Narrow your search

Library

KU Leuven (263)


Resource type

dissertation (263)


Language

Dutch (261)

English (2)


Year
From To Submit

2024 (30)

2023 (26)

2022 (25)

2021 (34)

2020 (24)

More...
Listing 1 - 10 of 263 << page
of 27
>>
Sort by

Dissertation
Verhalen over het Zijnde: Een aanzet tot een alternatieve interpretatie van de filosofie van Parmenides van Elea
Authors: --- ---
Year: 2018 Publisher: Leuven KU Leuven. Hoger Instituut voor Wijsbegeerte

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Het leerdicht van Parmenides blijft, zelfs na vijfentwintig eeuwen, een enigma voor filosofen, classici en historici alom. De schamele fragmenten die overgeleverd werden van zijn leerdicht zijn desondanks unaniem opgenomen in de canon van de filosofie als de eerste basis voor het ontstaan van de westerse filosofie. Dit ontstaan wordt traditioneel voorgesteld als het 'Griekse mirakel'. Niet zelden wordt die overgang van Μῦθος naar Λόγος verbeeld als een radicale breuk. Binnen het recente onderzoek naar de presocraten gaan er echter steeds meer stemmen op om de proporties van deze breuk bij te stellen. Het denken van de presocraten vertoont immers op diverse wijzen parallellen met het mythische wereldbeeld, en Parmenides' leerdicht is immers doorspekt met mythische elementen. Het heersende beeld van Parmenides als de filosoof die het myth(olog)ische denken net voor eeuwig ten grave heeft gedragen is dus op zijn minst ironisch te noemen. De opzet van deze thesis bestaat er daarom uit de relatie tussen Μῦθος en Λόγος verder te ondervragen aan de hand van een interpretatie van Parmenides' leerdicht. Welke onderdelen van het mythische wereldbeeld van de archaïsche Griek kunnen dan relevant zijn voor de filosofie van Parmenides? Uit de voorrede blijkt dat Parmenides zich in de eerste plaats als een begaafd poëet wilt tonen aan zijn gemeenschap, alsook een beroep te doen op de krachten die deze poëet bij gratie van de muzen bezat. Maar het statuut van de poëet was net ten tijde van Parmenides onder druk komen te staan. Waarom heeft Parmenides dan opnieuw aansluiting gezocht bij een denkkader dat leek spoedig te zullen verdwijnen? De thesis concludeert dat Parmenides' leerdicht dan ook deels een reactionaire respons op deze evolutie was, meer dan een rationele houding. Dergelijke reactie kan er verder op wijzen dat Parmenides van mening was dat zijn filosofie enkel ten volle kon opereren vanuit de leefwereld van de traditionele poëet. Hierover zal echter nooit zekerheid kunnen heersen. Het ontstaan van de filosofie mag echter niet eenzijdig worden voorgesteld als een overwinning van het redelijke denken op een irrationele verstikkende traditie, van een authentieke verwondering op een onkritisch geloof in religieuze dogma's. Het 'Griekse wonder' zal in de tijd waarin het plaatsvond niet eenzijdig als een wonder zijn ervaren. Verwondering en vertwijfeling maken immers deel uit van eenzelfde dialectische realiteit.

Keywords


Dissertation
De periferie van burgerlijke ongehoorzaamheid
Authors: --- ---
Year: 2023 Publisher: Leuven KU Leuven. Hoger Instituut voor Wijsbegeerte

