Listing 1 - 8 of 8 |
Sort by
|
Choose an application
Weinig grenzen in onze samenleving worden zo scherp gesteld als die tussen leven en dood. Toch zijn er plekken waar deze grens lijkt te vervagen. De palliatieve zorgeenheid is zo'n plaats. Een tussenin-wereld, een grensland. Om dit land in kaart te brengen, focust dit boek op emoties en sociale relaties in de zorgeenheid, en dan vooral de kleine alledaagse gebeurtenissen en verhalen die de levensgang van mensen ook hier vorm blijven geven.
Malades en phase terminale -- Soins --- Palliatieve zorg --- Phase terminale [Soins en ] --- Soins aux mourants --- Soins en phase terminale --- Soins infirmiers en phase terminale --- Soins palliatifs en phase terminale --- Stervensbegeleiding --- Terminal care --- Terminale zorg --- Terminally ill--Care and treatment --- Terminally ill--Medical care --- Zorg [Terminale ] --- Palliatieve zorgen --- palliatieve zorgen --- 603.2 --- palliatieve zorgen afdeling --- sterven --- dood --- Sterven --- Sterven en dood (dood) --- Euthanasie --- Antropologie --- euthanasie --- stervensbegeleiding --- Medische en paramedische stervensbegeleiding - Palliatieve zorgen --- 179.7 --- 612.67 --- PXL-Healthcare 2015 --- ziekenhuisetnografie --- Provincie West-Vlaanderen
Choose an application
Choose an application
Choose an application
Children affected by cancer often require repeated hospitalisations. As visits may extend over several months, the hospital becomes part of these children's and their families' everyday lives. Since the turn of the 21st century the impact of the material hospital environment on children's health and well-being receives heightened attention from researchers across various disciplines. The context of childhood cancer amplifies young people's 'double vulnerability': being children (physically immature, lacking life experience and knowledge) and being ill. As a result, young people affected by cancer are less considered as direct research participants.This PhD project set out to put the experiences of these young people (between 5 and 18 years old) at the centre of attention. It focuses on their complex interactions with the material hospital environment with the aim to inform its (re)design.The project seeks to do justice to the complexity of this matter by fusing theoretical and empirical work in a transdisciplinary way. Informed by the socio-material turn in social sciences it starts from the idea that people experience space as part of it. Concepts and insights are brought together from childhood studies to bring into clear view children in all their differences as active constituents of the world; from scholarship in anthropology and philosophy in order to challenge understandings of vulnerability and uncertainty as lack or deficiency; from theories on materiality which understand the social and the material as closely intertwined and constitutively entangled; and from design research to make noticeable the spatial and material surroundings of our social lives. Participant observation and video methods are used to investigate and present everyday practices. Turning to things - an IV-stand and an aquarium - as empirical focus allowed noticing how diverse and complex these everyday practices are, and how artefacts are involved in the day-care and paediatric oncology ward where the fieldwork took place. By interweaving different lines of inquiry, the project exemplifies how this fusing of theoretical and empirical work has the ability to advance both social sciences and design research and invites to adopt a nuanced way a seeing.Young people affected by cancer tend to be considered as vulnerable or passive, subjected to the reality of illness and of the hospital. The project shows how they are also 'everyday designers' of the world, even in a highly structured environment like a child oncology ward. While most existing research on the material hospital environment focuses on people's experiences of or affective relationships with it, the children we worked with did not only move through a hospital building, but engaged with it through the many activities they are involved in. These activities continue to shape and are shaped by the material environment. From this practice theory perspective, most of the time children and adults participate in practices together. Considering children's everyday practices in conjunction with, and as similar to, adults' is a way to depoliticize age and go against the abundant use of age associations as explanatory in research, practice and policy. Such an approach might be valuable to study and design environments where people of all ages and with different abilities participate in practices, such as museums, hospitals, public parks and facilities, streets, shops.An important thread throughout the project is that of dialogue: between people, between research disciplines and traditions, and with things. As exemplified in our dialogue with the hospital Research Ethics Committee, we have learned to see the potential of exploring and engaging with differences as a way to establish a shared space of reflection. Further research could look into how professional designers can design in ways that acknowledge children as everyday designers; search for more cross-pollination between research that focusses on children's care environments and childhood research in other contexts; and further explore the potential of dialogue in education, research and practice.
