aantal deelnemers kunnen er weinig eenduidige conclusies worden getrokken. Vervolgonderzoek zal het gebruik van neural tracking EEG verder moeten uitwijzen.

Keywords

Listing 1 - 10 of 11 << page
of 2
>>
Sort by