Narrow your search

Library

KU Leuven (6)

UAntwerpen (1)


Resource type

dissertation (6)

book (1)


Language

Dutch (6)

English (1)


Year
From To Submit

2022 (3)

2021 (1)

2018 (1)

2017 (1)

2011 (1)

Listing 1 - 7 of 7
Sort by

Book
Assessment of immunization programs through serological surveys and immunization coverage studies : implications for vaccination policy in Flanders, Belgium : proefschrift
Author:
Year: 2011 Publisher: Antwerpen Universiteit Antwerpen, Faculteit Geneeskunde, Vaxinfectio

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract


Dissertation
De vaccinatiestatus van minderjarige asielzoekers, verblijvend in opvangstructuren in Vlaanderen. Een kwalitatief onderzoek naar het perspectief van de opvangstructuren.
Authors: --- ---
Year: 2022 Publisher: Leuven KU Leuven. Faculteit Geneeskunde

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

De mentale en lichamelijke gezondheid van minderjarige verzoekers om internationale bescherming is meer kwetsbaar dan die van een andere minderjarige. Factoren die daarbij een rol spelen zijn de omstandigheden waarin ze leven, voor, tijdens en na de vlucht, de suboptimale vaccinatiestatus en de blootstelling aan oorlog en geweld. Het is van belang deze kwetsbare doelgroep zo goed mogelijk te beschermen. Door vaccinaties te geven, kunnen we hen beschermen tegen een aantal ernstige infectieziekten. Deze bescherming is van toepassing wanneer ze in ons land verblijven en eveneens wanneer ze geen verblijfsvergunning krijgen en het land moeten verlaten. De vaccinatie van minderjarigen is in Vlaanderen een bevoegdheid van de preventieve jeugdgezondheidszorg en worden uitgevoerd door Kind en Gezin en de Centra voor leerlingbegeleiding. Dit onderzoek wil mogelijkheden identificeren om de opvolging van de vaccinatiestatus vlotter te laten verlopen. Een belangrijke partner in de zorg voor een minderjarige vluchteling, al dan niet begeleid, dat is de opvangstructuur waar hij verblijft. Toch is er algemeen weinig gekend over hoe de opvangstructuren de zorg organiseren en wat hun perspectief op het vaccinnatieproces is. Kunnen zij verbeterpunten aangeven om de vaccinaties en de opvolging ervan te verbeteren? In dit kwalitatief explorerend onderzoek werden negen personeelsleden geïnterviewd uit acht verschillende opvangstructuren, zowel collectieve als individuele. Uit de analyse van de semi-gestructureerde interviews kwamen een aantal verbeterpunten naar boven, centraal staat dat de continuïteit van zorg beter kan. Enerzijds dienen, tussen de lokale zorgpartners, heldere samenwerkingsafspraken gemaakt te worden. Anderzijds is de registratie van informatie (ook van vaccinatiegegevens) van belang om geen werk verloren te laten gaan. Er werden een aantal concrete aanbevelingen gedaan. Een van de aanbevelingen betreft het het in kaart brengen van lokale netwerkpartners, met hun contactgegevens en deze te bezorgen aan de betrokkenen. Wanneer geweten is wie verantwoordelijk is voor welke jongere, kan eventueel nagedacht over een veilig platform om de vaccinatietoestemmingen rechtstreeks te bezorgen. De regionale samenwerkingsafspraken zouden uitgeschreven moet worden, zodat deze voor een nieuwe partner in het netwerk meteen duidelijk zijn. Tot slot is een centrale (nationale) registratie van (vaccinatie)gegevens van belang.

