Listing 1 - 6 of 6 |
Sort by
|
Choose an application
Choose an application
Inuline --- Inulin --- Réaction chimique --- chemical reactions --- Structure chimique --- chemical structure --- Biocarburant --- Biofuels --- Matière plastique --- Plastics --- Polymers --- Biodégradation --- Biodegradation --- Theses --- Biodegradation.
Choose an application
Choose an application
Op 2 januari 2001 bracht de overheid een wet uit die bepaalde dat asielzoekers tijdens hun ontvankelijkheidsfase enkel beroep kunnen doen op materiële hulp. Om deze wet in de praktijk om te zetten riep de overheid OCMW's op om LOI's op te richten. Het gaat om kleinschalige opvangstructuren, georganiseerd door OCMW's en gefinancierd door de overheid, waar asielzoekers tijdens hun ontvankelijkheidsfase materiële opvang kunnen krijgen. Het beheren en ondersteunen van een lokaal opvanginitiatief bestaat er natuurlijk niet enkel en alleen in om asielzoekers onderdak te bezorgen. Er komt veel meer bij kijken. De maatschappelijk assistenten maken de asielzoekers wegwijs in de gemeente en in de maatschappij. Ze proberen om het samenleven in de LOI's harmonisch te laten verlopen en staan in voor administratieve en informatieve begeleiding, enz. Het leven in het LOI heeft heel wat voor- en nadelen. Enerzijds bieden de LOI's hun bewoners heel wat ruimte tot zelfstandigheid, initiatief en verantwoordelijkheid. Tevens zorgt de kleinschaligheid van de LOI's voor een verbreding van het maatschappelijk draagvlak inzake asielopvang. Anderzijds worden de LOI-bewoners bedolven onder regels en reglementen en dienen zij met een beperkt budget rond te komen. Dit ervaren zij vaak als een grote beperking. Voor de maatschappelijk assistent die in het LOI werkt is het ook niet altijd even gemakkelijk. De voor ons dagelijkse zaken zijn vaak helemaal niet evident voor de asielzoekers. Tevens bots je vaak op een taalbarrière die heel wat communicatie-problemen met zich kan meebrengen. Hoe dit probleem oplossen? Daarnaast bestaat er geen definitie van materiële opvang waardoor het soms moeilijk is om te bepalen wat al dan niet onder die materiële opvang valt. Immers, de positie van de asielzoeker mag niet te comfortabel zijn maar moet wel menswaardig blijven. Om hieraan te kunnen voldoen kan men zich baseren op kwaliteitsnormen voor het LOI. De huidige asielwet en asielopvang is e...
Choose an application
Door de stijgende energievraag en steeds moeilijkere exploitatie van energiebronnen, is het essentieel om te zoeken naar efficiënte alternatieven die duurzaam en koolstofneutraal zijn. Tweede generatie bio-ethanol is één van de alternatieven.In deze studie werden een aantal energiegewassen, evenals 26 Miscanthus-genotypes, getest als biomassabron voor cellulose-bioethanol. Van de verschillende geteste energiegewassen was Reed canary grass het meest belovende tijdens het installatiejaar (5,6 ton DS/ha). Tijdens het tweede jaar was Miscanthus x giganteus het betere gewas met 15,4 ton DS/ha. Dit had tevens een geschikte celwandsamenstelling voor bio-ethanolproductie, met een duidelijke overmaat cellulose (tot 56,8%). In de collectie van de Miscanthus-genotypes was overigens veel variatie te zien. De DS-productie varieerde van 1,48 tot 23,89 ton DS/ha in 2009. Deze variatie was eveneens merkbaar in de celwandsamenstelling en geeft aan dat er mogelijkheden zijn tot veredeling tot optimaal energiegewas voor cellulose-ethanolproductie. In een tweede luik werd een transformatieprotocol geoptimaliseerd voor Brachypodium distachyon, het modelgewas voor vele grasachtigen. Dit protocol is essentieel om genetische studies te doen naar een betere celwandsamenstelling voor de productie van cellulose-ethanol.In deze studie werd vastgesteld dat i) Transformatie met pXBb7-F (Bastaselectie) meer transgeen calli oplevert dan met pXHb7-F (hygromycineselectie), ii) een callusinductieperiode van 5 weken de stabielste GFP-expressie geeft, terwijl 4 weken precultivatie het hoogste aantal scheuten levert, iii) met de Bd21-lijn een stabielere transformatie bekomen wordt, terwijl de Bd21-3 lijn meer scheuten regenereert. Verdere optimalisatie van het protocol is nodig vooraleer kan overgegaan worden naar transformaties met testconstructen. The increasing need for energy and the harder exploitation of energy sources, result in a search for durable and carbon neutral alternatives. One option is second generation bio-ethanol.This study focused on the evaluation of 8 energy crops and 26 genotypes of Miscanthus as a potential feedstock for the production of cellulose-ethanol. Reed canary grass was the most promising crop during the installation year (5,6 ton DM/ha), while during the second year Miscanthus x giganteus gives the most advantageous results (15,4 ton DM/ha). The cell wall composition of Miscanthus was also suitable for the production of bio-ethanol, because of the high level of cellulose (up to 56,8%). The variation between the different genotypes of Miscanthus in terms of dry matter yield (between 1,48 and 23,89 ton DM/ha in 2009), and cell wall composition, reflects the breeding perspectives of Miscanthus as energy crop for the production of cellulose-ethanol.A second part of the study focused on the optimalisation of the transformation protocol of Brachypodium distachyon, the model system for grass genomics. The protocol is needed to enable the genetic understanding of improvement of the cell wall composition for the production of bio-ethanol.The results show that i) Transformation with pXBb7-F (Basta-tolerance) produces more transgenic calli than with pXHb7-F (hygromycine-tolerance), ii) 5 weeks callus induction gives the most stable GFP-expression, while 4 weeks results in the highest quantity of shoots, iii) the Bd21-line results in a more stable transformation, while the Bd21-3-line produces more shoots. Further optimalisation of the protocol will be necessary before transformations with testconstructs can be accomplished.
Choose an application
Listing 1 - 6 of 6 |
Sort by
|