Narrow your search

Library

KU Leuven (3)

UAntwerpen (2)

AP (1)

EHC (1)

Hogeschool Gent (1)

KBR (1)

MAS (1)

MMB (1)

UCLouvain (1)


Resource type

book (5)

dissertation (3)

object (1)


Language

Dutch (8)

French (1)


Year
From To Submit

2024 (1)

2022 (2)

2021 (1)

2014 (1)

2006 (2)

Listing 1 - 9 of 9
Sort by

Book
1918-1938 : la politisation de la musique en Europe
Author:
ISBN: 2930953152 9782930953151 Year: 2021 Publisher: Paris: Kimé,

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Keywords


Object
Documentatiemap : [Willy Ostijn].
Author:

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract


Book
Gezelle en het muziekarchief van het kleinseminarie te Roeselaere: naar een musico-poëtische lezing van 't Er viel'ne keer
Author:

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract


Book
In vitris : glasramen uit de Nederlanden, collectie Joost Caen : [tentoonstelling] Klein Seminarie Roeselare, 23 april-29 mei 2022 [catalogus]
Authors: --- ---
Year: 2022 Publisher: Roeselare Klein Seminarie

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Keywords


Book
In vitris : glasramen uit de Nederlanden: collectie Joost Caen
Authors: --- --- ---
Year: 2022 Publisher: Roeselare Klein Seminarie Roeselare

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract


Dissertation
Waiting for the genius : de English Musical Renaissance (1880-1901) in ethisch-esthetisch perspectief.
Authors: --- ---
Year: 2006 Publisher: Leuven K.U.Leuven. Faculteit Letteren

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Keywords


Dissertation
Waiting for the Genius : De English Musical Renaissance (1880-1925) : Geschiedenis, her-innering, identiteit
Authors: --- --- --- ---
Year: 2014 Publisher: Leuven KU Leuven. Faculteit Letteren

