Listing 1 - 8 of 8 |
Sort by
|
Choose an application
Statistical physics --- Evolution. Phylogeny --- General ecology and biosociology --- 316.42 --- 574 --- Social change. Sociale ontwikkeling. Sociale veranderingen. Modernisering. Evolutie .Sociale revolutie. Modernisme --- General ecology. Biocoenology. Hydrobiology. Biogeography --- 574 General ecology. Biocoenology. Hydrobiology. Biogeography --- 316.42 Social change. Sociale ontwikkeling. Sociale veranderingen. Modernisering. Evolutie .Sociale revolutie. Modernisme --- Biogeography --- Ecological disturbances --- Global environmental change --- Nature --- Social evolution --- System theory --- Threshold logic --- Linear input logic --- Linearly separable logic --- Logic, Threshold --- Majority logic --- Logic, Symbolic and mathematical --- Switching theory --- Systems, Theory of --- Systems science --- Science --- Cultural evolution --- Cultural transformation --- Culture, Evolution of --- Culture --- Evolution --- Social change --- Anthropogenic effects on nature --- Ecological footprint --- Human beings --- Anthropogenic soils --- Human ecology --- Environmental change, Global --- Global change, Environmental --- Global environmental changes --- Change --- Ecology --- Disturbance ecology --- Disturbances, Ecological --- Ecological perturbations --- Ecosystem disturbances --- Ecosystem perturbations --- Environmental disturbances --- Environmental perturbations --- Perturbations, Ecological --- Areography (Biology) --- Geographical distribution of animals and plants --- Species --- Species distribution --- Biology --- Geography --- Effect of human beings on --- Philosophy --- Geographical distribution --- System theory. --- Climatic changes --- Nature - Effect of human beings on
Choose an application
Ecology of Shallow Lakes brings together current understanding of the mechanisms that drive the diametrically opposite states of water clarity, shown by the cover paintings, found in many shallow lakes and ponds. It gives an outline of the knowledge gained from field observations, experimental work, and restoration studies, linked by a solid theoretical framework. The book focuses on shallow lakes, but the lucid treatment of plankton dynamics, resuspension, light climate and the role of vegetation is relevant to a much wider range of aquatic systems. The models that are used remain simple and most analyses are graphical rather than algebraic. The text will therefore appeal to students, scientists and policy makers in the field of ecology, fisheries, pollution studies and water management, and also to theoreticans who will benefit from the many real-world examples of topics such as predation and competition theory, bifurcation analysis and catastrophe theory. Perhaps most importantly, the book is a remarkable example of how large field experiments and simple models can catalyze our insight into complex ecosystems. Marten Scheffer wrote this book while at the Institute of Inland Water Management and Waste Treatment, RIZA, Lelystad, The Netherlands. He is currently at the Department of Water Quality Management and Aquatic Ecology of the Wageningen Agricultural University. Reviews `Much rarer are textbooks that so succinctly sum up the state-of-the-art knowledge about a subject that they become instant `bibles'. This book is one of these. It is probably one of the best biological textbooks I have read. Scheffer masterfully pulls all this information together under one cover and presents a coherent account, which will serve as a benchmark for the subject. The reader will not gain any great insight into the breeding biology of pike from this book, nor learn much about dragonflies or newts. They will, however, come to understand the essential nature of shallow lakes or, as the author puts it, `how shallow lakes work'. Overall, this book will be of great interest to practical and theoretical ecologists, students and managers in all fields of biology. All freshwater ecologists should certainly read it.' Simon Harrison in Journal of Ecology, 86 `The book by Scheffer can be seen as a milestone in the recognition of shallow lakes as a research topic in its own right. Scheffer uses three approaches concurrently to unravel the functioning of shallow lakes: 1) statistical analysis of large datasets from a variety of lakes; 2) simple abstract models made up of a few non-linear ordinary differential equations, which he calls `mini-models'; and 3) logical reasoning based on a mixture of results from fieldwork, experiments and models. What is new is that Scheffer links mathematics very nicely with what one feels is a correct description of the functioning of a shallow lake. Employing logical reasoning, Scheffer combines all these sources of knowledge into a general, coherent picture of the functioning of a shallow lake.' Wolf Mooij in Aquatic Ecology, 32.
