Narrow your search

Library

KU Leuven (217)


Resource type

dissertation (217)


Language

Dutch (182)

English (35)


Year
From To Submit

2022 (79)

2017 (79)

2016 (59)

Listing 1 - 10 of 217 << page
of 22
>>
Sort by

Dissertation
Onderwaterbevallingen in de Vlaamse verloskamers: een kwalitatieve analyse

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Achtergrond De huidige beschikbare evidentie toont aan dat er geen hoger risico is op bijwerkingen bij moeder of kind bij een onderwaterbevalling. Ondanks deze evidentie blijft een systematische integratie van deze wijze van verlossing achterwege in de Vlaamse verloskamer. Er werd reeds veel onderzoek verricht naar de veiligheid van onderwaterbevallingen maar een analyse van de opinies van vroedvrouwen en gynaecologen ontbreekt nog. Het doel van deze kwalitatieve studie is om de perceptie van Vlaamse vroedvrouwen en gynaecologen betreffende hun kennis en de praktijk van onderwaterbevallingen in de Vlaamse verloskamers in kaart te brengen en te achterhalen welke barrières en facilitators zij ervaren ten aanzien van de implementatie van dit type zorg. Methode Deze studie betreft een kwantitatieve en kwalitatieve analyse. Het eerste deel van de studie bestond uit een anonieme online survey afgenomen bij Vlaamse hoofdvroedvrouwen. Na een descriptieve analyse van de resultaten fungeerde deze data vervolgens als leidraad voor diepte-interviews met gynaecologen en vroedvrouwen. Vervolgens werden vier gynaecologen en tien vroedvrouwen geïnterviewd afkomstig uit perifere en universitaire centra met zowel de mogelijkheid tot onderwaterbevallingen als het niet uitvoeren van onderwaterbevallingen. De interviews verliepen online via Zoom en werden geanalyseerd aan de hand van het QUAGOL-protocol. Resultaten Vroedvrouwen en gynaecologen ervaren verscheidene barrières bij de begeleiding en uitvoering van onderwaterbevallingen. De voornaamste barrières bij gynaecologen zijn de risico’s bij moeder en kind en de vertraagde responstijd bij complicaties. Vroedvrouwen geven aan dat het gebrek aan ervaring en bijkomstig gebrek aan zelfvertrouwen een drempel vormen. Groepsdynamiek en de opinie van collega’s uit verschillende disciplines heeft een invloed op de cultuur die leeft op een verloskamer en de mate waarin onderwater bevallen een optie is en gepromoot wordt. De cultuur van een dienst wordt mede bepaald door het type ziekenhuis, universitaire centra worden meer gelinkt aan pathologie en voeren bijgevolg minder onderwaterbevallingen uit en promoten dit minder in tegenstelling tot perifere centra. De opleiding tot arts bespreekt het thema onderwater bevallen niet, dit wordt echter niet aanzien als een hiaat. Vroedvrouwen geven wel aan dat de bacheloropleiding onvoldoende voorbereiding is op de praktijk en een herziening van het curriculum is aan de orde. Zowel gynaecologen als vroedvrouwen geven aan dat er een gebrek aan evidentie is en dat meer registratie van onderwaterbevallingen een meerwaarde kan vormen. Dit betreft registratie in de ziekenhuizen maar ook in de eerste lijn aangezien een groot deel van de onderwaterbevallingen daar plaatsvindt. Conclusie De huidige kloof tussen de perceptie dat er onvoldoende evidentie is en de reeds beschikbare literatuur is een implicatie voor verder onderzoek. De huidige praktijkvoering dient aangepast te worden naar de reeds beschikbare evidentie, het delen van deze reeds beschikbare evidentie in de vorm van bijscholingen is aan de orde. Meer controle en registratie van onderwaterbevallingen via de integratie van deze wijze van verlossing in de SPE-telling kan helpen om de huidige praktijkvoering in kaart te brengen en een mogelijks foutief beeld te verhelpen, verder kan het een indicatie vormen voor wijzigingen in de huidige praktijkvoering en opleidingen.

