Listing 1 - 2 of 2 |
Sort by
|
Choose an application
Dit eindwerk tracht een overzicht samen te stellen betreffende het bouwen van klimroutes in zaal. De belangrijkste vraag hierbij zijn de verschillen tussen de respectievelijke moeilijkheidgraden binnen deze routes en hoe routebouwers het aanpakken om deze routes dan uit te bouwen. De reden voor dit onderwerp zijn de talloze discussies tussen klimmers betreffende de klimgraden en hoe zij gequoteerd worden. Na een overzicht over het ontstaan van de klimgraden en de beknopte geschiedenis komt het wereldquoteringssysteem aan bod. Hieruit blijkt opnieuw een grote verscheidenheid. Daar er geen specifieke literatuur voorhanden is, is als basis voor dit onderzoek gebruik gemaakt van interviews met verschillende routebouwers. Om dit interview op te stellen werd beroep gedaan op experts uit de klimwereld. Eerst bespreken zij alle aspecten waar ze rekening mee houden bij elk niveau. Deze aspecten zijn de grootte van de handgrepen, de grootte van de voetsteunen, de afstand tussen de verschillende grepen, de soort muur en de complexiteit van de bewegingen. De routebouwers staan op dezelfde lijn over graad 3 en 4. Vanaf graad 5 echter merkt men meer verschillen in hun opvattingen. Voorts bespreken ze hoe ze routes bouwen voor een specifieke doelgroep. Ten laatste gaan ze in op de technische kant van het bouwen. Hierbij bleek dat er in het aanbod en gebruik van klimgrepen en voetsteunen zeer veel variatie is, wat er toe leidt dat dezelfde greep zowel in een makkelijke als in een moeilijke route gebruikt kan worden. Doordat normering nog een probleem is in het hedendaagse routebouwen, lijkt het volgen van een cursus met bijbehorend diploma een goede oplossing. (Bron: auteur)
Choose an application
Listing 1 - 2 of 2 |
Sort by
|