Narrow your search

Library

KU Leuven (4)

FOD Finances (1)


Resource type

dissertation (4)

book (1)


Language

Dutch (5)


Year
From To Submit

2020 (1)

2017 (2)

2007 (1)

1999 (1)

Listing 1 - 5 of 5
Sort by

Book
Buitenlandse artiesten en de fiscus.
Author:
Year: 1999 Publisher: Brussel Ministerie Van Financien/Ministerie Van Ambtenarenzaken

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Keywords


Dissertation
Screening van antivirale compounds voor hantavirussen
Authors: --- --- --- --- --- et al.
Year: 2017 Publisher: Leuven KU Leuven. Faculteit Farmaceutische Wetenschappen

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Keywords


Dissertation
De keuze van een studie in het hoger onderwijs : onderzoek naar het verband tussen zelfwaardering en het studiekeuzeproces in het laatste jaar secundair onderwijs.
Authors: --- ---
Year: 2007 Publisher: Leuven K.U.Leuven. Faculteit Psychologie en pedagogische wetenschappen. Departement Psychologie

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Keywords


Dissertation
Evaluatie van de behandeling van katheter-geassocieerde urineweginfecties in AZ Klina.
Authors: --- ---
Year: 2020 Publisher: Leuven KU Leuven. Faculteit Farmaceutische Wetenschappen

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Doelstellingen: Het doordacht gebruik van antibiotica bij katheter-geassocieerde urineweginfecties (CAUTI’s) is nodig om complicaties en resistentieontwikkeling te voorkomen. In deze masterproef werd de antibiotische behandeling van CAUTI’s in AZ Klina geëvalueerd tijdens de periode 2017-2018. In AZ Klina is een lokale richtlijn beschikbaar betreffende de empirische behandeling van urinaire infecties. Er werd nagegaan of deze richtlijn werd toegepast en of er nood is aan aparte richtlijn voor de behandeling van CAUTI’s. Daarnaast werd onderzocht of de adequaatheid van de antibiotische therapie kon worden ingeschat op basis van de CRP-ratio of het absolute CRP verschil. De gebruikte uitkomstmaat was hierbij de steriliteit van een opvolgurinestaal. Methoden: Er werd een retrospectieve, observationele studie uitgevoerd in AZ Klina om de antibiotische behandeling van CAUTI’s te evalueren. Hierbij werden zowel microbiologische gegevens zoals de gekweekte kiemen en lokale resistentiepercentages als gegevens over de ingestelde empirische en gerichte behandelingen verzameld. Verder werd nagegaan of de lokale richtlijn voor de empirische behandeling van urinaire infecties werd toegepast bij de behandeling van CAUTI’s. Daarnaast werd onderzocht of de CRP-ratio of het absolute CRP verschil indicatief waren voor de adequaatheid van de ingestelde antibiotische therapie. De statistische analyse werd uitgevoerd met het softwareprogramma SPSS versie 26. Resultaten: Er werden in dit onderzoek 117 CAUTI’s bij 111 patiënten geïncludeerd. De meest frequente verwekker van CAUTI’s was E. coli waarbij 12% van de geïdentificeerde E. coli ESBL-positief was. De lokale richtlijn voor de empirische behandeling van urinaire infecties werd slechts beperkt toegepast bij de behandeling van CAUTI’s. Bij de empirische behandeling werd vaak gekozen voor amoxicilline/clavulaanzuur en ciprofloxacine terwijl er bij de gerichte behandeling een tendens werd gezien naar antimicrobiële middelen zoals fosfomycine en nitrofurantoïne. Er kon voor geen enkele dag een significant verschil worden aangetoond tussen de CRP-ratio’s of de absolute CRP verschillen van de groep waarbij het opvolgurinestaal steriel was en de groep waarbij het opvolgurinestaal niet steriel was. Besluit: Wat betreft de empirische behandeling van CAUTI’s moet een onderscheid worden gemaakt tussen infecties met lokale en systemische symptomen. Bij infecties met lokale symptomen kan uitsluitend gericht worden behandeld. Indien een empirische behandeling wenselijk is, genieten fosfomycine en temocilline de voorkeur voor de behandeling van infecties met respectievelijk lokale en systemische symptomen. Dit omwille van hun specifiek gebruik bij urinaire infecties, goed resistentieprofiel en activiteit tegen ESBL-producerende bacteriën. In dit onderzoek kon niet worden aangetoond dat de CRP-ratio of het absolute CRP verschil indicatief zijn voor het instellen van een geschikte antibiotische behandeling.