Keywords


Dissertation
Relevantie van topics en thema’s in de verslaggeving van oncologische begeleidingsverpleegkundigen als communicatiemiddel met afdeli ngsverpleegkundigen.

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Achtergrond: Binnen het UZ Leuven vormen begeleidingsverpleegkundigen een nieuwe rol binnen de oncologie. Zij staan samen met het multidisciplinair team in voor de begeleiding van de patiënt doorheen zijn ziekteproces. Van elk contactmoment met de patiënt stellen de meeste begeleidingsverpleegkundigen een verslag op, die de afdelingsverpleegkundigen kunnen raadplegen voor hun patiëntenzorg. Doelstelling: Het doel van deze studie is om verslaggeving van oncologische begeleidingsverpleegkundigen als communicatiemiddel met afdelingsverpleegkundigen te optimaliseren door onder andere af te toetsen welke thema’s relevant zijn voor de afdelingsverpleegkundigen. Design en methode: Het mixed methode onderzoek bestond uit twee fases. De eerste kwalitatieve descriptieve fase bestond uit topicanalyse van de thema’s in de huidige verslaggeving van de oncologische begeleidingsverpleegkundigen. In de tweede kwantitatieve niet-experimentele fase werd een vragenlijst ontwikkeld om de relevantie van thema’s in de oncologische verslaggeving en reden van raadpleging te bevragen bij oncologische afdelingsverpleegkundigen. De item-level content validity index werd gebruikt om de overeenkomst van afdelingsverpleegkundigen omtrent de relevantie van thema’s te evalueren. Resultaten: Uit analyse van 90 verslagen van 14 oncologische begeleidingsverpleegkundigen werden zeven hoofdthema’s gevonden. Item-level content validity index (I-CVI) werd voor alle thema’s bereikt omtrent relevantie. Omtrent de reden om het verslag te raadplegen werd voor 11 van de 25 thema’s de vooropgestelde I-CVI bereikt. Door bevraging naar bijkomende opmerkingen werd extra informatie gewonnen omtrent (1) de haalbaarheid van de raadpleging van de verslagen, (2) de verwoording van de verslagen en (3) de notatie/lay-out van de verslagen. Conclusie: Alle bevraagde thema’s werden als relevant beschouwd. Desondanks vormde niet elke thema een reden om het verslag te raadplegen. Uit de analyse per afdeling werden verschillen bemerkt ten opzichte van de algemene analyse. Naar de toekomst toe kunnen deze bevindingen teruggekoppeld worden naar de begeleidingsverpleegkundigen om de verslaggeving aan te passen aan de noden van de afdelingsverpleegkundigen en te zorgen voor meer consistentie in de verslaggeving. Dit alles kan ook bijdragen tot een betere communicatie tussen de verpleegkundige rollen. Relevantie voor de praktijk: Door analyse van de huidige verslaggeving komen er verbeterpunten aan het licht. De gevonden conclusies kunnen ertoe leiden dat er tegemoet gekomen kan worden aan de noden van de verpleegkundigen. De begeleidingsverpleegkundigen kunnen de verslaggeving optimaliseren om bruikbaarheid te verhogen.

Keywords


Dissertation
Barrières voor medicamenteuze therapietrouw na hart-,lever- of longtransplantatie.

