Listing 1 - 1 of 1 |
Sort by
|
Choose an application
Deze masterscriptie handelt over artikel 19 van het OESO-Modelverdrag, dat betrekking heeft op de ambtenaar in het internationaal belastingrecht. De basisregel van art. 19 OESO bepaalt dat de bezoldigingen en pensioenen van internationale ambtenaren exclusief belast worden in de bronstaat (betalende staat). Deze regel is gesteund op de oude principes van internationale hoffelijkheid en wederzijdse Staatssoevereiniteit. Er is dus een verschil in fiscale behandeling tussen overheidspensioenen (art. 19, lid 2 OESO) en particuliere pensioenen (art. 18 OESO).De complexiteit van het OESO-Modelverdrag brengt ook een aantal probleemstellingen met zich mee. Ten eerste kan men zich de vraag stellen indien de afwijkende toewijzingsregel voor overheidspensioenen al dan niet discriminerend is. Vervolgens kunnen er ook enkele kwalificatieconflicten opduiken. Dit is vooral het geval indien pensioenrechten werden overgedragen van de publieke sector naar de private sector, en omgekeerd. Tenslotte kan men zich ook afvragen wat de juiste interpretatie is van het begrip 'diensten aan de overheid'.Het is de laatste jaren duidelijk geworden dat art. 19 OESO de oorzaak is van talkrijke moeilijkheden. Men betwijfelt dan ook indien de argumenten van Staatssoevereiniteit en internationale beleefdheid nog wel rechtvaardig zijn. Indien men het onderscheid tussen overheidspensioenen en private pensioen elimineert, zouden vele complicaties immers vermeden kunnen worden.Hierbij mag ook niet uit het oog verloren worden dat, indien men besluit om het OESO-Modelverdrag te vereenvoudigen, zowel de bronstaat als de woonstaat afkerig zullen zijn om hun heffingsrechten volledig op te geven. Men moet dus steeds rekening houden met de wensen van beide Staten en hun mogelijke inkomstenverlies
Listing 1 - 1 of 1 |
Sort by
|