Lac --- Lakes --- Profondeur --- Depth --- Régime lumineux --- Light regimes --- Plancton --- Plankton --- Dynamique des populations --- population dynamics --- Plante aquatique --- Aquatic plants --- Succession écologique --- ecological succession --- Écosystème --- ecosystems --- Gestion des ressources --- resource management --- 574 --- General ecology. Biocoenology. Hydrobiology. Biogeography --- Earth & Environmental Sciences --- Ecology --- 574 General ecology. Biocoenology. Hydrobiology. Biogeography --- Lake ecology. --- Lake plants --- Freshwater phytoplankton --- Ecology. --- Plankton. --- Aquatic ecology . --- Freshwater & Marine Ecology. --- Aquatic biology
Choose an application
Freshwater biology --- Plant ecology --- Biologie d'eau douce --- Ecologie végétale --- Freshwater phytoplankton --- 574.64 --- Aquatic toxicology --- 574.64 Aquatic toxicology --- Lake ecology --- Lake plants --- #WDIR:wbse --- Lake flora --- Freshwater plants --- Reservoir plants --- Lakes --- Freshwater ecology --- Reservoir ecology --- Freshwater plankton --- Phytoplankton --- Ecology --- Lacustrine ecology --- Lentic ecology
Choose an application
Choose an application
Choose an application
Veldgids onderwaterleven in Nederlandse wateren.
PXL-Tech 2017 --- waterflora --- waterfauna --- vijvers
Choose an application
Hoofdstuk I: Effecten van waterhelderheid en microhabitat op de structuur van macroinvertebratengemeenschappen: een pilootstudie in zes ondiepe vijvers Ondiepe vijvers kunnen voorkomen in twee sterk verschillende alternatieve stabiele toestanden: een helderwater toestand en een troebele toestand. Deze verschillende toestanden vertonen elk een typische gemeenschap van vis, zooplankton en waterplanten. Tot hiertoe is echter nauwelijks geweten of ook macroinvertebraten een verschillende gemeenschapsstructuur vertonen naargelang de helderheidstoestand van de vijver. We onderzochten dit in een onderling verbonden set van drie heldere en drie troebele vijvers. Doordat ook waterplantengemeenschappen, die sterk bepalend zijn voor de structuur van een macroinvertebratengemeenschap, doorgaans sterk verschillen tussen heldere en troebele vijvers, kan vaak niet eenduidig het effect vanwaterhelderheid onderscheiden worden. Om dit probleem te omzeilen bemonsterden we drie microhabitatten die we in beide vijvertoestanden aantroffen: open water, stomp fonteinkruid ( Potamogeton pectinatus ) en riet ( Phragmites australis ). Univariate analyses toonden aan dat het aantal aangetroffen organismen, het aantal soorten, en de diversiteit van macroinvertebraten niet verschilden tussen heldere en troebele vijvers. Multivariate analyses daarentegen toonden aan dat de structuur van de macroinvertebratengemeenschap verschillend was in heldere en troebele vijvers. Negen taxa vertoonden significante verschillen tussen beide vijvertoestanden, waarvan er zeven talrijker waren in de helderwater toestand. De macroinvertebratengemeenschappen van microhabitatten vertoonden duidelijke onderlinge verschillen: het aantal aangetroffen organismen en het aantal soorten waren hoger in riet dan in de andere microhabitatten maar de diversiteit verschilde niet. Multivariate methodes toonden een duidelijk onderscheid tussen de microhabitatten. Acht taxa, voornamelijk detrivoren, waren talrijker in riet. De effecten van waterhelderheid (6.8 % verklaarde variantie) en microhabitat (13.1 %) op de macroinvertebratengemeenschappen waren nauwelijks gecorreleerd (1.5 % gemeenschappelijk). Deze studie toont aan dat ook macroinvertebratengemeenschappen een verschillende gemeenschapsstructuur vertonen naargelang de vijvertoestand, zelfs wanner gecorrigeerd wordt voor verschillen in de waterplantengemeenschap. Hoofdstuk II: Waterhelderheid beïnvloedt de predator-prooi interacties tussen vis en waterjufferlarven De gemeenschapsstructuur van vijverorganismen vertoont vaak sterkeverschillen tussen helderwater en troebele vijvers. Deze verschillen worden vaak geweten aan een verschillende impact van de predator vis op prooipopulaties