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Achtergrond: Na orgaantransplantatie dienen patiënten levenslang immunosuppressieve medicatie in te nemen om afstoting, orgaanverlies of mortaliteit te voorkomen. Problemen met medicamenteuze therapietrouw kunnen gekoppeld zijn aan inname, tijdstip van inname, dosis en periodes van niet- inname. Praktische hindernissen op persoonlijk vlak of omgevingsfactoren die maken dat een persoon zijn intentie niet kan omzetten in gedrag, de zogeheten barrières, spelen een belangrijke rol binnen het domein van medicamenteuze therapietrouw. Doelstellingen: Er werd onderzocht welke barrières hart-, lever- en longtransplantatie patiënten ervoeren bij inname van immunosuppressieve medicatie en of hierbij verschillen waren tussen de drie orgaangroepen. Ten slotte werd er ook nagegaan of er een verband is tussen het ervaren van barrières en therapieontrouw met de immunosuppressiva. Design: Een secundaire data-analyse van kwantitatieve baseline data van de MAESTRO-Tx studie werd uitgevoerd. Methode: Hart-, lever- en longtransplantatie patiënten, ouder dan 18 jaar en in behandeling binnen het Universitair Ziekenhuis te Leuven, werden opgenomen in deze studie. Medicamenteuze therapietrouw werd bevraagd via een gestructureerd interview. Demografische en transplantatie gegevens werden via vragenlijsten en het medisch dossier verzameld. Als laatste werden de barrières voor medicamenteuze therapietrouw via de zelfrapportage ITAB-vragenlijst bevraagd. Resultaten: De gegevens van 235 patiënten werden geanalyseerd, waarvan 79 hart-, 54 lever- en 102 longtransplantatie patiënten. Vijfentachtig (36,2%) patiënten waren therapieontrouw met de immunosuppressieve medicatie. De vijf meest gerapporteerde barrières zijn: (1) nevenwerkingen (29,8%); (2) onderbreking van de dagelijkse routine (17,9%); (3) smaakproblemen door inname van de immunosuppressiva (17,5%); (4) het (16,6%); (5) zich triestig of depressief voelen (16,2%). Longtransplantatie patiënten ervoeren significant meer barrières dan de hart- en l HartTx patiënten ervoeren op hun beurt significant meer barrières dan de leverTx patiënten. Het vergeten innemen of meenemen van immunosuppressieve medicatie en onderbrekingen van dagelijkse routine waren significant vergelijking met therapietrouwe patiënten, wat betreft tijdstip van inname. Twee van deze barrières werden ook voor effectieve inname van de immunosuppressiva significant meer ervaren door de therapieontrouwe patiënten. Conclusie: Ondanks de gegeven impact van therapieontrouw met immunosuppressiva, waren relatief veel Tx patiënten therapieontrouw in deze studie. Longtransplantatie patiënten moeten significant meer en vaker immunosuppressiva innemen en ondervinden ook meer barrières voor medicamenteuze therapietrouw in vergelijking met hart- en levertransplantatie patiënten. Het vergeten innemen of meenemen van immunosuppressieve medicatie en onderbrekingen van dagelijkse routine waren significant vaker barrières voor therapieontrouwe patiënten in vergelijking met therapietrouwe patiënten. Verder onderzoek naar barrières is noodzakelijk.

Keywords


Dissertation
Mental suffering in schizophrenia: development of a questionnaire – pilot study

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Context – Schizophrenia is a chronic and devestating mental illness. Patients may experience suffering as a result of the illness. Objective - This study aims to validate a 38-item questionnaire for mental suffering in patients with schizophrenia by testing construct validity and the feasibility in this population. Design - This study has a quantitative, correlational design. Descriptive statistics were calculated for the study population. We used a principal component factor analysis with VARIMAX rotation to assess construct validity of the questionnaire about mental suffering. To assess the validity of the concept of mental suffering, a pearson correlation coefficient was calculated between the questionnaire and the RFL48. Setting – This study was conducted on different wards of a university psychiatric hospital in Belgium. Participants - Inclusion criteria for participants are: a diagnosis of schizophrenia according to the DSM-V diagnostic criteria. Participants should be older than 18 years and be able to speak and understand Dutch. It is important that participants are cognitively able to reflect about mental suffering and its meaning in terms of psychological ‘loading capacity’. Both male and female, residential and non-residential patients could participate in the study. Interventions – During one meeting, a demographic questionnaire, RFL48 and the mental suffering questionnaire were presented. Afterwards, a clinical interview (PANSS) was taken and scored. Main Outcome Measures – The main outcome measures were the correlation coefficients between the mental suffering questionnaire and PANSS, and RFL48. We used a principal component factor analysis with VARIMAX rotation to assess construct validity of the questionnaire about mental suffering. Results – Principal component factor analysis yielded nine factors. Analysis shows a low correlation between the mental suffering questionnaire and PANSS (0,41; p<0,05), and a low correlation between the m Conclusions – Results should be interpreted with caution, the main problem being an inadequate sample size. Keywords - Schizophrenia – mental suffering - questionnaire