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Velen die dit lezen leven in een democratie. Velen zullen zich in die democratische rechtsstaat geborgen voelen. Niet iedereen is echter een deel van die bepaalde politieke gemeenschap. Soms is dat terecht, soms ook niet. Wat gebeurt er als iemand die geen onderdeel is van de politieke gemeenschap plots een politieke handeling vertoont die lijkt op burgerlijke ongehoorzaamheid? Moet die persoon niet eerst burger zijn alvorens hij een beroep kan doen op dat laatste democratische redmiddel? Veel mensen vinden van wel. Deze paper gaat over het bieden van mogelijkheden aan mensen die momenteel, onder het bewind van het dogma ‘enkel formeel burgerschap geldt als echt burgerschap’, geen burger zijn om toch burgerschap op te nemen. Door een antwoord te formuleren op de vraag of de activiteiten van staatlozen, geïlligaliseerden en asielzoekers legitiem opgevat kunnen worden als handelingen van burgerlijke ongehoorzaamheid en de vraag of ze ook bijdragen aan de constituerende macht, biedt ik die mogelijkheid. Ik rek de definitie van burgerschap op door naast formeel burgerschap politiek burgerschap toe te voegen aan het repertoire. Dat is een vorm van burgerschap waarbij personen de macht en de gevestigde orde op fundamentele wijze uitdagen door nieuwe groepen of onderwerpen op de politieke kaart te zetten. Allereerst beschrijf ik een korte geschiedenis van burgerlijke ongehoorzaamheid. Ik kom uit bij een specifieke interpretatie, namelijk die van de radicaal democraten. Die specifieke interpretatie past goed bij politiek burgerschap. Vervolgens beschrijf ik wat een staat en wat burgerschap is, en hoe deze leiden tot uitsluiting. Dat gebeurt vooral door een veralgemeniseringstendens in staten, waarin iedereen een bepaald soort persoon moet zijn om erbij te horen. Ben je dat niet, dan val je buiten de boot: de jure heb je dezelfde recht, de facto niet. Globalisering speelt ook een belangrijke rol, omdat dat leidt tot een dalende macht van de natiestaat. Om toch nog krachtig over te komen introduceert de natiestaat institutioneel racisme. Globalisering maakt de grenzen van de natiestaat, en de onrechtvaardigheid die daaruit volgt, ook nog duidelijker. Daarnaast zijn er antinomieën van vooruitgang. De sociale natiestaat werkt voornamelijk emanciperend binnen de landsgrenzen, maar belet verdere universalisering door die grenzen. Ten derde bespreek ik wat politiek burgerschap is, en hoe dat emanciperend werkt voor niet-formele burgers. Om overdeterminatie te voorkomen voeg ik, ten slotte, twee bijkomende voorwaarden toe. Alvorens een niet-formele-burger burgerlijk ongehoorzaam kan zijn, moet die persoon de intentie hebben om langer te verblijven in de staat waar het verzet gepleegd wordt, of feitelijk ergens langer verblijven. Ook moet iemand onder dwingende politiek macht staan alvorens hij of zij burgerlijk ongehoorzaam kan zijn.

Keywords


Dissertation
Leven met een idee: Alain Badiou over waarheid, God en het subject
Authors: --- ---
Year: 2019 Publisher: Leuven KU Leuven. Hoger Instituut voor Wijsbegeerte

