Listing 1 - 3 of 3 |
Sort by
|
Choose an application
De veldproef wees uit dat de planten onder P-stress nog steeds +- 16 kg fosfor per hectare konden afvoeren. De potproeven toonden een tendens aan dat op de bodem met de laagste P-concentratie (laatste uitmijnstadium) de ziekteverschijnselen het hoogst lagen. Een mogelijke geïnduceerde resistentie van B. lupini kon in de proeven niet aangetoond worden, maar er waren wel aanwijzingen dat bij deze behandeling de schimmelinfectie minder ernstig is onder grote P-stress. De voorbije zestig jaar heeft zich een hoge bodem-P-concentratie (fosfor) opgebouwd in de Vlaamse landbouwbodems te wijten aan overbemesting. P gedraagt zich als een zeer immobiel element in de bodem. Enerzijds zit een grote hoeveelheid vast in een pool die voor planten moeilijk toegankelijk is. Anderzijds zal P uitspoelen uit de bodem en eutrofiëring veroorzaken wanneer de vastleggingscapaciteit van de bodem overschreden wordt. In de toekomst wordt de P-voorraad steeds schaarser en een efficiënt gebruik ervan wordt prioritair. Fosfor aanboren uit de immobiele pool is één van de oplossingen. Planten zoals Lupinus albus zijn in staat om via de aanmaak van clusterwortels P uit deze pool op te nemen. Indien dit gewas geteeld wordt onder selectieve bemesting, met als doel P af te voeren en zo een schralere bodem te verkrijgen, wordt van uitmijnen gesproken. Zaden van L. albus zijn eiwit- en olierijk en maken van de plant, naast een uitmijngewas, een uitstekend landbouwgewas. De schimmelziekte Pleiochaeta setosa leidt bij het gewas wereldwijd tot grote opbrengstverliezen. P-deficiëntie leidt tot P-stress bij de plant en maakt deze mogelijk vatbaarder voor de infectie, terwijl een inoculatie met de stikstoffixeerder Bradyrhizobium lupini mogelijk voor een graad van resistentie kan zorgen.In deze thesis werd door middel van een veldproef de P-afvoer en biomassa bepaald van het gewas L. albus en werd door middel van 2 potproeven ( één met grond en één op basis van een nutriëntenoplossing en vermiculiet als substraat) de invloed nagegaan van P. setosa, B. lupini en beide infecties tegelijk op het gewas L. albus bij verschillende bodem-P-niveaus. De drie geselecteerde bodems (bij de drie proeven) stellen drie uitmijnstadia in de tijd voor en vormen een bodem-P-chronosequentie. Planten werden gescoord op verwelkings-, chlorose- en necroseverschijnselen.
Bradyrhizobium lupini. --- Custerwortels. --- Fytopathologie. --- Gewasbescherming. --- Lupinus albus. --- P-deficiëntie. --- P-stress. --- Pleiochaeta setosa. --- T210-toegepaste-mechanica.
Choose an application
Voor de beheersing van Mycosphaerella graminicola zijn er een aantal fungicidengroepen op de markt waarvan de EBI's en de SDHI's momenteel de belangrijkste zijn. Men is echter sterk afhankelijk van de triazolen (EBI's) voor de beheersing van dit pathogeen. Niettemin is er de laatste jaren in verschillende onderzoeken een achteruitgang waargenomen van de werking van een aantal triazolen. Door het frequente gebruik van de triazolen bestaat er immers een risico op selectie naar voor triazolen minder gevoelige varianten in de populatie van M. graminicola. Via fungicidegevoeligheidstesten en moleculaire technieken wordt deze evolutie nu onderzocht met betrekking op de Vlaamse graanteelt. Vermoedelijk heeft deze selectie naar minder gevoelige mutanten zich voorgedaan bij de fungicidenbehandelingen met tebuconazool en metconazool maar er zijn onvoldoende gegevens om dit met zekerheid te stellen. De gevoeligheid van de M. graminicola-populatie is niet alleen voor tebuconazool en metconazool onderzocht maar ook voor epoxyconazool, prothioconazool, prochloraz en boscalid. De meeste aantasting door M. graminicola, op het bovenste blad, is waargenomen in de objecten die behandeld werden met metconazool en tebuconazool.
Fungiciden gevoeligheidstesten. --- Fungicidenresistentie. --- Mycosphaerella graminicola. --- R-types. --- SDHI's. --- Septoria tritici. --- Strobilurines. --- T130-produktietechnologie. --- T420-landbouwtechnologie-landbouwmachines-boerderijbouw. --- Triazolen. --- Wintertarwe.
Choose an application
Vandaag wordt een groot deel van de maïs verbouwd in monocultuur. Dit heeft vooral negatieve gevolgen op tal van bodemparameters.. In dit eindwerk worden de positieve effecten van vruchtwisseling aangetoond en dit vooral op het vlak van . het bodemleven en de wortelontwikkeling . Beide parameters worden op vandaag onvoldoende in kaart gebracht bij het beoordelen van de bodemvruchtbaarheid omdat ook het verband met de opbrengst onvoldoende gekwantificeerd is.. Tal van invloedsfactoren worden besproken. In het praktisch gedeelte kwam duidelijk naar voor wat het effect is van vruchtwisseling en N-bemesting op de wortelontwikkeling en de gewasontwikkeling van maïs. Ook het effect van het al of niet oogsten van de voorvrucht van Italiaans raaigras werd duidelijk aangetoond.
Listing 1 - 3 of 3 |
Sort by
|