Keywords


Dissertation
Fysieke inactiviteit, roken en alcoholgebruik bij patiënten na een harttransplantatie: een cross-sectionele studie

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Achtergrond: Gezonde levensstijl krijgt veel aandacht binnen onze samenleving, de Wereldgezondheidsorganisatie definieert een gezonde levensstijl als een manier van leven die het risico op het ontstaan van ernstige ziekte of vroegtijdig overlijden vermindert. Harttransplantatie is een voorbeeld van een chronische aandoening waarbij aan de patiënt gevraagd wordt om niet te roken, voldoende te bewegen en matig te zijn met alcoholgebruik om het risico op het ontstaan van comorbiditeiten te doen dalen. Tot op heden gebeurde er weinig onderzoek naar de prevalentie van roken, fysieke inactiviteit en risicodrinken na harttransplantatie. Een ongezonde levensstijl leiden heeft een grote impact op het ontstaan van comorbiditeiten. Het is van groot belang om gedragingen zoals roken, fysieke activiteit en alcoholgebruik regelmatig te bevragen zodat interventies tijdig ingepland kunnen worden. Doel: Het doel van dit onderzoek is het in kaart brengen van de prevalentie van roken, fysieke inactiviteit en problematisch alcoholgebruik bij patiënten na harttransplantatie aan de hand van screeningsinstrumenten. Daarnaast wordt nagegaan of er een verschil is in prevalentie van fysieke inactiviteit, roken en alcoholgebruik op basis van leeftijd, geslacht, tijd na transplantatie, opleidingsniveau en tewerkstelling. Methode: Dit cross-sectioneel onderzoek maakt gebruik van een gelegenheidssteekproef om participanten te rekruteren. Het onderzoek vond plaats op de dienst Cardiologie en Harttransplantatie (E435) en op de Dagzaal Cardiologie en Harttransplantatie (E 439) binnen het Universitaire Ziekenhuis Leuven. AUDIT-C, Brief physical assessment tool en de zelfontwikkelde vragenlijst voor roken, zijn meetinstrumenten die in interviewstijl werden afgenomen om de prevalentie van risicodrinken, fysieke activiteit en roken in kaart te brengen. De demografische en klinische gegevens werden descriptief weergegeven. Door middel van teststatistiek werd nagegaan of er een verschil is voor roken, fysieke activiteit op basis van geslacht, leeftijd, aantal jaren getransplanteerd, tewerkstelling en opleidingsniveau. Bij roken werd geen teststatistiek toegepast omwille van kleine aantallen. Resultaten: De totale steekproefgrootte omvatte 130 patiënten. De prevalentie van onvoldoende fysieke activiteit is 38,9%. 34,3% van de patiënten gebruikt alcohol dat een risico inhoudt voor de gezondheid. Daarnaast blijkt 6,2% van de harttransplantatiepatiënten posttransplant tot op heden te roken. Er konden in deze studie geen significante verschillen aangetoond worden voor roken, fysieke activiteit en alcoholgebruik op basis van leeftijd, geslacht, tijd na transplantatie, opleidingsniveau en tewerkstelling. Conclusie: Er kan besloten worden dat onvoldoende fysieke activiteit, roken en risicodrinken voorkomen bij patiënten na harttransplantatie. Aan de hand van dit onderzoek wordt aangetoond dat screening van deze gedragingen belangrijk is om interventies in de toekomst te plannen en dat verder onderzoek naar de prevalentie van fysieke inactiviteit, roken en risicodrinken bij transplantatiepatiënten posttransplant belangrijk is, gezien het beperkt aantal prevalentiestudies. Kernwoorden: Prevalentie, risicodrinken, alcoholgebruik, fysieke activiteit, transplantatie, screening