Keywords


Dissertation
ONDERZOEK NAAR DE KENNIS EN ATTITUDES ROND HPV VACCINATIE BIJ JONGEREN EN HUN OUDERS
Authors: --- ---
Year: 2022 Publisher: Leuven KU Leuven. Faculteit Geneeskunde

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Achtergrond: Sinds het schooljaar 2019-2020 worden jongens in het 1ste jaar secundair onderwijs systematisch gevaccineerd tegen HPV. Het eerste doel van deze studie was om de vaccinatiegraad van HPV na te gaan bij jongens en deze te vergelijken met die van meisjes, tijdens het derde jaar dat HPV-vaccinatie werd aangeboden aan jongens. Het tweede doel was om de kennis en houding rond HPV-vaccinatie bij jongeren en hun ouders te bestuderen. De hypothesen waren dat jongens minder gevaccineerd werden tegen HPV en minder kennis hebben over HPV(-vaccinatie) dan meisjes. Methode: Er werd een kwantitatieve cross-sectionele studie uitgevoerd. De vaccinatiegraad werd berekend aan de hand van de beschikbare vaccinatiegegevens binnen het Vrij CLB NWB. De kennis en houding rond HPV(-vaccinatie) van leerlingen en ouders werd onderzocht door middel van vragenlijsten. Deze vragenlijsten voor leerlingen en ouders werden verspreid onder zeven van de elf middelbare scholen verbonden aan het Vrij CLB NWB (totale studiepopulatie van 1006 leerlingen). Resultaten: Er werden 705 leerling-vragenlijsten en 648 ouder-vragenlijsten geanalyseerd in deze studie. De vaccinatiegraad werd berekend voor alle 1006 leerlingen van de zeven deelnemende scholen. De reële vaccinatiegraad van jongens, die nog niet in orde waren met de eerste dosis van het vaccin tegen HPV aan het begin van het schooljaar, was 69.5% en was significant lager dan de reële vaccinatiegraad bij meisjes (75.7%). Van de leerlingen gaf 78.2% aan dat ze gevaccineerd werden tegen HPV. Van de ouders stemde 90% toe met de vaccinatie tegen HPV bij hun zoon/dochter. Ouders van meisjes vonden significant vaker de informatie over HPV betrouwbaar en geloofwaardig en zijn significant vaker akkoord dat het HPV-vaccin belangrijk is voor de gezondheid van hun kind en een goede manier is om hun kind te beschermen, dan ouders van jongens. Er werd geen verschil gevonden tussen de kennis van jongens en meisjes. Ouders van jongens hadden meer kans op een hogere kennisscore dan ouders van meisjes. Bij jongens werd er significant minder vaak toegestemd met de vaccinatie tegen HPV door ouders dan bij meisjes. Conclusie: Uit de bevindingen van deze studie vloeit voort dat de vaccinatiegraad bij jongens kan verhoogd worden door meer aandacht te besteden aan de informatieverstrekking over HPV(-vaccinatie) aan jongens en hun ouders zodat ze een meer geïnformeerde keuze kunnen maken in verband met HPV-vaccinatie.

Keywords


Dissertation
Aanbevelingen voor inhaalvaccinatie: update en evidence (deel 1: vaccinaties bij zuigeling en jonge kind)
Authors: --- ---
Year: 2018 Publisher: Leuven KU Leuven. Faculteit Geneeskunde