Choose an application
De ziekenhuisomgeving is in eerste instantie een plaats om zorg te krijgen bij ziekte of verwondingen. Hierdoor wordt een ziekenhuis ontworpen om zo efficiënt en zo goed mogelijk deze zorg tot bij de patiënten te brengen. De laatste jaren komt het patiëntgericht ontwerpen steeds meer naar voor. Echter, het familieaspect wordt hierbij soms vergeten of speelt slechts een beperkte rol. Een ziekte treft, in zekere zin, iedereen in de naaste omgeving en niet enkel de persoon zelf. Ook zij brengen veel tijd door in het ziekenhuis. Bij het ontwerpen dient dus niet enkel rekening te worden gehouden met de patiënt en het zorgpersoneel, maar ook met hoe de ziekenhuisomgeving het gezin kan ondersteunen. In dit onderzoek wordt er gekeken naar de ervaringen van gezinnen in verband met de materiële ziekenhuisomgeving. Er wordt gebruik gemaakt van een specifieke case om- dat elke ziekte zijn eigen gevolgen heeft. Dit geldt zowel voor fysieke gevolgen door de aandoening, de soort behandeling, de noodzaak voor een opname in het zieken- huis, als de duur van een opname. Het doel van dit onderzoek is om een beter beeld te krijgen van de ervaringen van de gezinnen. Welke rol speelt de materiële ziekenhuisomgeving hierin? In welke mate kan een gezin zijn plaats vinden binnen het ziekenhuis? Het bepalen van de gepaste methodologie om deze vragen te beantwoorden neemt een groot deel in binnen dit onderzoek. De methodologie van het onderzoek kan worden opgedeeld in twee stappen. In een eerste stap worden bestaande bronnen bekeken zoals papers, masterproeven, etc. over de gebouwde omgeving en/of gezinnen om de geschikte onderzoeksmethode te selecteren voor dit onderzoek. In een tweede stap wordt de geselecteerde dagboek- methode verder uitgewerkt. De dagboeken worden daarna uitgeprobeerd met een testgroep in de teststudie. Dit om de doeltreffendheid van de dagboekmethode te bepalen en eventuele aanpassingen te kunnen maken. Tot slot worden de inzichten, bekomen uit de teststudie, teruggekoppeld naar een casestudie. Welke rol de materiële ziekenhuisomgeving speelt binnen de ervaringen van gezinnen is in dit onderzoek niet duidelijk aan het licht gekomen. Over de materiële ziekenhuisomgeving kom in de dagboeken ruim aan bod. Het gezinsperspectief daarentegen komt slechts in beperkte maten voor. Wel is duidelijk dat de materiële ziekenhuisom- geving bij de testgezinnen twee rollen vervult; ondersteunend en afleidend. De dagboekmethode echter is veelbelovend en, mits enkele verbeteringen, bruikbaar om bij toekomstig onderzoek een antwoord te bekomen op de vragen van dit onderzoek.
Choose an application
Heel wat jonge kinderen spenderen een aanzienlijk deel van hun tijd in een kinderdagverblijf. Meer dan 70% van de Vlaamse kinderen tussen 12 en 30 maanden ging in 2019 naar de kinderopvang. In deze masterthesis onderzoek ik de rol van de (fysieke) ruimte in de ervaringen van jonge kinderen in een kinderdagverblijf. Dit doe ik aan de hand van observaties, in het kinderdagverblijf Peutertuin van KU Leuven en aan de hand van videofragmenten. Een eenduidig antwoord is er niet. Iedere relatie tussen kinderen en hun omgeving is een persoonlijke relatie en speelt zich af zich in een specifieke situatie. De ruimte kan kinderen ondersteunen of beperken, ze kan mogelijkheden bieden tot spel en interacties met anderen. Ieder kind ervaart de fysieke ruimte op een andere manier in haar materialiteit en de affordances die ze biedt. De ruimte kan ook een betekenis krijgen voor een kind als Children’s Place in de interacties tussen het kind en de ruimte. Door de rol van de ruimte te bestuderen in de unieke ervaringen van kinderen in een kinderdagverblijf, kunnen ontwerpers en opvoeders meer bewust omgaan met de ruimte.