Keywords


Dissertation
Fysieke inactiviteit, roken en alcoholgebruik bij patiënten na een harttransplantatie: een cross-sectionele studie

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Achtergrond: Gezonde levensstijl krijgt veel aandacht binnen onze samenleving, de Wereldgezondheidsorganisatie definieert een gezonde levensstijl als een manier van leven die het risico op het ontstaan van ernstige ziekte of vroegtijdig overlijden vermindert. Harttransplantatie is een voorbeeld van een chronische aandoening waarbij aan de patiënt gevraagd wordt om niet te roken, voldoende te bewegen en matig te zijn met alcoholgebruik om het risico op het ontstaan van comorbiditeiten te doen dalen. Tot op heden gebeurde er weinig onderzoek naar de prevalentie van roken, fysieke inactiviteit en risicodrinken na harttransplantatie. Een ongezonde levensstijl leiden heeft een grote impact op het ontstaan van comorbiditeiten. Het is van groot belang om gedragingen zoals roken, fysieke activiteit en alcoholgebruik regelmatig te bevragen zodat interventies tijdig ingepland kunnen worden. Doel: Het doel van dit onderzoek is het in kaart brengen van de prevalentie van roken, fysieke inactiviteit en problematisch alcoholgebruik bij patiënten na harttransplantatie aan de hand van screeningsinstrumenten. Daarnaast wordt nagegaan of er een verschil is in prevalentie van fysieke inactiviteit, roken en alcoholgebruik op basis van leeftijd, geslacht, tijd na transplantatie, opleidingsniveau en tewerkstelling. Methode: Dit cross-sectioneel onderzoek maakt gebruik van een gelegenheidssteekproef om participanten te rekruteren. Het onderzoek vond plaats op de dienst Cardiologie en Harttransplantatie (E435) en op de Dagzaal Cardiologie en Harttransplantatie (E 439) binnen het Universitaire Ziekenhuis Leuven. AUDIT-C, Brief physical assessment tool en de zelfontwikkelde vragenlijst voor roken, zijn meetinstrumenten die in interviewstijl werden afgenomen om de prevalentie van risicodrinken, fysieke activiteit en roken in kaart te brengen. De demografische en klinische gegevens werden descriptief weergegeven. Door middel van teststatistiek werd nagegaan of er een verschil is voor roken, fysieke activiteit op basis van geslacht, leeftijd, aantal jaren getransplanteerd, tewerkstelling en opleidingsniveau. Bij roken werd geen teststatistiek toegepast omwille van kleine aantallen. Resultaten: De totale steekproefgrootte omvatte 130 patiënten. De prevalentie van onvoldoende fysieke activiteit is 38,9%. 34,3% van de patiënten gebruikt alcohol dat een risico inhoudt voor de gezondheid. Daarnaast blijkt 6,2% van de harttransplantatiepatiënten posttransplant tot op heden te roken. Er konden in deze studie geen significante verschillen aangetoond worden voor roken, fysieke activiteit en alcoholgebruik op basis van leeftijd, geslacht, tijd na transplantatie, opleidingsniveau en tewerkstelling. Conclusie: Er kan besloten worden dat onvoldoende fysieke activiteit, roken en risicodrinken voorkomen bij patiënten na harttransplantatie. Aan de hand van dit onderzoek wordt aangetoond dat screening van deze gedragingen belangrijk is om interventies in de toekomst te plannen en dat verder onderzoek naar de prevalentie van fysieke inactiviteit, roken en risicodrinken bij transplantatiepatiënten posttransplant belangrijk is, gezien het beperkt aantal prevalentiestudies. Kernwoorden: Prevalentie, risicodrinken, alcoholgebruik, fysieke activiteit, transplantatie, screening

Keywords


Dissertation
Visie op de implementatie van verpleegkundig specialist in de huisartsenpraktijk en eerstelijnszorg in Vlaanderen: Is er een draagvlak bij huisartsen en chronische zorgvragers aanwezig?