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Deze thesis handelt over de plek van waarheid, God en het subject in het denken van de Franse filosoof Alain Badiou. In het eerste hoofdstuk beschrijven we hoe Badiou het terrein van de filosofie afbakent ten opzichte van andere domeinen in de werkelijkheid. De filosofie verhoudt zich volgens Badiou altijd tot de politiek, de wetenschap, de kunst en de liefde. De verhouding tot deze deeldomeinen wordt bepaald door de centrale filosofische categorie van de waarheid. We bespreken Badiou’s waarheidsbegrip. Daarnaast creëert Badiou een aantal figuren waar de filosoof afstand toe behoort te houden: de sofist en de antifilosoof. Ook hun rollen worden besproken. In het tweede hoofdstuk gaan we in op de plaats van het begrip ‘God’ in het landschap van Badiou’s denken. We bespreken de betekenis van Nietzsche’s uitdrukking ‘God is dood’ voor het denken van Badiou. We onderscheiden drie verschillende functies die het woord God heeft: een metafysische, een religieuze en een poëtische. Daarnaast gaan we dieper in op Badiou’s ontologie, om te tonen dat ‘God is dood’ voor hem ook een ontologische stelling is. Tenslotte bespreken we hoe volgens Badiou met God ook de mens sterft. In het derde hoofdstuk tonen we hoe het sterven van de mens om een ander subjectsbegrip vraagt. Net als ‘waarheid’, is ‘subject’ een term die Badiou reactiveert en toe-eigent in zijn denken. We bespreken de vorm van het subject in L’Être et l’événement. In het tweede deel van het hoofdstuk illustreren we dit subjectsbegrip aan de hand van Badiou’s boek over de apostel Paulus. Zo worden een aantal dingen duidelijk. Allereerst zullen we zien dat Badiou’s lezing van Paulus meer een uitwerking is van zijn eigen subjectsbegrip, dan een hermeneutische interpretatie van de brieven van Paulus. In theologische kringen, wordt Badiou’s Paulus echter wel vaak op een dergelijke manier gelezen. We beargumenteren dat er tussen Badiou’s subject en Paulus inderdaad een formele correspondentie is, maar dat die enkel zichtbaar kan worden vanuit Badiou’s subjectsbegrip. Daarnaast laat Badiou’s illustratie aan de hand van Paulus zien dat zijn eigen uitspraak ‘er is enkel een subject in de afwezigheid van God’ niet zo eenduidig is als ze doet vermoeden. Deze vaststelling leidt tot een derde, meer algemene conclusie, namelijk dat Badiou, ondanks zijn uitgesproken atheïsme, in zijn denken uitdrukking geeft aan een complexe verhouding tussen de hedendaagse wijsbegeerte en haar christelijke wortels. Secularisering, dat voor Badiou een uitgangspunt en een nastrevenswaardig doel van het denken vormt, is misschien niet de juiste term om deze verhouding mee te beschrijven.

Keywords


Dissertation
Een andere waarheid: De apocalyps in het denken van Jean Vioulac
Authors: --- ---
Year: 2021 Publisher: Leuven KU Leuven. Hoger Instituut voor Wijsbegeerte

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

In 2016 werd het oeuvre van de Franse denker Jean Vioulac bekroond met de Grand Prix de Philosophie van de Académie française. Zijn meest besproken boek, dat in 2021 ook in Engelse vertaling verscheen, is het in 2014 gepubliceerde Apocalypse de la vérité. Het eerste deel van de thesis is gewijd aan een bespreking van het nihilisme. Vertrekkend vanuit het denken van Ernst Jünger vat ik het nihilisme op als een beweging die de werkelijkheid reduceert. Vertrekkend vanuit Jüngers beschrijving van de symptomen werk ik deze thematiek verder uit. Aan de hand van Heidegger karakteriseer ik de wijze waarop deze reductie plaatsvindt als een reductie van het aantal wijzen waarop de mens zich tot de werkelijkheid kan verhouden. Deze reductie komt tot stand door het dominant worden van één ‘ontsluitingswijze’. De dynamiek en de gevolgen van de reductie werk ik vervolgens verder uit in een bespreking van het denkenvan Karl Marx. In het tweede deel van de thesis behandel ik Jean Vioulacs denken over deapocalyps. De apocalyps fungeert bij Vioulac als een conceptueel spiegelbeeld van het eerderbesproken nihilisme: waar het nihilisme zich kenmerkt door een opheffing van de onderscheidingen tussen de verschillende zijnswijzen, wordt het apocalyptische denken gekenmerkt door een poging om aan de hand van een nieuwe verhouding tot de werkelijkheid de veelheid aan zijnswijzen opnieuw toegankelijk te maken.