in helderwater en troebele vijvers, doordat de talrijke waterplanten in helderwater vijvers de predatie-efficiëntie van vis verlagen. Recent werd gesuggereerd dat ook waterhelderheid op zichzelf predator-prooi interacties kan beïnvloeden. Zo verwacht men dat prooiorganismen hun antipredatiegedrag activiteit zullen verlagen bij toenemende watertroebelheid, doordat het zijn functie verliest bij verminderde zichtbaarheid voor de visuele predator vis (H1). Als gevolg hiervan verwacht men dat in helderwater vijvers zowel directe als indirecte predator-prooi interacties van belang zijn, terwijl in troebele vijvers bijna uitsluitend directe interacties een rol spelen. We testten de validiteit van beide ideeën in een vis-waterjufferlarve predator-prooi systeem. In een eerste gedragsexperiment bestudeerden we antipredatiegedrag van waterjufferlarven in aanwezigheid van vis voor larven uit een heldere en een troebele vijver in helder water en in troebel water. Zoals verwacht in H1, waren de larven actiever in troebel water dan in helder water. In een complementair veldexperiment werden larven opgekweekt in een heldere en een troebele vijver in enclosures met de volgende experimentele condities: oorsprong van de larven (helderwater vijver, troebele vijver), vis (aanwezig, afwezig) en densiteit aan waterplanten (weinig, veel). Vis had een sterk negatief effect op de overleving van waterjufferlarven in beide vijvers, al werd dit effect getemperd bij de hoge waterplantendensiteit. De massatoename van larven in enclosures met vis leek groter in de troebele vijver dan in de heldere vijver, in overeenstemming met de idee dat indirecte effecten minder belangrijk waren in de troebele vijver. De groottespecifieke massa van larven bleek ook negatief beïnvloed door vis in de heldere vijver, maar niet in de troebele vijver. Deze bevindingen zijn in overeenstemming met de idee dat predator-prooi interacties voornamelijk uit directe interacties bestaan introebel water, en zowel directe als indirecte effecten behelzen in helder water. Hoofdstuk III: Gedragsinteracties tussen pelagiale prooien en littorale predators: microhabitat selectie door Daphnia in aanwezigheid van waterjufferlarven Lange tijd beschouwden ecologen de benthische, littorale en pelagiale zone van vijverecosystemen als strikt gescheiden compartimenten. In deze studie gaan we na of er een gedragslink bestaat tussen twee organismen die tot een verschillend compartiment behoren: pelagiale Daphnia en littorale waterjufferlarven. Watervlooien van het genus Daphnia zijn typische bewoners van het pelagiaal en hebben sterk te lijden onder predatie door vis. Daphnia vertoont verschillende gedragingen om vispredatie te vermijden, waaronder dagelijkse horizontale migratie van het pelagiaal (’s nachts) naar littorale waterplanten (overdag). Waterjuffers van het genus Ischnura komen talrijk samen voor met Daphnia , waarop zij soms prederen. Aan de hand van verschillende laboratoriumexperimenten toonden we aan dat predatie door Ischnura op Daphnia 1.5 maal hoger was in open water dan in de waterplanten. Echter, doordat het voorkomen van Ischnura larven sterk gebonden is aan waterplanten, bleek het uiteindelijke predatierisico voor Daphnia tienmaal hoger in de waterplanten dan inopen water. In een laatste experiment bestudeerden we de horizontale distributie van Daphnia in afwezigheid, aanwezigheid en bij aanwezigheid van enkel de geur van Ischnura larven. Na twee uur verbleven er ongeveer 10% minder Daphnia in de waterplanten in aanwezigheid van Ischnura of Ischnura geur, vergeleken met de situatie waarin Ischnura of Ischnura geur afwezig waren. We interpreteren deze resultaten als een antipredatie gedragsrespons van Daphnia op de aanwezigheid van Ischnura larven in de vegetatie die gemedieerd wordt via geurstoffen. Deze studie toont aan dat er een gedragslink bestaat tussen pelagiale Daphnia en littorale Ischnura larven waardoor het pelagiaal en het littoraal van vijvers gekoppeld zijn. Hoofdstuk IV: Horizontaal migratiegedrag van Daphnia