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Waiting for the Genius. The English Musical Renaissance (1880-1 925). History, Memory, Identity One hundred years ago the German bohemian essayist Oscar A.H. Schmitz wrote a book on (Post) Edwardian society. Only few have read it, yet many know the title: Das L and ohne Musik (1914). Though it was certainly not an innocent publicati on, the title was not as provocative as it seems. The author rightly cla imed it echoed a recurring topos in victorian self-designation: We are not a musical people. Indeed, after the death of Purcell (1695), Britis h composition and music education went into decline, music life became d ominated by foreigners and two-thirds of the average concert programme w as dedicated to Handel. This self-image, cherished at first as a proof o f manliness and fostered by Puritanism, missionary imperialism and colon ial mercantilism, had turned into self-criticism during the last decades of the nineteenth century. Hence the name Renaissance of English Music / the English Musical Renaissance hereafter: EMR for the contemporary movement which aimed to institutionalise mus ic education, to emancipate musical taste and to formalise music as a pr ofession. Renaissance definitely did not refer to the Elizabethan Gold en Age of Tallis and Byrd, though favorising historians and critics impa tiently watched out for a native Genius to put Britain back on the map o f European art music. Our dissertation is the first systematic treatment of the EMR from an continental point of view. Its research questions ar e as follows: (1) How did British art music evolve socially and artistic ally after the death of both Purcell and Handel, and what was its ethica l-aesthetical orientation during the Late-Victorian and Edwardian eras? (2) What does English Musical Renaissance stand for in the histor y of British national music and in what way are fact and representation related within major as well as minor sources? (3) What does a continent al scholar learn from the Post-Victorian EMR-historiography a nd reception history concerning the way the British dealt with the natio ns chequered musical past? The major pitfalls of cro ss-channel musicology are, on one hand, the biases of an ill-acquainted Continent towards British art music, and, on the other, the self-designa ting and often ideologized discourse of the autohistoriographical source s. In consequence, each research question is asking for a specific metho dical treatment. First, social and music historical contextualisati on made it clear, that, among other things, the EMR was not a National S chool led by Edward Elgar, but a two-generation movement centred around the Royal College of Music and Oxbridge. The respective figureheads were C.H. Parry and R. Vaughan Williams. Secondly, discourse analysis and na rrative hermeneutics helped to deconstruct the Möbius Band formed by a h istorical EMR (1880-1825) and a historiographical EMR intertwining seamlessly and endlessly. Close reading was needed partly due to the revivali sts being their own commentators, partly because the five major EMR-narr atives represent quite different historical constructions of the same ph enomenon. Finally, the cause of this can only be traced from a third, et hical-aesthetical angle. Throughout the twentieth century the historical EMR has been increasingly perceived as being unfinished: she did hardly succeed in translating British, sc. English identity (ethos) into a dis tinctively national musical idiom (aesthesis) and her Brahmsian composit ional style (aesthesis) did hardly contribute to the development of genu ine Britishness, sc. Englishness. So the notion of renaissance underwe nt semantic entropy and started a music historical career as the meliora tive part of a dichotomy with the Land without Music-sobriquet. < br> The first and last element of our title refers to the conse rvative, almost reactionary vein of the revival movement, which loathed imperialist vulgarity and fought the current wave of Utilitarianism. Con vinced of the Teutonic kinship between the English and German races, and influenced by Spencerian evolutionism, the revivalists believed that th e best of English musical heritage (including art music as well as folk music), enriched by the Verinnerlichung of German romantic classicism, w ould produce a compositional language which suited Britains multi-ethni c and multinational ethos. Instead of looking forward to a Promethean, groundbreaking Leader, they waited for an Epimethean, re-thinking G enius, springing from a Teutonised native soil. Waiting for the Genius. The English Musical Renaissance (1880-1 925). Geschiedenis, her-innering, identiteit Precies 100 jaar geleden schreef de Duitse bohémien essayist Oscar A.H. Schmitz een boek over de (post)edwardiaanse samenleving. Weinigen hebben het gelezen, maar velen kennen de titel: Das Land ohne Musik. Geen onsc huldig werkje, maar echt provocerend was deze titel niet. De auteur had gelijk toen hij stelde dat enkel gealludeerd werd op een terugkerende to pos in de victoriaanse zelfbenoeming: We are not a musical people. Ind erdaad, na de dood van Purcell (1695) raakte het Britse muziekonderwijs in verval, werd het muziekleven beheerst door buitenlanders en was twee derde van een doorsnee concertprogramma voorbehouden aan Haendel. Dit ze lfbeeld werd, mede onder invloed van puritanisme, missionair imperialism e en koloniaal mercantilisme, gekoesterd als een teken van mannelijkheid , maar veranderde gedurende het laatste kwart van de 19de eeuw in zelfkr itiek. Vandaar de naam Renaissance of English Music / the English Mus ical Renaissance hierna: EMR voor de beweging die streefde naar de institutionalisering van het muziekonderricht, de emancipatie van de goede smaak en de professionalisering van de muzikale beroepen. Renaissance refereerde dus niet aan de elizabethaanse Golde n Age van Tallis en Byrd, al zochten favoriserende muziekhistorici en -c ritici koortsachtig naar een Genius dat Groot-Brittannië weerom op de Eu ropese kaart van de kunstmuziek zou zetten. Onze dissertatie is de eerst e systematische studie van de EMR vanuit continentaal oogpunt. Er zijn d rie onderzoeksvragen: (1) Hoe heeft de Britse kunstmuziek zich maatschap pelijk en muziekhistorisch ontwikkeld na de dood van Purcell en Haendel, en wat was haar ethisch-esthetische oriëntatie gedurende de victoriaans -edwardiaanse periode? (2) Waar staat English Musical Renaissance voor in de geschiedenis van de Britse nationale muziek en hoe verh ouden zich feit en representatie in de betreffende bronnen? (3) Wat lere n de (post)victoriaanse muziekhistoriografie en receptiegeschiedenis aan de continentale lezer over de omgang van de Britten met het beproefde m uzikale verleden van de natie? Om als vorser de vereiste ne utraliteit te bewaren, moesten we voortdurend op onze hoede zijn; enerzi jds voor de continentale vooroordelen, die grotendeels aan onwetendheid te wijten zijn, anderzijds voor het zelfbenoemende en vaak geïdeologisee rde vertoog van de autohistoriografische bronnen. Bijgevolg was voor elk e onderzoeksvraag een specifieke methodiek vereist. Vooreerst maakte een sociaal- en muziekhistorische contextualisering duidelijk dat de EMR ge en Nationale School was, geleid door Edward Elgar, maar een beweging in en rond het Royal College of Music. Wij onderscheidden twee generaties m et C.H. Parry en R. Vaughan Williams als respectieve boegbeelden. Vervol gens hielpen vertooganalyse en narratieve hermeneutiek om de Moebiusban d te deconstrueren waarin een historische EMR (1880-1925) en een historiografische EMR naadloos en eindeloos in elkaar overgaan. Close reading drong zich op, deelsomdat de historische commentaar vaak door de revival isten zelf geschreven is, deels omdat de vijf EMR-narratieven elk een an dere historische constructie presenteren van hetzelfde fenomeen. De prec ieze oorzaak hiervan kan, ten slotte, enkel nagespeurd worden vanuit de derde, ethisch-esthetische invalshoek. Doorheen de 20ste eeuw werd de hi storische EMR in toenemende mate ervaren als een verhaal zonde r einde, omdat zij er niet in slaagde de Britse, sc. Engelse identiteit (ethos) te vertalen in een distinctieve nationale toonspraak (aesthesis) en haar brahmsiaanse compositiestijl (aesthesis) geenszins bijdroeg tot de ontwikkeling van een onvervalste Britishness, sc. Englishness ( ethos). Aldus viel de notie renaissance ten prooi aan semantische entr opie en begon zij een muziekhistorische carrière als melioratief binnen een dichotomie met het pejoratieve Land-without-music. He t eerste en laatste lid van onze werktitel verwijst naar de conservatiev e, bijna reactionaire houding van de EMR, wars als zij was van imperiali stische vulgariteit en uitermate allergisch voor het vigerende utilitari sme. Overtuigd van de Teutoonse verwantschap tussen het Engelse en Duits e ras en beïnvloed door het evolutionisme van Spencer, vertrouwden de re vivalisten erop dat het beste uit het Britse muzikale erfgoed (kunst- én volksmuziek), verrijkt door klassiek-romantische Verinnerlichung, een muzikaal idioom zou voortbrengen dat paste bij het Britse multi-ethn ische en multinationale ethos. In plaats van vooruit te kijken en de kom st van een prometheïsche, vooruit-denkende Leider voor te bereiden, wa chtten zij op een epimetheïsch, her-denkend Genius, dat vanzelf zou voortspruiten uit de geteutonizeerde vaderlandse bodem.

Keywords


Dissertation
Waiting for the genius : de English Musical Renaissance (1880-1901) in ethisch-esthetisch perspectief.
Authors: --- ---
Year: 2006 Publisher: Leuven K.U.Leuven. Faculteit Letteren

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Keywords


Book
Het leven in glas geschreven : zeven sferen van licht: collecties en creaties van Joost Caen
Authors: --- --- --- --- --- et al.
Year: 2024 Publisher: Schoten Lokaal Bestuur Schoten

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Listing 1 - 9 of 9
Sort by