Narrow your search

Library

KU Leuven (2)


Resource type

dissertation (2)


Language

Dutch (2)


Year
From To Submit

2023 (1)

2015 (1)

Listing 1 - 2 of 2
Sort by

Dissertation
Kennis over koolhydraten bij ouders van en kinderen met diabetes type 1: een prospectieve studie
Authors: --- ---
Year: 2023 Publisher: Leuven KU Leuven. Faculteit Geneeskunde

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Inleiding De huidige therapie voor diabetes type 1 bestaat uit insulinetoediening, glycemiecontrole en zelfmanagement. De glycemiecontrole is mede afhankelijk van het dieet en het aantal opgenomen koolhydraten en suikers. Methode Het doel van dit onderzoek is om de kennis en het inzicht in het dieet bij kinderen met diabetes type 1 en hun ouders na te gaan. De onderzoeksvraag hier is of de glycemiecontrole met het HbA1c en de time in range (TIR) als substituut afhankelijk is van hoe goed kinderen en ouders koolhydraten kunnen tellen. De secundaire uitkomst is of er bepalende factoren zijn voor hoe goed patiënten koolhydraten tellen. We gaan dit na aan de hand van vragenlijsten zoals de Pediatric Carbohydrate Quiz. Kinderen tussen 10 en 12 jaar, jongeren tussen 13 en 18 en ouders krijgen aparte vragenlijsten. Ouders vullen de vragen in voor kinderen jonger dan 10 jaar. Per kind vult ook minstens één ouder de vragen in. We includeren kinderen en jongeren tot 18 jaar die opgevolgd worden door het kinderdiabetesteam in UZ Gasthuisberg waarvan de diagnose ten laatste in 2021 is gesteld. Resultaten 70 ouders, 11 kinderen en 34 jongeren vullen de vragenlijsten in en 66 patiënten worden geïncludeerd. Het HbA1c bij kinderen (n = 45) is gecorreleerd aan de leeftijd (correlatie 0,32, p=0,035). De TIR bij kinderen is gecorreleerd aan de frequentie koolhydraten tellen (correlatie 0,39, p=0,010), de leeftijd (correlatie -0,32, p=0,035) en de moeilijkheid om voedingstabellen te lezen (correlatie 0,34, p=0,036). De TIR is verschillend bij de pen- of pomptherapie (Kruskal-Wallis H 0,21, p<0,001) en het sensortype (Kruskal-Wallis H 3,04, p<0,001). De rekenscore bij kinderen is positief gecorreleerd aan de moeilijkheid om koolhydraten te berekenen (correlatie 0,31, p=0,049). Het HbA1c bij ouders (n = 70) is gecorreleerd aan de rekenscore (correlatie -0,24, p=0,049), de moeilijkheid om voedingstabellen te lezen (correlatie -0,44, p<0,001), de moeilijkheid om koolhydraten te berekenen op basis van voedingstabellen (correlatie -0,28, p=0,023) en de frequentie van koolhydraten tellen (correlatie -0,25, p=0,043). De TIR bij ouders is gecorreleerd aan de moeilijkheid om voedingstabellen te lezen (correlatie 0,42, p<0,001) en koolhydraten te berekenen op basis van voedingstabellen (correlatie 0,32, p=0,010), de frequentie koolhydraten tellen (correlatie 0,34, p=0,005), de frequentie koolhydraten afwegen (correlatie 0,29, p=0019) en de frequentie koolhydraten schatten (correlatie -0,28, p=0,023). De rekenscore op 17 punten bij ouders is gecorreleerd aan de frequentie koolhydraten schatten (correlatie -0,25, p=0,040) en is hoger bij ouders die werken als bediende ten opzichte van werkloze ouders, arbeiders en zelfstandigen (11,83 vs. 3,60 vs. 8,10 vs. 8,67, p=0,024). Conclusie De glycemiecontrole is beter naarmate ouders beter koolhydraten kunnen tellen en naarmate ze meer betrokken zijn bij de therapie van hun kind. Bij kinderen zien we een betere controle wanneer ze frequenter tellen. De kennis over koolhydraten is een belangrijk onderdeel van de behandeling en ouders spelen hier voornamelijk een bepalende rol in. Bijkomend multicentrisch onderzoek met een grotere steekproef is nodig om relevante factoren te bepalen.

Keywords


Dissertation
Interventies bij adoptie- en pleegkinderen met complex trauma : Literatuurstudie en kwalitatieve studie naar ervaringen en verwachtingen van ouders
Authors: --- --- ---
Year: 2015 Publisher: Leuven : KU Leuven. Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Hulpverleners die werken met adoptie- en of pleegkinderen met ernstige problemen, worden vaak geconfronteerd met meer dan alleen een kwetsbare gehechtheidsontwikkeling. Volgens het werk van Cook, Blaustein, Spinazzola en van der Kolk (2003) -waarop deze masterproef gebaseerd is- kunnen kinderen met een complex trauma moeilijkheden ondervinden op zeven domeinen, met name gehechtheid, biologie, affectregulatie, dissociatie, gedragscontrole, cognitie en zelfconcept. Een review van de literatuur van bestaande interventies voor adoptie-, pleegkinderen of kinderen met complex trauma, leert ons dat er 16 interventies gevonden worden (uit 15 artikels) die zinvol zijn betreffende één of meerdere van deze domeinen. Onze studie kadert in een klinisch onderzoekproject waarbij bestudeerd wordt welke moeilijkheden adoptie- of pleegouders ondervinden, welke hulp ze daarvoor gezocht en gekregen hebben en wat wenselijk zou geweest zijn. Om deze onderzoeksvragen te beantwoorden, hebben we een kwalitatief onderzoek uitgevoerd. Hierbij werden zes adoptie- en of pleegouders geraadpleegd aan de hand van een semi-gestructureerd interview. Deze interviews werden getranscribeerd om er vervolgens thematische inhoudsanalyse op uit te voeren. De resultaten worden met behulp van rijke illustraties uiteengezet, waarbij gefocust wordt op de zeven deeldomeinen van Cook et al. (2003). Uit dit onderzoek blijkt wat de eerste deelvraag betreft, dat de bestaande interventies vooral gericht zijn op drie deeldomeinen, namelijk: gehechtheid, affectregulatie en gedragscontrole. Toch zien we in onze studie dat ouders naast moeilijkheden op gebied van gehechtheid, affectregulatie en gedragscontrole ook moeilijkheden beschrijven op cognitief en biologisch vlak. Ook zelfconcept en dissociatie zijn subtiel aanwezig in de interviews. De tweede deelvraag toont ons dat ouders voornamelijk hulp ondervinden bij therapie, een omkadering en informatie over de adoptie. Daarnaast zien we dat ook structuur, gelijkaardige verhalen, begrip van de school en een flexibele job aangehaald worden als hulpmiddelen in de opvoeding van adoptie- en of pleegkinderen. Uit de derde deelvraag leren we dat er toch nog een grote vraag is naar professionals, begrip uit de omgeving en meer informatie over mogelijke dynamieken die deze kinderen kunnen vertonen. Zo geven onze adoptie- en pleegouders aan dat ze meer informatie gewild hadden over de gevolgen van complex trauma en hadden ze graag meer handvaten gehad in het begeleiden van hun kinderen. Tot slot worden er enkele aanbevelingen gedaan voor vervolgonderzoek.

Keywords

Listing 1 - 2 of 2
Sort by