in respons op littorale en pelagiale invertebrate predators De overgrote meerderheid van de studies die ruimtelijke distributiepatronen van prooien bestuderen in aanwezigheid van een predator, negeerden het feit dat onder natuurlijke omstandigheden vaak meerdere predators aanwezig zijn die bovendien onderling interageren en elk op zich een specifiek ruimtelijk distributiepatroon kunnen bezitten. Aan de hand van een reeks laboratoriumexperimenten onderzochten we horizontaal migratiegedrag van Daphnia magna tussen open water en waterplanten in aanwezigheid van twee belangrijke invertebrate predators met een kontrasterend ruimtelijk distributiepatroon: pelagiale Chaoborus enwaterplant-geassocieerde Ischnura . Zoals verwacht was het predatierisico voor Daphnia door Chaoborus groter in open water dan in de waterplanten door een combinatie van hogere predatoraantallen en een efficiëntere predatie; het predatierisico voor Daphnia door Ischnura daarentegen was groter in de waterplanten, voornamelijk vanwege de sterke associatie tussen Ischnura en waterplanten. In overeenstemming met deze waarnemingen observeerden we dat Daphnia naar de waterplanten migreerde in aanwezigheid van Chaoborus . Echter, Daphnia vertoonde geen ruimtelijke respons op de aanwezigheid van Ischnura . Dit is mogelijk het gevolg van een constitutief gedrag van Daphnia om het pelagiaal en pelagiale vissen te vermijden bij verhoogd predatierisico. In aanwezigheid van beide predatorsoorten migreerden de Daphnia naar het open water. Dit kan mogelijk verklaard worden doordat het predatierisico voor Daphnia het sterkst toenam in de waterplanten, doordat Chaoborus larven de predatie-efficiëntie van Ischnura op Daphnia verhoogden. De geobserveerde ruimtelijke respons van Daphnia verminderde echter naargelang de tijd vorderde, en Daphnia migreerde na verloop van tijd weer naar de waterplanten. Doordat de activiteit van Ischnura larven ook sterk afnam tijdens de duur van het experiment was het relatief predatierisico voor Daphnia in de waterplanten mogelijk weer lager dan in open water. Hoofdstuk V: Dispersie van lentische macroinvertebraten tussen vijvers via vijveroverlopen Er is nog maar weinig geweten over dispersie van lentische macroinvertebraten. In deze studie kwantificeerden we de dispersie van lentische macroinvertebraten doorheen vijververbindingen in een systeem van sterk verbonden vijvers, en onderzochten we hoe deze dispersie beïnvloed werd door het tijdsstip van de bemonstering (dag/ nacht) en de fysische eigenschappen van de vijververbindingen. Daarnaasttestten we ook of dispersie door vijververbindingen een toevalsproces of soortspecifiek is, door de samenstelling van de groep disperserende macroinvertebraten en de samenstelling van de gemeenschap macroinvertebraten in de bronvijvers onderling te vergelijken. Een groot aantal taxa disperseerde door de overlopen en dit aantal was sterk proportioneel aan het aantal taxa in de bronvijvers. Het aantal disperserende individuen daarentegen vertoonde geen relatie tot de densiteiten in de bronpopulatie, mogelijk doordat macroinvertebraten sterk gegroepeerd voorkomen en we slechts een relatief korte tijd bemonsterden. Baetidae, Chironomidae en Physidae vertoonden een hogere kans op dispersie dan zeven overige geselecteerde taxa dan verwacht op basis van hun talrijkheid in de bronvijvers. Geen enkele van de onderzochte eigenschappen van de overlopen had een significante invloed op dispersie van macroinvertebraten. Het aantal disperserende macroinvertebraten was groter ’s nachts dan overdag. Een meer gedetailleerde studie bij zeven taxa toonde aan dat enkel Chaoboridae en Chironomidae talrijker disperseerden tijdens de nacht, mogelijk doordat deze soorten verticaal migratie gedrag vertonen. De dispersie-intensiteit van actief en passief disperserende macroinvertebraten was niet verschillend. Dispersie door overlopen kan hierdoor potentieel sterk interageren met dispersie over land, waarvan de intensiteit waarschijnlijk sterk verschilt tussen actieve en passieve