Choose an application
Door recente veranderingen in het decreet omtrent jeugddelinquentierecht is er dringend nood aan opvangplaatsen voor jongeren die zich bevinden in een verontrustende opvoedingssituatie (VOS) en door de jeugdrechter geplaatst worden in een veilig verblijf waar de deur op slot kan. Dit is een nieuw concept en onderzoek ernaar is dan ook beperkt. Het onderzoek voor deze masterproef spitst zich toe op de rol die de gebouwde omgeving speelt in de begeleiding van jongeren in veilig verblijf en bij uitbreiding ook de residentiële jeugdhulpverlening in het algemeen. Er wordt voor dit onderzoek samengewerkt met De Wissel vzw. De Wissel is een begeleidingsnetwerk voor kwetsbare gezinnen en kwetsbare jongeren die zes plaatsen veilig verblijf zal voorzien voor meisjes met VOS-statuut en hiervoor nood heeft aan een nieuwbouw, waar ook nog twee andere afdelingen zullen gevestigd zijn. Eerst werd er een literatuurstudie uitgevoerd, gevolgd door focusgroep interviews met verschillende betrokkenen waarbij gebruik gemaakt werd van een bestaande set persona’s. Deze set werd opgesteld op basis van interviews en observaties in een andere jeugdhulporganisatie. De bevindingen uit het onderzoek werden ook getoetst aan het ontwerp voor het nieuwe gebouw van De Wissel. De resultaten geven een meer specifieke en soms ook meer genuanceerde invulling aan een aantal elementen die ook in bestaande literatuur besproken worden: kleinschaligheid, huiselijkheid en normaliseren. Daarnaast zijn er ook nog andere ruimtelijke elementen die belangrijk blijken voor het begeleiden van jongeren in de residentiële jeugdhulpverlening. Enkele voorbeelden zijn nabijheid en overzicht maar toch ook de nodige ruimte en privacy voor de jongeren, verschillende soorten ruimtes waar jongeren zich kunnen terugtrekken, duidelijk afgebakende ruimtes voor de verschillende afdelingen en een plaats zijn waar ook externen zich welkom voelen. Eén van de opvallendste bevindingen is dat er weinig ruimtelijke verschillen zijn tussen de leefgroep voor veilig verblijf en de reguliere leefgroep. De differentiatie wordt voornamelijk gemaakt door de beveiligende maatregelen (bijvoorbeeld deuren met badgesysteem) en het nog meer aandacht schenken aan de privacy van de jongeren.
Choose an application
Eetpraktijken zijn deel van het alledaagse leven, zowel bij volwassenen als bij jongeren en kinderen. Ze zijn belangrijk voor het vormen van identiteit, verbondenheid en sociale relaties. Vooral in contexten buitenshuis zoals in scholen of residentiële zorg kunnen eetpraktijken leiden tot uitsluiting, maar ook tot experimenten met vormen van inclusie. In dit onderzoek ligt de focus op de rol van de materiële omgeving in eetpraktijken in een leefgroep van jongeren met een visuele beperking: hoe kan de omgeving waar eetpraktijken plaatsvinden meer inclusief zijn voor de jongeren en personeel of waar werkt ze hen tegen in het deelnemen aan deze praktijken? Dit onderzoek heeft als doel de rol van de materiële omgeving te begrijpen in het organiseren van meer inclusieve eetpraktijken in een leefgroep met jongeren met een visuele beperking. Hierbij wordt met eetpraktijken alle praktijken bedoeld die gerelateerd zijn met eten: inkopen, bereiden, eten, afruimen, etc. Aan de hand van participerende observatie in drie leefgroepen binnen eenzelfde organisatie worden gedrag en interacties tijdens eetpraktijken tussen jongeren onderling en tussen jongeren en personeel in relatie met de materiële omgeving in kaart gebracht. De resultaten van de observaties worden beschreven aan de hand van vier schaalniveaus: site, gebouw, interieur en object. Waar de leefgroep gelegen is ten opzichte van het centrum van de organisatie, wat het type en de vorm van het gebouw is, hoe de eetruimte en keuken gepositioneerd zijn ten opzichte van elkaar en welke voorwerpen en hulpmiddelen gebruikt worden, zijn enkele voorbeelden van hoe de materiële omgeving de ervaring van de eetpraktijken mee vormgeeft, stimuleert of beperkt. Daarnaast geeft het onderzoek inzicht in hoe jongeren met een visuele beperking als een diverse en dynamische groep tijdens eetpraktijken interageren met elkaar en met het personeel en hoe de materiële omgeving kan helpen in het stimuleren van zelfstandigheid, autonomie en betrokkenheid tijdens eetpraktijken. De zorg voor jongeren in een leefgroep bekijken door de lens van eetpraktijken kan helpen om de complexiteit ervan beter te begrijpen en te vertalen op een manier die architecten helpt in het ontwerpen voor complexe contexten en die gebruikers helpt in het formuleren van eigen noden en wensen.
Listing 1 - 8 of 8 |
Sort by
|