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

De hoge gezondheidsraad vaardigt wetenschappelijk adviezen uit in verband met vaccinatie. Eén van deze adviezen gaat over inhaalvaccinatie. Deze richtlijn dateert van juli 2013. Inhaalvaccinatie is nodig wanneer een kind of adolescent niet of onvolledig gevaccineerd is. De tekst geeft richtschema’s voor de huidige gebruikte basisvaccins zowel voor kinderen en adolescenten als voor volwassenen. Belangrijke begrippen hierbij zijn de minimumleeftijd van een vaccin, het aantal toe te dienen dosissen en het minimale interval tussen dosissen van eenzelfde vaccin. Al deze aspecten zijn belangrijk bij het beoordelen van de geldigheid van eerdere vaccins en het opstellen van een inhaalvaccinatieschema. De richtlijn inhaalvaccinatie is ondertussen bijna zes jaar oud en is dus aan een update toe. In deze thesis wordt het hexavalente vaccin, de pneumokokkenvaccins, de rotavaccins, het MMR vaccin en het Men C vaccin besproken. Het opzoeken van literatuur gebeurde via de watervalmethode. Er werden enkel artikels gevonden in Medline en via de zoekmachine Google. In Medline werden de verschillende vaccinnamen (al dan niet Mesh) gecombineerd met een zoekterm rond inhaalvaccinatie. De geselecteerde artikels werden door mezelf en een collega-student beoordeeld op kwaliteit met behulp van een vereenvoudigde Grade. Via Google werden vaccinatie richtlijnen van verschillende Europese landen, USA, Canada en Australië gevonden. Resultaten Deel 1: Beoordeling van de richtlijnen Voor het hexavalente vaccin en het MMR vaccin werd een opvallende gelijklopendheid tussen de landen gevonden. Voor de pneumokokkenvaccins zijn het aantal dosissen na 1 en 2 jaar verschillend tussen de landen. De maximumleeftijd voor de rotavirusvaccinatie kan opgetrokken worden tot de leeftijd van acht maanden. Voor de Men C vaccins zijn er grote verschillen tussen de landen omdat de basisschema’s sterk verschillen. Deel 2: Analyse van de recente literatuur Voor het hexavalente vaccin lijkt het mogelijk om bij late start vanaf drie maanden reeds een 2+1 schema te gebruiken. In dat geval wordt de booster best toegediend rond de leeftijd van 11-12 maanden. Voor de pneumokokkenvaccins behouden we best het huidige 2+1 schema. Uit studies is echter wel gebleken dat de booster reeds gegeven kan worden op de leeftijd van 11 maanden. De rotavirusvaccins kunnen toegediend worden tot de leeftijd van 8 maanden. Hierdoor kunnen meer baby’s gevaccineerd worden enerzijds, maar verhoogd anderzijds ook het risico op darminvaginatie. België heeft een lage incidentie van mazelen. Hierdoor behoudt men best de startleeftijd voor vaccinatie. Uit studies blijkt echter dat de leeftijd voor de eerste dosis een klein beetje kan verlagen tot de leeftijd van 11 maanden gezien er dan reeds voldoende antistofopbouw ontstaat. Voor het Men C vaccin blijft inhalen op elke leeftijd nuttig, onafhankelijk van het feit om een adolescentenbooster wordt overwogen.

Keywords


Dissertation
Welke rol speelt groepsimmuniteit in het beslissingsproces bij ouders om hun kinderen (niet) te laten vaccineren? Rationeel handelen vs. altruïsme?

