Choose an application

• Reference Manager
• EndNote
• RefWorks (Direct export to RefWorks)

Choose an application

• Reference Manager
• EndNote
• RefWorks (Direct export to RefWorks)

Vergelijking geplande dosis vs. toegediende dosis bij stereotactische ablatieve radiotherapie van oligometastasen Sharon Steeland1, Marie Buyse1, Dr. Carole Mercier2, Prof. Dr. Piet Dirix2, Michaël Claessen², Haicla Lepercq1 1 Odisee, 2 Iridium Kankernetwerk en Centrum for Oncological Research, Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen, Universiteit Antwerpen Trefwoorden: Medische beeldvorming, Radiotherapie, SABR, Oligometastasen, Cumulatief Dosis- Volume Histogram Probleem & doelstelling/vraagstelling Stereotactisch Ablatieve Radiotherapie (SABR), maakt gebruik van minder fracties en een hogere dosis per fractie. Hierdoor is er nood aan een grote nauwkeurigheid. Ontvangen de tumor en de risico-organen de dosis die berekend werd? In deze studie wordt een evaluatie gemaakt tussen de vooropgestelde dosis en de werkelijk toegediende dosis aan de hand van een cumulatief Dosis-Volume Histogram (DVH). Methode Een sub-analyse op een prospectief verzamelde patiëntenpopulatie wordt uitgevoerd. De steekproef bestaat uit 16 abdominale casussen met oligometastasen. Aan de hand van ‘deformable’ registratie werden het doelvolume en risico-organen gemapped op de Cone Beam Computed Tomography (CBCT) van elke bestralingssessie. Hierop werd een dosis berekend en een cumulatief DVH opgesteld. Resultaat De gemiddelde waardes van de geplande en toegediende dosis op de doelvolumes tonen aan dat deze nooit 100% gelijk zijn. De p-waardes werden berekend met een significantieniveau 0,05. De resultaten werden niet significant bevonden. Per evaluatiecriteria werden boxplots opgesteld die visueel het verschil tussen geplande en toegediende dosis weergeven. Een overzicht van de risico-organen toont aan dat in bepaalde gevallen een te hoge dosis werd toegediend. Het aantal fail-criteria ligt het hoogst bij 1 fractie. Bespreking Door de kleine patiëntenpopulatie kunnen de resultaten niet doorgetrokken worden voor alle casussen. De methode kan gebruikt worden voor studies met eenzelfde onderzoeksopzet. Conclusie Voor SABR kan gesteld worden dat de dosis toegediend werd zoals gepland. De doelvolumes kregen een goede covering naargelang de voorgeschreven dosis en de evaluatiecriteria. De risico-organen werden voldoende gespaard.

Choose an application

• Reference Manager
• EndNote
• RefWorks (Direct export to RefWorks)

Het doel van het onderzoek is het verkrijgen van informatie rond het voorkomen van, de motivatie en de kennis rond nuchter trainen en voedingsstoftekorten die er mogelijks mee gepaard gaan. Een vragenlijst werd opgesteld in Microsoft Forms en gehanteerd bij het verzamelen van de gegevens in verband met het voorkomen, de motivatie en de kennis. 300 respondenten vulden de enquête in, waarvan 281 geldige antwoorden. Aan de hand van eetdagboeken in Excel werd de voedingsinname bevraagd. 26 atleten kregen een eetdagboek opgestuurd, waarvan 20 deelnemers het eetdagboek volledig invulden. Per deelnemer werden de individuele voedingsbehoeften berekend en vergeleken met de inname over twee weken. De gegevens werden statistisch verwerkt aan de hand van SPSS 26. Ruim één vijfde (22 %) van de krachtsporters uit de steekproef traint nuchter. Het zijn voornamelijk recreatieve atleten en crossfitatleten die een tendens vertonen voor nuchter trainen (p < 0,05). Een verhoogde vetverbranding blijkt de voornaamste motivatie, terwijl de nadelen in de vorm van lagere prestatie, honger en zwak gevoel de voornaamste barrière vormt. Een ruim deel van de populatie voert onderzoek uit naar nuchter trainen, voornamelijk aan de hand van wetenschappelijke artikelen. Nuchter trainen gaat niet gepaard met voedingsstoftekorten, hoewel in de volledige populatie tekorten voor energie, EOV, MOV, omega 3- en omega 6-vetzuren en vitamine E worden opgemerkt. Algemeen wordt een relatief lagere inname opgemerkt bij nuchter trainen, hoewel statistisch geen verschillen werden opgemerkt tussen de innames (p > 0,05).

