Choose an application

• Reference Manager
• EndNote
• RefWorks (Direct export to RefWorks)

De slimste vogelgids behandelt 196 vogelsoorten die in België en/of Nederland broeden. Het gaat om zogenoemde regelmatige broedvogelsoorten: soorten die sinds het jaar 1900 in minstens tien aaneengesloten jaren met zekerheid in België en/of Nederland hebben gebroed. Een vraag die de auteur vaak gesteld krijgt, is waarom de keep, de koperwiek, de drieteenstrandloper of de regenwulp niet in het boek staan. Het antwoord is simpel: deze soorten zijn geen broedvogels, maar wintergasten. Er is dus nood aan een vogelgids die je tijdens jouw uitstapjes in de herfst en de winter mee op pad neemt. Een boek waarin je de wintergasten en doortrekkers vindt, maar ook de broedvogels die België en Nederland in de herfst niet verlaten en hier dus het hele jaar door te zien zijn, zoals goudhaan, vink, huismus, goudvink, merel, houtduif, groene specht en buizerd. De wintereditie van De slimste vogelgids neem je in de herfst en de winter mee op pad, de zomereditie in de lente en de zomer. Welke soorten mag je zoal verwachten in de wintergids? Dat zijn onder meer frater, grote barmsijs, ijsgors, sneeuwgors, keep, strandleeuwerik, pestvogel, bonte strandloper, bokje, koperwiek, steenloper, goudplevier, smelleken en nog vele andere. Troeven van beide vogelgidsen zijn onder meer de rangschikking van de vogels van klein naar groot, de dubbele pagina per vogelsoort, de foto’s die van een uitmuntende kwaliteit zijn en de aanwijsstreepjes in de foto’s die de belangrijkste kenmerken van de vogel aanduiden.

Fauna. Zoological determination guides --- Birds --- Netherlands --- Belgium

Choose an application

• Reference Manager
• EndNote
• RefWorks (Direct export to RefWorks)

La pie-grièche à tête rousse (Lanius senator ) est un oiseau migrateur qui fait escale chaque année sur l’île grecque d’Anticythère. Cette étape, commune chez les migrateurs longue distance afin de reprendre des forces, est pourtant peu étudiée par les spécialistes. 
L’objectif ici a été de déterminer la sélection d’habitat d’après la distribution de l’espèce dans ce milieu durant l’escale printanière. Sa répartition et son modèle de distribution ont été étudiés selon quatre variables environnementales : la distance à la côte, la pente, l'élévation et les habitats.
Selon le modèle généré, la distance à la côte est la variable environnementale qui contribue le plus à la distribution des individus sur l’île. Toutefois, cette variable seule s’avère insuffisante pour expliquer cette répartition. 
Selon le modèle généré à partir des habitats, l’habitat qui contribue le plus à la distribution est celui des cultures abandonnées. Il est considéré comme un milieu semi-ouvert auquel les pies-grièches à tête rousse sont inféodées dans leur zone de reproduction. 
La sélection d’habitat de l’espèce a pû être supposée d’après ces résultats mais un manque de précision persiste sur l’utilisation du milieu qui pourrait être corrigé par la combinaison avec une étude de la sélection d'habitat à une échelle plus précise comme les types de végétaux. Pour améliorer les modèles générées il serait intéressant d’ajouter des variables environnementales supplémentaires afin de préciser le modèle de distribution de l’espèce et de combiner l’étude de la sélection d’habitat à différentes échelles.

escale migratoire --- sélection d'habitat Lanius senator --- Sciences du vivant > Sciences de l'environnement & écologie