Keywords


Dissertation
Screening van antivirale compounds voor hantavirussen.
Authors: --- --- ---
Year: 2017 Publisher: Leuven KU Leuven. Faculteit Farmaceutische Wetenschappen

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Puumala virus is een negatief, enkelstrengig RNA virus dat behoort tot het genus Hantavirus. Hantavirussen komen wereldwijd voor en via inhalatie van aërosols van excreties van de geïnfecteerde gastheren kunnen mensen besmet geraken. Infectie kan leiden tot twee verschillende ziektebeelden namelijk hemorragische koorts met renaal syndroom en hantavirus (cardio) pulmonair syndroom. De ernst van de pathologie varieert sterk, maar kan leiden tot overlijden van de patiënt. De laatste jaren worden steeds meer hantavirusinfecties vastgesteld. Aangezien er momenteel in Europa nog geen adequaat geneesmiddel of vaccin beschikbaar is, wordt onderzoek hiernaar steeds belangrijker. De prevalentie van PUUV in België in zijn gastheer, de rosse woelmuis, werd onderzocht in een eerste deel van deze masterproef met behulp van nested RT-PCR en was gelijk aan 14,98 %. De longweefselstalen van rosse woelmuizen die positief testten op de aanwezigheid van PUUV, waren voornamelijk afkomstig uit Zuid-België. Aan de hand van sequentiebepaling en fylogenetische analyse werd de genetische variabiliteit van het S-segment van het Puumala virus nagegaan. Sequenties afkomstig uit eenzelfde regio vertoonden een nauw verwantschap. Er is dus sprake van geografische clustering in België. De drie clusters situeren zich rond Turnhout, Brussel en in Wallonië. Een tweede deel van deze masterproef draaide rond het in vitro testen van het inhiberende effect van verschillende concentraties van vier antivirale compounds (chloroquine difosfaat, quinine, cinchonine en favipiravir) ten opzichte van Puumala virus. Er werd een celviabiliteitstest uitgevoerd om na te gaan of de compounds een cytotoxisch effect hadden op de gebruikte VeroE6-cellen. Hieruit werd voor iedere compound de 50 % cytotoxische concentratie (CC50) afgeleid. Om het gemiddelde percentage inhibitie van de compounds ten opzichte van een controle te bepalen, werd een antivirale assay in tweevoud uitgevoerd. Het viraal RNA werd vier dagen na het infecteren van VeroE6-cellen met PUUV geëxtraheerd uit zowel het medium als de cellen. Een kwantitatieve reverse transcriptie polymerase chain reaction werd hierna uitgevoerd op de extracten om het totaal aantal viruskopijen te bepalen. Het gemiddelde percentage inhibitie werd voor iedere compound berekend. De 50 % inhiberende concentratie (IC50) werd afgeleid voor iedere compound en de selectiviteit van de vier compounds voor PUUV werd nagegaan door het bepalen van de selectiviteitsindex (CC50/IC50). De selectiviteitsindices waren 8,16; 14,36; 11,82 en 178,93 voor respectievelijk chloroquine difosfaat, quinine, cinchonine en favipiravir. De vier onderzochte compounds vertonen dus allemaal een zekere selectiviteit voor PUUV, maar favipiravir is met de grootste SI het meest selectief. De gevoeligheid van HEK293-cellen voor infectie met Thailand virus en Thottapalayam virus werd aangetoond met behulp van een nested polymerase chain reaction en gelelektroforese.

Keywords

Listing 1 - 5 of 5
Sort by