Choose an application

• Reference Manager
• EndNote
• RefWorks (Direct export to RefWorks)

De huisarts behoort tot de eerstelijnsgezondheidszorg en moet kunnen omgaan met het digitaliseringsproces van patiëntengegevens. De toepassing van een mobiele gezondheidstool in de vorm van een soort ‘PACS-applicatie’, wordt gepolst bij de Vlaamse huisartsen. Alsook hun omgang rond de veiligheid en privacy van patiëntengegevens. Er werd een kwalitatief onderzoek uitgevoerd aan de hand van enquêtes bij de Vlaamse huisartsen. De enquête werd opgesteld met eigen vragen (14) en met vragen afkomstig uit de Vlaamse UTAUT-vragenlijst (Unified theory of acceptance and use of technology)(19). De vragen werden statistisch verwerkt met behulp van de software SPSS (Statistical Package for the Social Sciences). De enquête werd 44 keer ingevuld. De resultaten zijn gecategoriseerd onder verschillende determinanten van het UTAUT-vragenlijst. Voor elke categorie werd een overkoepelende tabel opgemaakt, die per vraag het gemiddelde, de standaarddeviatie, de variantie en de aantal ingevulde en niet-ingevulde antwoorden weergeeft. De bekomen resultaten worden aan de hand van verschillende hypothesen benaderd. Hierbij worden de directe en indirecte UTAUT-factoren met elkaar vergeleken. Vlaamse Huisartsen staan open om bevorderende werkwijze aan te nemen mits voldoende technische kennis, ICT- gebaseerde ondersteuning en budgettaire faciliteiten. Alle respondenten gaven aan op de hoogte te zijn van de nieuwe wetgeving van General Data Protection Regulation. Er is geen vaste procedure bij een mogelijke datalek van patiëntengegevens. Trefwoorden: medische beeldvorming, distributie, medische beelden, UTAUT, Vlaamse Huisartsen

Choose an application

• Reference Manager
• EndNote
• RefWorks (Direct export to RefWorks)

Probleemstelling en doelstelling/vraagstelling In de Nucleaire Geneeskunde kan het radiofarmacon via centraal veneuze katheters ingespoten worden. Wanneer de retentie eigenschappen van een katheter onbekend is, kunnen er ongewenste contrasten en beeldresoluties verkregen worden. In deze bachelorproef werd een methode ontwikkeld om retentie in katheters na te kunnen gaan. Methode Vijf testen werden uitgevoerd. Als eerste test werd er een validatiemeting uitgevoerd om de geometrie van het materiaal en de validiteit van de activiteitsmetingen te bevestigen. Vervolgens werd de poortkatheter tweemaal, de PICC en de Hickman éénmaal getest. In elke katheter werd het radiofarmacon F18 FDG met een gekende activiteit ingespoten. De opgevangen activiteit werd met de IBC-LITE activiteitsmeter (merk:Comecer) gemeten. Vervolgens werden de leidingen telkens met 4ml fysiologisch water gespoeld en opnieuw gemeten. Tenslotte werd er gemeten hoeveel activiteit er in elke leiding overbleef. Resultaten Bij elke katheter bedroeg de totale gebruikte fysiologisch water ongeveer 20-21ml. De retentie in de leidingen van de drie katheters lag na de totale doorspoeling onder de 1%. Bij de validatiemeting bleek dat de activiteit, opgevangen in de buis, hoger was dan in de spuit zelf. Bespreking Deze studie bevestigt de bruikbaarheid van de katheters en de toepasbaarheid van de methodiek. De vergelijking met de literatuur is echter niet mogelijk wegens niet gelijkaardige onderzoeken. Conclusie De activiteitsmeter biedt na afloop van deze studie een meerwaarde als methodiek in het bepalen van retentie in centraal veneuze katheters. De retentie in de geteste katheters lag onder 1% na een doorspoeling met 4-5ml fysiologisch water. Deze katheters mogen gebruikt worden voor de injectie van het radiofarmacon F18 FDG.