Listing 1 - 8 of 8 |
Sort by
|
Choose an application
Systèmes, Analyse de --- DIVORCE --- FAMILLE --- RELATION FAMILIALE
Choose an application
Choose an application
Résumés en français et en anglais
Choose an application
Choose an application
Choose an application
Choose an application
Inleiding: De rol van chirurgie in hemorragisch cerebrovasculair accident (CVA) is controversieel. In het verleden kon geen voordeel van invasieve heelkunde aangetoond worden. De laatste jaren zijn minimaal invasieve methoden onderwerp van intensief onderzoek. In deze thesis wordt een overzicht gegeven van de meest recente literatuur omtrent heelkundige behandeling van hemorrhagisch CVA. Methode: We zochten gerandomiseerde gecontroleerde studies (RCT’s) en systematic reviews van de laatste vijf jaar in Cochrane Library, PubMed en Trip Database. De zoekactie leverde elf relevante artikels op. Resultaten: In de behandeling van intracerebrale bloedingen bleek minimaal invasieve heelkunde in de geïncludeerde studies niet gepaard te gaan met een hogere mortaliteit of morbiditeit dan conservatieve therapie. De studies konden geen overtuigende verbetering in functionele outcome aantonen. Ook minimaal invasieve chirurgie gecombineerd met toediening van alteplase bleek veilig, maar ook kon geen verbetering van functionaliteit aangetoond worden (p=0,33). Wel had minimaal invasieve heelkunde een significant betere kans op goed herstel in vergelijking met conventionele craniotomie (OR 2,27 [95% CI = 1,34 – 3,83]). In de behandeling van intraventriculaire bloedingen blijkt trombolyse niet superieur aan ventriculo-externe drainage. Conclusie: Minimaal invasieve heelkunde is veilig en superieur ten opzichte van conventionele craniotomie. In de vergelijking met conservatieve therapie is de literatuur tegenstrijdig. De meest recente grote studies tonen globaal geen significante meerwaarde. In de toekomst zijn meer grote prospectieve RCT’s nodig om duidelijke aanbevelingen te kunnen geven in specifieke patiëntengroepen.
Choose an application
Inleiding en objectieven: Deze studie heeft als doel de kennis en het voorschrijfgedrag van de Vlaamse huisartsen met betrekking tot de nieuwe diabetes type 2 medicatie na te gaan. Hiernaast worden ook demografische verschillen geëxploreerd. Studiemethode: Dit onderzoek betreft een ‘mixed methods’ studie met een online vragenlijst. Hierin werden de kennis en het voorschrijfgedrag omtrent de nieuwe glucoseverlagende medicatie beoordeeld door middel van tien theoretische vragen en zes klinische casussen, gebaseerd op de nieuwe American Diabetes Association/European Association for the Study of Diabetes (ADA/EASD) richtlijnen en de Belgische terugbetalingscriteria. Een willekeurige steekproef van 201 Vlaamse huisartsen en huisartsen in opleiding nam hieraan deel. Resultaten: 201 huisartsen en huisartsen in opleiding werden geïncludeerd. 44 (21.89%) deelnemers behaalden een onbevredigende score, gedefinieerd als een correct antwoordpercentage van minder dan 70%. De gemiddelde testscore was 47.6%. Kwalitatieve analyse toonde aan dat 90% van de deelnemers correct een sodium-glucose cotransporter 2 (SGLT2) inhibitor adviseerden wanneer de klinische casus hartfalen als comorbiditeit bevatte. Slechts 42% van de deelnemers beval een glucagon- like peptide 1 (GLP-1) agonist aan bij een cardiovasculair risicoprofiel. Subgroepanalyse toonde geen statistisch significante demografische verschillen in de verkregen testresultaten. 23% van de deelnemers zou medicatie voorschrijven die niet overeenstemt met de Belgische terugbetalingscriteria in minstens één van de zes voorgestelde klinische casussen. Conclusie: Dit onderzoek toont een tekort aan kennis in de eerstelijnsgeneeskunde omtrent de nieuwe medicatie voor diabetes type 2 en zijn terugbetalingscriteria in België. Verder onderzoek met analyse van reële data is aanbevolen.
Listing 1 - 8 of 8 |
Sort by
|