disperseerders, bij het structureren van genetische en similariteitspatronen van populaties en gemeenschappen van actief en passief disperserende macroinvertebraten. Hoofdstuk VI: Snelle herkolonisatie door lentische macroinvertebraten na drainagebeheer van ondiepe vijvers Ondiepe vijvers over heel de wereld worden geregeld gedraineerd, hetzij voor het oogsten van vis in viskweekvijvers, hetzij als beheersmaatregel voor het herstellen van geeutrofieerde en vertroebelde vijvers. Het is welbekend dat de drainage van visvijvers de zooplankton- en waterplantengemeenschap sterk positief kan beïnvloeden, maar het effect op de macroinvertebratengemeenschapis nauwelijks bekend. In deze studie bestuderen we de veranderingen doorheen de tijd van de macroinvertebratengemeenschap na vijverdrainage in zes ondiepe, verbonden vijvers. We bekeken daarbij drainage-effecten op de gehele macroinvertebratengemeenschap op familieniveau, en voor Coleoptera, Heteroptera en Odonata op genus- of soortniveau. De macroinvertebratendiversiteit op familieniveau, en de diversiteit van Heteroptera en Odonata nam significant toe na de drainages. De soortenrijkdom nam significant toe voor Coleoptera, Heteroptera en Odonata. Binnen het eerste jaar na het hervullen van de vijvers herkoloniseerden de voormalige macroinvertebratengemeenschappen de vijvers, aangevuld met een groep taxa die voordien zeldzaam of niet voorkwamen in de vijvers. Veranderingen in de lokale omgevingsfactoren van de vijvers als gevolg van de drainages waren klein en voorbijgaand, uitgezonderd voor de visgemeenschap die sterk afnam. De snelle herkolonisatie door de taxa die voordien al in de vijvers voorkwamen wijten we aan de intense verbondenheid van deze vijvers met niet-gedraineerde vijvers. Dat ook extra nieuwe soorten de gedraineerde vijvers koloniseerden is vermoedelijk gerelateerd aan de daling in vispredatiedruk, wat suggereert dat vispredatie een belangrijke factor is in het structureren van de macroinvertebratengemeenschappen. Als besluit kunnen we stellen dat vijverdrainages een positieve invloed uitoefenen op de diversiteit en de soortenrijkdom van macroinvertebraten in ondiepe, verbonden vijvers. Dit positief effect is waarschijnlijk te wijten aan de combinatie van een sterk daling van de vispredatiedruk, en de hoge snelheid van herkolonisatie mede door de sterke onderlinge verbondenheid van dit systeem. Vijverdrainage is bijgevolg een zeer kost-efficiënte manier voor het herstel van ondiepe verbonden vijvers. Deze resultaten kunnen echter niet zonder meer veralgemeend worden naar systemen van geïsoleerde vijvers, doordat herkolonisatie hier potentieel sterk belemmerd kan zijn. Hoofdstuk VII: Het effect van lokale en regionale processen op de metagemeenschapsstructuur van actief en passief disperserende lentische macroinvertebraten Lentische macroinvertebraten kunnen volgens hun dispersievermogen ingedeeld worden in actieve en passieve disperseerders. Dit verschil in dispersievermogen vertaalt zich doorgaans ook in een verschillende dispersie-intensiteit tussen beide groepen, en mogelijk zelfs in verschillen in het ruimtelijke patroon van gemeenschapsstructuur en –samenstelling. De verschillen in het ruimtelijk patroon van gemeenschapstructuur zijn naar verwachting het opvallendst in systemen waarbij vijvers onderling verbonden zijn. Bij passieve disperseerders, waar dispersie mogelijk frequenter door de vijververbindingen verloopt dan over land, verwachten we dat vijvergemeenschappen immers meer gelijkaardig zijn volgens het ruimtelijk netwerk van verbindingen tussen de vijvers. Bij actieve disperseerders, waar dispersie waarschijnlijk het meest frequent over land plaatsvindt, verwachten we dat de in vogelvluchtmeer nabijgelegen vijvers een meer gelijkende gemeenschapsstructuur hebben. In de veronderstelling dat dispersie bij actieve disperseerders minder gelimiteerd is dan bij passieve disperseerders, verwachten we bovendien dat de relatieve bijdrage van omgevingsfactoren ten opzichte van ruimtelijke factoren minder belangrijk is in het vormen van patronen van gemeenschapsstructuur bij passieve disperseerders vergeleken met actieve disperseerders. Aan de hand van een drie jaar durende monitoring van macroinvertebratengemeenschappen in 34 ondiepe verbonden vijvers vonden we dat gemeenschapsstructuur in zowel actieve als passieve disperseerders significant correleerde met het de Euclidisch afstand tussen de vijvers in 2001, en met het netwerk van vijververbindingen in 2002 en 2003. