Narrow your search

Library

KU Leuven (1)


Resource type

dissertation (1)


Language

Dutch (1)


Year
From To Submit

2015 (1)

Listing 1 - 1 of 1
Sort by

Dissertation
Petrografisch en chemisch onderzoek van het middenneolithisch aardewerk van de site Spiere-de Hel, België
Authors: --- --- ---
Year: 2015 Publisher: Leuven : KU Leuven. Faculteit Letteren

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

In de late jaren 1970 kwamen in Spiere-Helkijn opgeploegde lithische artefacten uit het middenneolithicum aan het licht. Tijdens de opgravingen tussen 1993 en 1995 door de Eenheid Prehistorische Archeologie van de KU Leuven werden de restanten van een enclosure aangetroffen. In totaal leverde de site c. 350kg aardewerk op. De 14C-dateringen situeerden 'de Hel' in de tweede helft van het vijfde millennium calBC. De aanzienlijke omvang van de aardewerkcollectie bood tal van mogelijkheden en de morfologische en technofunctionele aspecten ervan werden dan ook reeds onderzocht. Hoewel er op de site geen bakstructuren werden aangetroffen, zijn er indicaties voor lokale aardewerkproductie. Eerdere studies naar de herkomst van het materiaal leidden echter niet tot een afdoend antwoord. Het is dan ook vanuit dit opzicht dat het huidige onderzoek de draad weer oppikt. Aan de hand van een macroscopische, petrografische en chemische analyse wordt een nieuw licht geworpen op het aardewerk van Spiere. Meer bepaald ligt de focus op het verwerven van kennis in verband met de aard en oorsprong van het aardewerkassemblage. Daarbij worden de gegevens van de verschillende niveaus geïntegreerd en geïnterpreteerd naar homogeniteit van de collectie en de verhouding ten opzichte van archeologische informatie. In de eerste stap werden 7 macroscopische groepen gedefinieerd. Deze vormden de basis voor de selectie van 30 keramiekstalen voor verder petrografisch en chemisch onderzoek. Daarnaast werden ook 7 kleistalen geselecteerd van mogelijke grondstofbronnen in de omgeving van de site. Alle 37 stalen werden onderworpen aan een chemische analyse met ICP-OES, maar enkel van de 30 keramiekstalen werden slijpplaatjes gemaakt. Op basis van de petrografische studie werden 9 fabrics gedefinieerd. In 1 staal (BK14ML07) werden foraminiferen, Nummulites planulatus, aangetroffen die indicatief kunnen zijn voor de herkomst en voorkomen in het L. Moen/Roubaix en L. Mons-en-Pévèle. Tevens leverde de petrografische studie informatie omtrent verschillende fasen in het productieproces: zo werd de klei ter voorbereiding gemagerd, werden de potten vormgegeven via rolopbouw, in sommige gevallen afgewerkt met een kleilaag en/of burnishing en gebakken in open vuren op een temperatuur lager dan 800°C. Uit een vergelijking met de archeologische informatie bleek geen eenduidige relatie te bestaan tussen het pottype en de gebruikte kleipasta, tevens kon slechts een beperkt chronologisch aspect aan de onderzoeksresultaten gekoppeld worden. Het voorkomen van fabric 1 over alle stratigrafische lagen van de gracht, het feit dat tweederde van de stalen ertoe behoren en nagenoeg alle pottypes erin vertegenwoordigd zijn, zijn argumenten die lokale productie ondersteunen. De resultaten van de chemische analyse lieten toe de kleien van elkaar te onderscheiden. De keramiekstalen vormden 1 grote cluster waarbinnen de petrografische groepen niet van elkaar te onderscheiden vielen. Wel kon op basis van Al2O3, Na2O, TiO2 en Zr een verschil gemerkt worden tussen fabrics 1.A en 1.B. Op basis van de onderzoeksresultaten kon echter geen grondstofbron met zekerheid aangeduid worden voor het materiaal. Ook de geologische homogeniteit van de regio speelde hierbij een rol. Algemeen moeten we dus besluiten dat we over onvoldoende informatie beschikken om het aardewerk aan een specifieke bron te koppelen. Dit vereist bijkomend terreinwerk en aanvullende analyses.

Keywords

Listing 1 - 1 of 1
Sort by