Keywords


Dissertation
Machinale assemblages tussen inhoud en expressie: De politieke ontologie van muziek bij Deleuze en Guattari.
Authors: --- ---
Year: 2018 Publisher: Leuven KU Leuven. Hoger Instituut voor Wijsbegeerte

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

In deze thesis wordt een systematische uiteenzetting gegeven van enkele sleutelconcepten uit Mille Plateaux, een werk dat Gilles Deleuze en Félix Guattari samen schreven en publiceerden in 1980. De centrale vraag luidt “Wat is muziek?” en een tweede (sub)vraag die sluimert is hoe muziek zich verhoudt tot politiek, en meer concreet het fascisme. De initiële hypothese is dat muziek nooit kan bestaan in een fascistische context (het is dan eerder propaganda) en dat anderzijds de muzikale ontwikkelingen een afspiegeling zijn van de maatschappij, als een soort graadmeter: hoe muzikaler, hoe minder fascistisch een samenleving is. Gaandeweg werden deze hypotheses geproblematiseerd: zo kunnen we bijvoorbeeld in onze westerse popmuziek ook allerhande fascistische elementen ontwaren. Muziek lijkt niet noodzakelijk een ‘vluchtlijn’, een act van verzet, maar wordt even vaak ingebed in het discours, ‘geterritorialiseerd.’ De vraag waar en hoe muziek dan wel deterritorialiserend werkt, en dit is waar muziek eigenlijk begint voor Deleuze en Guattari, als een deterritorialisering van het refrein, is de centrale vraag die speelt in de rest van het onderzoek. Ten eerste haakt deterritorialisering in op wordingen. Deze wordingen zijn altijd anders-wordingen, zo worden er moleculair-, kind-, vrouw-wordingen onderscheiden. Ze hangen samen met het concept van ‘minderheid’ ten opzichte van meerderheid. Een meerderheid is voor Deleuze en Guattari niet numeriek, het is een soort standaard die het heersende ‘subject’ oplegt aan de rest van de wereld: daarom gaan deze wordingen hand in hand met een nieuwe vorm van subjectivering, waaraan zij de ‘inhoud’ van muziek koppelen. Tevens is Mille Plateaux een poging de klassieke tegenstelling tussen inhoud en vorm te overkomen: Deleuze en Guattari spreken van inhoud en expressie. Als de inhoud van muziek wordingen zijn, is zijn expressie ritme en melodie. Het gaat echter niet over eender welk ritme of melodie, ze zijn niet louter muzikaal: een vogel heeft zijn eigen ritme en melodie, het drukt zichzelf op deze manier uit in de werkelijkheid. Er is muziek als er zowel wordingen als ritme en melodie aanwezig zijn binnen een assemblage. Het zijn de assemblages die de laatste en overkoepelende mogelijkheidsvoorwaarde vormen voor deleuzo-guattariaanse muziek, maar deze assemblages zijn steevast ingebed in een concreet milieu. Elke deterritorialisering of assemblage volgt dus zijn eigen regels, en in die zin is het onmogelijk om te blijven spreken van een ‘overkoepelende’ voorwaarde – het is hier immers dat het systeem van Deleuze en Guattari zich als ontologie onderscheidt van de klassieke metafysica en het assemblage zich slechts aan immanente regels onderhevig kan onthullen als gevaarlijk. Doorheen de verhandeling worden allerhande concrete assemblages en kunstenaars opgeroepen: componisten die binnen het denken van Deleuze en Guattari zelf spelen, maar even zeer hedendaagse formaties die vluchtlijnen klaarleggen binnen een breder populair veld. Tegelijkertijd wordt het speelveld geleidelijk aan als een trechter uitgedund: de schilderijen van Magritte, haiku’s van Sanchez of films van Herzog leggen enkel de bredere concepten klaar voor wat Cage, Henry of Mozart muzikaal doen. Nietzsche ontpopt zich tot een formidabele musicoloog en de belangrijkste rol zal uiteindelijk weggelegd zijn voor de hedendaagse garagerock.