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat de alle vijvers in 2000 of 2001 gedraineerd werden, en nadien weer gevuld werden met een unidirectionele waterstroom van vijver naar vijver doorheen de vijververbindingen. Vermoedelijk werden op deze manier zowel actief als passief disperserende macroinvertebraten massaal van vijver naar vijver getransporteerd, waardoor tegelijkertijd een ruimtelijk gemeenschapspatroon ontstond gelijkaardig aan dat van de vijververbindingen. Daarnaast vonden we ook aanwijzingen dat het ruimtelijk gemeenschapspatroon verschillend was tussen actieve en passieve disperseerders in overeenstemming met onze voorspellingen. De relatieve bijdrage van omgevingsfactoren ten opzichte van ruimtelijke factoren was groter bij actieve versus passieve disperseerders in 2001 en 2003, maar niet in 2002. Hoofdstuk VIII: Habitat selectie als drijvende krachtvan de veranderingen in gemeenschapsstructuur langsheen de hydroperiode gradiënt De vaak sterke veranderingen in gemeenschapsstructuur langsheen de hydroperiode gradiënt worden meestal verklaard aan de hand van sterke lokaleselectiemechanismen zoals abiotische limitering en soortselectie, waarbij de mogelijkheid van habitat selectie meestal genegeerd wordt. In deze studie vonden we dat de samenstelling van de groep macroinvertebraten die kleine, visloze habitatten koloniseerde sterk verschilde van de samenstelling van de gemeenschap macroinvertebraten in een uitgebreide set nabijgelegen visvijvers. Aan de hand van afstand-similariteitsanalyses konden we aantonen dat deze vismeren niet als brongemeenschappen fungeerden voor de kolonisatie van de visloze habitatten. Noch abiotische limitatie, noch soortselectie door predators (vis in de vismeren, invertebrate predators in de visloze habitatten) waren een afdoende verklaring
Choose an application
The Princeton Guide to Ecology is a concise, authoritative one-volume reference to the field's major subjects and key concepts. Edited by eminent ecologist Simon Levin, with contributions from an international team of leading ecologists, the book contains more than ninety clear, accurate, and up-to-date articles on the most important topics within seven major areas: autecology, population ecology, communities and ecosystems, landscapes and the biosphere, conservation biology, ecosystem services, and biosphere management. Complete with more than 200 illustrations (including sixteen pages in color), a glossary of key terms, a chronology of milestones in the field, suggestions for further reading on each topic, and an index, this is an essential volume for undergraduate and graduate students, research ecologists, scientists in related fields, policymakers, and anyone else with a serious interest in ecology. Explains key topics in one concise and authoritative volume Features more than ninety articles written by an international team of leading ecologists Contains more than 200 illustrations, including sixteen pages in color Includes glossary, chronology, suggestions for further reading, and index Covers autecology, population ecology, communities and ecosystems, landscapes and the biosphere, conservation biology, ecosystem services, and biosphere management
Ecology. --- Ecology --- Economic aspects. --- Ecological economics --- Balance of nature --- Biology --- Bionomics --- Ecological processes --- Ecological science --- Ecological sciences --- Environment --- Environmental biology --- Oecology --- Electronic monograph. --- Environmental sciences --- Population biology
Listing 1 - 8 of 8 |
Sort by
|