Listing 1 - 4 of 4 |
Sort by
|
Choose an application
Choose an application
Inleiding: ‘High-flow nasal cannula’ (HFNC) is een relatief nieuwe vorm van respiratoire ondersteuning. Deze review heeft tot doel een overzicht te geven van de huidige evidentie over de effectiviteit en de veiligheid van HFNC bij bronchiolitis en hieruit de implicaties voor de klinische praktijk af te leiden. Methode: Een systematisch literatuuronderzoek werd uitgevoerd in Pubmed, Embase en CENTRAL. Studies bij kinderen jonger dan 2 jaar met bronchiolitis behandeld met HFNC, waarin HFNC vergeleken werd met standaard zuurstoftherapie of met ‘nasal continuous positive airway pressure’ (nCPAP), werden geïncludeerd. Resultaten: Er werden 13 artikels geïncludeerd met in totaal 2399 patiënten. Er was minder therapiefalen met HFNC dan met standaard zuurstoftherapie en met nCPAP dan met HFNC. Bij falen was er een grote kans op succes bij overschakelen van standaard zuurstoftherapie naar HFNC en van HFNC naar nCPAP. Er werd in de meeste studies geen significant verschil waargenomen in opname op de pediatrische intensieve zorgenafdeling, in hospitalisatieduur, in duur van zuurstoftherapie en in duur van verblijf op de pediatrische intensieve zorgenafdeling. Intubatie was zelden nodig. Respiratoire acidose en de veranderingen in hart- en ademhalingsfrequentie kunnen gebruikt worden als voorspellende factoren voor falen van HFNC. Ernstige nevenwerkingen traden niet op. Conclusie: Op basis van de huidige evidentie lijkt het aangewezen om respiratoire ondersteuning bij bronchiolitis trapsgewijs op te bouwen door te starten met standaard zuurstoftherapie en bij therapiefalen over te schakelen naar HFNC en vervolgens naar nCPAP of invasieve ventilatie.
Choose an application
Background: Immune checkpoint inhibitors (ICIs) are increasingly being used for cancer treatment with proven survival benefit. A clinical presentation reported after ICI therapy is polymyalgia rheumatica (PMR). In this systematic review, cases of PMR reported after ICI therapy were reviewed. Methods: A systematic literature search was performed in PubMed, Embase, Web of Science and The Cochrane Library. The objective of this study was to define the characteristics of patients and the optimal treatment strategy of PMR after ICI therapy. Other main outcomes were symptoms of PMR, malignancy type, type of ICI therapy, time to onset, and malignancy outcome. Results: In total, 76 studies with 419 patients were included. The majority of patients with PMR after ICI therapy were male (61.0%) with a median age at diagnosis of 72.9 years old. Bilateral inflammatory girdle pain was most often the clinical presentation (67.4%) and morning stiffness was described as an associated symptom in 20.4%. When corticosteroid treatment was described (74.0%), prednisone was the product of choice (62.4%) with dosing of 10-20 mg/day. The use of steroid sparing agents was mentioned in a minority of 29.8%, with preference for methotrexate. In most cases (63.5%), ICI therapy was continued. Conclusion: The clinical phenotype of PMR after ICI therapy resembled the classical presentation of PMR, except the more male prevalence noted here. Treatment for PMR after ICI was similar as the standard treatment for PMR, although duration of treatment and tapering scheme were unclear. The majority of cases could continue ICI treatment. Still, more data is needed to corroborate these findings and to better delineate this entity and its treatment.
Choose an application
Abstract Doelstellingen: Adult-onset Still’s disease (AOSD) is een moeilijk te stellen diagnose. Met deze studie willen we het opnamepatroon van 18F-FDG bij AOSD in kaart brengen om het diagnosticeren te faciliteren. Daarnaast wordt bekeken of PET/PET-CT’s kunnen gebruikt worden om de ziekteactiviteit te monitoren en welke rol ze spelen bij de diagnose. Methoden: De data van 60 vermoedelijke AOSD patiënten te UZ Leuven werden retrospectief geanalyseerd. De ziekteactiviteit werd bepaald aan de hand van de systemische score van Pouchot et al en de PET/PET-CT’s werden visueel beoordeeld door de nucleair geneeskundigen. Resultaten: In totaal werden tweeëndertig AOSD patiënten geïncludeerd. Men ziet een hogere 18F-FDG opname ter hoogte van het beenmerg, de milt en de lymfeklieren. Hypermetabolisatie ter hoogte van deze regio’s gaat gepaard met een hogere systemische score en ziekteactiviteit. Ondanks de veelvoorkomende artralgie/artritis ziet men slechts bij 31,3% van de patiënten een verhoogde opname ter hoogte van de gewrichten. Op basis van de resultaten van de PET/PET-CT’s werd bij zeventien patiënten een biopsie genomen. Conclusie: De rol van beeldvorming beperkt zich op dit moment tot het excluderen van bepaalde maligniteiten of andere oorzaken. Alhoewel er wel een verhoogde 18F-FDG opname gezien wordt ter hoogte van het beenmerg, de milt en de lymfeklieren, is dit niet specifiek voor AOSD. Mogelijks kan de associatie tussen een verhoogd hypermetabolisme van het beenmerg, milt en lymfeklieren enerzijds en de hogere systemische score/ziekteactiveit anderzijds gebruikt worden voor verdere opvolging en beoordeling van de behandeling.
Listing 1 - 4 of 4 |
Sort by
|