Keywords


Dissertation
Eigendom en erfenis: een Rawlsiaanse benadering
Authors: --- ---
Year: 2019 Publisher: Leuven KU Leuven. Hoger Instituut voor Wijsbegeerte

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Deze paper onderzoekt de mogelijkheid van erven en nalaten in een Rawlsiaans denkkader. Daartoe worden eerst de normatieve beginselen die eigendom in het algemeen vormgeven achter een sluier van onwetendheid blootgelegd. Bogend op John Christmans onderscheid tussen controle- en inkomensrechten, wordt gesteld dat controlerechten de verdeling van de sociale grondslagen van het zelfrespect bepaalt, terwijl inkomensrechten enkel instaan voor de verdeling van inkomen en vermogen. Die laatste moeten dan ingericht worden volgens het verschilbeginsel. Erfenisrecht wordt vervolgens opgevat als inkomensrecht, en valt dus onder het verschilbeginsel. In A Theory of Justice wordt dat principe lexicaal onder het beginsel van gelijke kansen geplaatst. Er wordt derhalve uitgebreid onderzocht of erven compatibel is met de billijke waarde van gelijke kansen. Dat brengt Rawls’ tot het idee van progressieve erfbelastingen aan ontvangerszijde. Ten slotte wordt van twee typische erfenisargumenten nagegaan of ze een normatieve rol kunnen spelen in een het institutionele kader rond erfenissen: dat ouders het recht hebben vooreerst voor hun eigen kinderen te zorgen, en dat het krijgen van een erfenis illegitiem is omdat zij daar geen enkele verdienste aan hebben.

Keywords


Dissertation
Over Jean Améry: een fenomenologie van foltering
Authors: --- ---
Year: 2019 Publisher: Leuven KU Leuven. Hoger Instituut voor Wijsbegeerte

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Deze thesis focust zich op de Holocaust-auteur Jean Améry. Zijn autobiografisch boek, Jenseits von Schuld und Sühne, bevat een intrigerende tekst over foltering. Deze vormt het uitgangspunt voor mijn verhandeling. Daarmee benaderen we dit essay specifiek als, en vanuit, een fenomenologie van foltering. Om ons doel te bereiken interpreteren we in het hoofdstuk Améry’s essay. Voor Améry staat de reductie tot het lichaam centraal, die hij aanduidt als een reductie tot het vlees. In een tweede hoofdstuk bespreken we Elaine Scarry’s werk The Body in Pain. Haar werk levert ons een uitgewerkt filosofisch begrippenkader waarmee we Améry binnen een bredere theorie over foltering kunnen plaatsen. Scarry biedt, ten eerste, een uitweiding over de ‘subjectieve attributen van pijn’. Haar centrale stelling luidt dat pijn de wereld van het slachtoffer ontmaakt. Ze werkt nadien uit op welke manier die subjectieve attributen een objectieve dimensie krijgen. Op dit punt zal haar analyse van de ondervraging Améry’s stelling over de reductie tot het lichaam vervolledigen. Ook zal haar analyse aantonen dat foltering de beschaving ontdoet, of ontmaakt. Vervolgens toont ze aan hoe die objectivering van pijn omslaat in de macht van de folteraar, of het regime in wiens naam de folteraar foltert. Door de attributen van pijn te objectiveren, eigent de folteraar zich die attributen toe. De notie van agency medieert deze omslag. De kritiek op Scarry is dat haar begrippenkader lacunair is. Een aantal van haar belangrijkste concepten, specifiek het wereld-concept, vragen om een verdere, filosofische verduidelijking. Die verduidelijking verzorgen we door een bespreking van Edmund Husserl. Dat brengt ons bij het derde hoofdstuk. Husserls analytische methode levert een uitgesproken fenomenologisch raamwerk waarin we Améry en Scarry kunnen gronden. Aan de hand van Husserls bespreking van de bewustzijnsconcepten verhelderen we Scarry’s initiële lacunaire begrip. Husserls bespreking van het constitutie-concept levert nadien een nieuwe benadering om ‘de ontmaking van de wereld’ te denken. Dat argument komt erop neer dat foltering de wereld niet enkel ontmaakt, maar het bovendien onmogelijk maakt de wereld te constitueren of maken. Husserls beschrijving van het subjectief, doorleefde lichaam staat ons ten laatste toe de reductie tot het lichaam te interpreteren als een gedwongen zelf-gegevenheid. Scarry en Husserl vormen samen een begrippenkader om Améry te interpreteren; Améry vormt de opmaat naar de filosofische problematiek van foltering. De confrontatie tussen de drie auteurs maakt het mogelijk een eigen, bescheiden fenomenologie van foltering te distilleren. Die fenomenologie van foltering stelt de conditie van het buiten-de-wereld-geplaatst-zijn centraal. Dat gebeurt door de reductie tot het lichaam. Het lichaam, of lichaamsbewustzijn, staat dus radicaal tegenover de wereld. Pijn is het gapend gat tussen deze twee entiteiten. Tegelijkertijd zorgt pijn voor een lichamelijke zelf-gegevenheid waar het bewustzijn weerbarstig aan wil blijven: de gefolterde wil niet samenvallen met zijn lichaam in pijn. Ook falsifieert of ontkent het folterproces de concrete pijnervaring. Folteren falsifieert de ervaring van de slachtoffers, en maakt dat de gefolterde niet met zichzelf, of met zijn eigen ervaring, wil samenvallen. In foltering, zo concluderen we, vindt er een totale ontmenselijking plaats. Folteren stelt het individu volledig buiten de wereld.