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Achtergrond Het doel van vaccineren is het voorkomen van ziektes, niet alleen voor de gevaccineerde zelfmaar ook voor de omgeving. Voor dit laatste is het behalen van een bepaalde vaccinatiegraad, om zo groepsimmuniteit te bekomen, zeer belangrijk. Het behouden van vaccinatiegraad en groepsimmunisatie is belangrijk om o.a. uitbraken van ziektes te voorkomen, het elimineren van ziektes en het heropduiken van infecties tegen te gaan. Ondanks de stijgende vaccinatiegraad in Vlaanderen, staan ouders meer kritisch tegenover vaccinaties. Dit kan groepsimmuniteit in gevaar brengen. Onderzoeksvraag Is groepsimmuniteit een gekend begrip bij ouders, diegenen die de beslissing nemen om hun kind al dan niet te laten vaccineren? Welke rol speelt groepsimmuniteit in het beslissingsproces bij ouders? Methode/Analyse Kwantitatieve studie. Aan de hand van een literatuurstudie werd de nodige achtergrondinformatie verzameld over de rol van groepsimmuniteit in het beslissingsproces bij ouders om hun kind te vaccineren. Verder was dit de aanzet tot het maken van een vragenlijst. Volgende topics komen aan bod in de vragenlijst: 1) demografische gegevens, 2) vaccinatie-gerelateerde vragen, 3) vragen met betrekking tot de term en het concept groepsimmunisatie. De vragenlijst werd opgesteld voor ouders van kinderen in de tweede kleuterklas en zesde leerjaar van scholen die samenwerken met VCLB Kempen–vestiging Mol. Resultaten In totaal werden 268 ingevulde vragenlijsten verzameld en verwerkt, wat neerkomt op een respons van 57.6%. Slechts 26.5% van de ouders geeft aan de term groepsimmuniteit/groepsbescherming te kennen (GI-kenners). Daarentegen herkent 61% van de ouders het concept groepsimmuniteit in een implicietere vorm, namelijk op basis van de stelling ‘Er is een kans dat een klasgenootje van mijn kind bv. mazelen krijgt, indien ik mijn kind niet laat vaccineren’ (GI-steuners). GI-kenners zijn het ook vaker eens met het concept (71.8% vs. 57.1%, Chi-kwadraattoets p = 0.030). De meerderheid van de ouders (81.0%) geeft aan dat het vaccineren van hun kind belangrijk is voor anderen uit de omgeving. Zowel ouders van kleuters, GI-kenners en GI-steuners zetten het beschermen van anderen vaker op een hogere plaats als reden om hun kind te vaccineren dan hun tegenpolen. Minder dan de helft van de ouders (41.0%) is meer geneigd om zijn kind te laten vaccineren wanneer een klasgenootje zich niet kan laten vaccineren wegens medische redenen. GI-kenners zijn iets vaker geneigd hun kind te vaccineren indien er een klasgenootje niet kan gevaccineerd worden om medische redenen, maar dit verschil is niet statistisch significant ( 43.5% vs. 41.0%). Deze neiging verschilt echter wel significant tussen GI-steuners en niet GI-steuners (50.6% vs. 27.5%, Chi-kwadraattoets p < 0.001). Conclusie De meeste ouders kennen de term groepsimmuniteit niet. De meerderheid van de ouders vindt het vaccineren van hun kind belangrijk voor de gezondheid van anderen. GI-kenners zetten het beschermen van anderen vaker op een hogere plaats als reden om hun kind te vaccineren. Echter laat de meerderheid van de ouders de beslissing om hun kind te vaccineren niet afhangen van de omgeving. Wel zijn GI-steuners meer geneigd om hiermee rekening te houden. Trefwoorden groepsimmuniteit, beslissing van ouders, vaccinatie, vaccinatietwijfel

Keywords


Dissertation
De CLB-arts: burn-out, bore-out of bevlogen?

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Inleiding: Onderzoek naar het welbevinden van artsen tewerkgesteld in een CLB. Onderzoeksvraag: Hoe groot is het risico op burn-out, het risico op bore-out en de werkbevlogenheid bij artsen tewerkgesteld in een CLB in Vlaanderen? Onderzoeksopzet: prospectief observationeel kwantitatief onderzoek van 180 weerhouden vragenlijsten ingevuld door artsen tewerkgesteld in een CLB in Vlaanderen. De vragenlijst is gebaseerd op de verkorte versie van de Burn-out Assesment Tool (BAT), de Utrechtse Bevlogenheid Schaal (UBES) en de Dutch Boredom Scale (DUBS), aangevuld met algemene profielgegevens en een vrij veld. Daarnaast werden algemene cijfergegevens opgevraagd bij het Departement Onderwijs & Vorming. Belangrijkste resultaten: het risico op burn-out is bij 45% van de respondenten hoog of zeer hoog is. Dit is een significant hoger percentage dan de resultaten uit de literatuur bij de Vlaamse beroepsbevolking (25%). CLB-artsen die het meeste uren werken en/of het meeste anciënniteit hebben, blijken het grootste risico op burn-out te hebben. Verschillende factoren zoals geslacht, leeftijd en het net blijken geen significant verklarende factor voor burn-out. Het risico op bore-out blijkt voor CLB-artsen laag. De respondenten geven duidelijk aan dat er van bore-out geen sprake is. Dit aspect werd daarom niet verder geanalyseerd. De bevlogenheid bij CLB-artsen (M=3,10; SD=1,24) is significant lager dan bij de algemene Vlaamse beroepsbevolking (M=3,82; SD=1,10), hoewel iets meer dan de helft van de CLB-artsen zich minstens een paar keer per maand bevlogen voelen. Met betrekking tot bevlogenheid kan statistische analyse geen significant verklarende kenmerken of factoren vinden in de bevraagde items. Conclusie: het welzijn van de CLB artsen blijkt onder druk te staan. Het risico op burn-out is hoog of zeer hoog en de bevlogenheid laag. Belangrijke kanttekening hierbij is de negatieve impact van de Sars-Covid-19-epidemie. Het is ten zeerste aanbevolen om hier verder onderzoek aan te wijden en verklarende factoren verder te onderzoeken. Daarnaast kan gedacht worden aan maatregelen omtrent de work-life-balance, jobinhoud, de werkdruk, het artsentekort en bijscholing/kennisuitwisseling tussen CLB-artsen om het welbevinden te verbeteren.