Keywords


Dissertation
Karl Jaspers' Philosophical Faith in the Face of the Problem of Nihilism
Authors: --- ---
Year: 2020 Publisher: Leuven KU Leuven. Hoger Instituut voor Wijsbegeerte

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Once the boundaries between immanent existence and transcendence have been drawn, a typically modern undertaking, all we are left with is the sensible, whereas the supersensible becomes synonymous with the illusionary. This predicament does not have to be inherently problematic, at least from a religious point of view. For philosophy, however, it has often been understood in terms of a disaster, addressed with the ambiguous notion of nihilism. This is particularly true of post-Nietzschean philosophy, in which a holistic understanding of the notion of nihilism is often adopted to argue for the impossibility of both philosophy and transcendence. In this master’s thesis I investigate the relationship between nihilism, philosophy and transcendence as it came about in the philosophy of Karl Jaspers (1883–1969). This 20th century German thinker took great interest in the concern of the captivity of the immanence of thought and formulated creative answers to the question of transcendence after the alleged death of God. For Jaspers, the problem of nihilism was perennial to philosophy, and in the course of his life he devoted many pages to an attempt of overcoming it. First, this thesis analyses the problem of nihilism on its own, in its pre-Nietzschean and Nietzschean manifestations, to come to terms with its alleged threat to philosophy. With regard to the vastness and richness of the notion, some topics are inevitably left out, such as the religious nihilism of Walter Benjamin and Gershom Scholem, or the extensive elaborations on nihilism in contemporary continental philosophy, for example on the divergence between the interpretations of Martin Heidegger and Emanuele Severino. Second, we turn to Jaspers’ own understanding of nihilism. Jaspers defined the nature and value of philosophy through its confrontation with nihilism, which, for him, represented a kind of anti-philosophy. Philosophy had to go through nihilism to become true philosophizing. Jaspers proposed an ingenious argument that separates nihilism from philosophy, existence from immanence and truth from knowledge. To make this case, we primarily turn to Jaspers’ Von der Wahrheit, Der philosophische Glaube and his books on Friedrich Nietzsche’s philosophy. In Nietzsche und das Christentum, for example, Jaspers argued that Nietzsche at times separated the figure of Jesus from Christianity. In this separation, Jaspers argued, a possible way of overcoming Nietzsche’s nihilism in a philosophy that originates in love was already made possible by the fundamental distinctions of Nietzsche’s own critique of Christianity, for example his dismissal of all contradictions.

Keywords


Dissertation
De basis van de politiek: consensus of strijd? Een vergelijkingb van de deliberatieve democratie, het agonistisch model van de democratie en een excursus over de partipatieve democratie
Authors: --- ---
Year: 2016 Publisher: Leuven KU Leuven. Hoger Instituut voor Wijsbegeerte

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Abstract Deze thesis wil een bijdrage leveren tot het debat over wat de basis van de politiek in een democratie zou moeten zijn: consensus of strijd? We onderzoeken hoe twee auteurs, Habermas en Mouffe, tegen de democratie van vandaag aankijken en hoe elk van hen hun concept voor een ideale democratie aanbrengen met respect voor de bestaande democratische structuren. Na de inleiding schetsen we het deliberatief concept van Habermas die het conflict uit de politiek wil ‘wegredeneren’ via een inclusieve consensus. Deze inclusieve consensus wordt bereikt na wat hij noemt ‘een machtsvrije dialoog’; dit wil zeggen na een vrije en voor iedereen toegankelijke discussie waarbij deelnemers hun meningen geargumenteerd uiten tot een consensus bereikt is. Toegepast op de democratie resulteert de praktijk van de consensus in het concept van een ‘deliberatieve democratie’ waarbij de politieke wilsvorming tot stand komt door een geheel van consensussen die bereikt worden na argumentatie. Het rationele krijgt bij Habermas de overhand op de emotie. Vervolgens is er de stelling van Mouffe die het conflict helemaal niet wil vermijden maar in tegendeel behouden. Volgens haar is het precies het gebrek aan strijd, dat ontbreekt aan de democratie. Mouffe vindt dat strijd essentieel is voor het bestaan van een echte democratie. Haar concept van ‘agonisme’ waarbij vijanden tegenstanders worden, wil het conflict in de algemeen aanvaarde democratische structuren inpassen Tot slot vertrekt het laatste deel vanuit de vaststelling dat leefwereld en systeemwereld zoals we die bij Habermas definiëren, verder uit elkaar groeien. De burger voelt zich steeds minder bij de democratie betrokken en we onderzoeken in hoeverre de deliberatieve democratie van Habermas of het agonisme van Mouffe daarbij soulaas kunnen brengen. Vervolgens vragen we ons af of de veelbesproken ‘participatieve democratie’ een alternatief kan zijn of enkel een praktijk van politieke besluitvorming. Indeling: 1.Inleiding:probleem- en doelstelling 2.Habermas, de consensus als basis voor de politiek 3. Mouffe: het onuitroeibare conflict als basis voor de politiek 4.De basis van de politiek: consensus of strijd? 5.Besluit

Keywords


Dissertation
Je moet voor ons getuigen - Agamben over soevereine macht en de uitzonderingstoestand
Authors: --- ---
Year: 2021 Publisher: Leuven KU Leuven. Hoger Instituut voor Wijsbegeerte

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Auschwitz blijft ons aangrijpen. De historische feiten zijn bekend en de daders gestraft, maar het bestaan van de vernietigingskampen stelt ons voor ethische problemen die daarmee nog niet zijn opgelost. In deze thesis ga ik in het werk van Michel Foucault en Giorgio Agamben op zoek naar de diepere machtsstructuur die aan de grondslag heeft gelegen van de Jodenvervolging. Deze filosofen waarschuwen beiden voor totaliserende tendensen binnen de overheid, die ook vandaag nog doorwerken. Foucault identificeert de moderne macht als biomacht: een macht die het leven in haar greep heeft. Agamben zal aantonen dat deze macht geen nieuw fenomeen is, maar dat de macht al vanaf de oudheid het leven aan zich bond. Dat gebeurde in eerste instantie in uitzonderlijke gevallen, maar die uitzonderingen zijn volgens Agamben steeds meer de regel geworden. Dat alles kan worden gezien als waarschuwing: waar de controle over het leven totaal wordt, kan een situatie als die in Auschwitz mogelijk worden.

Keywords

Listing 1 - 10 of 263 << page
of 27
>>
Sort by