Keywords


Dissertation
De impact van de coronapandemie op de vaccinatiegraad voor HPV binnen Vrij CLB Aalst

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

In dit onderzoek wordt binnen het Vrij CLB Aalst nagegaan wat de evolutie is van de vaccinatiegraad tijdens de coronapandemie. Hierbij worden de leerlingen opgevolgd die de 2de dosis in schooljaar 2019-2020 tijdens de lockdown hadden moeten krijgen. Er wordt gekeken hoeveel van hen een 2de vaccinatie kregen binnen de termijn van dit onderzoek. Van de leerlingen die een 1ste dosis kregen, bleek 4,4% geen 2de dosis gekregen te hebben. Factoren die bepalend zijn voor een minder goede vaccinatiestatus binnen het onderzoek zijn geslacht (jongens zijn vaker onvolledig gevaccineerd), keuze voor de huisarts als vaccinator en een schoolwijziging sinds de 1ste dosis. De vaccinatiegraad voor een volledig schema komt daardoor op 84,7%, al wordt verwacht dat dit een onderschatting is. Daarnaast werd een vergelijking gemaakt tussen de vaccinatiegraad voor de 1ste dosis van het HPV-vaccin voor de leerlingen in het 1ste middelbaar in schooljaar 2019-2020 en in schooljaar 2020-2021. Hier wordt een daling gezien van de vaccinatiegraad met 5,3% (van 91,1% naar 85,8%). Dit heeft te maken met het feit dat ouders vaker weigeren, dat leerlingen vaker afwezig zijn op het vaccinatiemoment en dat, wanneer ouders voor de huisarts kiezen, de leerling minder vaak effectief bij de huisarts gaat voor het vaccin. Van de afwezige leerlingen heeft vermoedelijk wel een deel nog de 1ste dosis gekregen in april of mei, waardoor de werkelijke vaccinatiegraad iets hoger zal liggen. Ondanks een daling van de vaccinatiegraad, wordt wel een toename gezien van het aantal extra contacten (als maat voor de geleverde inspanningen) die er waren om toestemming te verkrijgen. Voor de doelgroep OKAN wordt vastgesteld dat het tijdens de pandemie niet lukte om leerlingen te vaccineren tegen HPV. Vermoedelijk heeft dit te maken met het wegvallen van het oudercontact in het begin van het schooljaar, waar normaal gebruikt van gemaakt wordt om toestemming te vragen aan de ouders. Voor de doelgroep buitengewoon onderwijs leek er geen verschil te zijn. Een laatste vaststelling is dat er tijdens de pandemie meer registratiefouten gebeurden. Vermoedelijk heeft dit te maken met de hoge werkdruk voor het CLB door de bijkomende opdracht van de contact tracing en met het vele thuiswerk, waardoor het moeilijker is om afspraken te maken met collega’s.

Keywords

Listing 1 - 7 of 7
Sort by