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Inleiding De chronische zorgnood in Vlaanderen zorgt voor een verhoogde werkdruk voor huisartsen in de eerstelijnszorg. Een verpleegkundig specialist zou de werklast van huisartsen kunnen verminderen en de zorgcontinuïteit verbeteren. De functie van een verpleegkundig specialist is in Vlaanderen nog niet geïmplementeerd in de eerstelijnszorg. De visie van de huisartsen en de chronische zorgvragers kunnen inzichten bieden voor de implementatie van de verpleegkundig specialist in de eerstelijnszorg in Vlaanderen. Doelstelling Het doel is om de taken en functieverdeling in het buitenland en Vlaanderen te kaderen. Daarnaast wordt de visie van huisartsen en chronische zorgvragers bevraagd over de taken en functies die een verpleegkundig specialist mag uitvoeren in de eerstelijnszorg. Methode In de eerste fase is er een descriptief onderzoek uitgevoerd aan de hand van een scoping review. In de tweede fase van het onderzoek is een beschrijvend en kwantitatief onderzoek tot stand gebracht waarbij een gelijkaardige vragenlijst werd afgenomen bij huisartsen en chronische zorgvragers. De deelnemers zijn gevraagd om stellingen te beantwoorden aan de hand van een vijfpuntslikertschaal. Voor beide onderzoeksgroepen is een convenience sample toegepast. De deelnemers zijn opgeroepen om anoniem deel te nemen aan het onderzoek via diverse platformen. Resultaten Internationale literatuur beschrijft voornamelijk rollen voor de verpleegkundig specialist die de nadruk leggen op patiëntenzorg. In Vlaanderen is er beperkte literatuur gepubliceerd over de functiebeoefening van een verpleegkundig specialist in de eerstelijnszorg. In fase twee hebben 135 huisartsen en 161 chronische zorgvragers de vragenlijst volledig ingevuld. Hieruit is naar voren gekomen dat 127 huisartsen en 144 chronische zorgvragers bereid zijn om samen te werken met een verpleegkundig specialist. Huisartsen zijn het grotendeels eens met de bevraagde functies die door een verpleegkundig specialist uitgevoerd kunnen worden. Functies die meer medische taken omvatten, zoals klinisch onderzoek, labo-aanvragen, diagnosestelling, resultatenbespreking met de patiënt, medicatie voorschrijven, een medicatieschema aanpassen of patiënten doorverwijzen naar specialistische zorg, zijn door de huisartsen aangemerkt als minder geschikte taken voor de verpleegkundig specialist. Chronische zorgvragers hebben de meeste functies van de verpleegkundig specialist geaccepteerd, maar taken zoals zelfstandige diagnosestelling, antibiotica voorschrijven en het medicatieschema aanpassen, zien zij liever uitgevoerd door de huisarts. Conclusie Met de scoping review is geen consensus gevonden over de functiebeoefening van een verpleegkundig specialist in het buitenland. Daarentegen is er nog geen functieomschrijving van de verpleegkundig specialist opgenomen in het wettelijk kader van België. Hierdoor is deze functieomschrijving in Vlaanderen onduidelijk. Het onderzoek toont aan dat een groot deel van de functies door de verpleegkundig specialist uitgevoerd mag worden volgens de huisarts en chronische zorgvragers. Medische functies worden door beide groepen minder ontvankelijk gevonden als taak voor de verpleegkundig specialist.

Keywords


Dissertation
Hoe ervaren familieleden van Belgische orgaan- en/ of weefseldonoren het donatieproces?

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Deze masterproef trachtte de ervaringen van familieleden die worden geconfronteerd met de vraag tot orgaan- en/of weefseldonatie te beschrijven. Deze studie handelt uitsluitend over ervaringen van familieleden die instemden met orgaan- en/of weefseldonatie. De resultaten van deze masterproef zijn bekomen aan de hand van een Cross sec design en geven een inzicht in de ervaringen van eerder genoemde doelgroep.

Keywords


Dissertation
Beïnvloedt het postoperatief hemoglobinegehalte de verblijfsduur en het risico op sepsis op intensieve zorgen na cardiale heelkunde?

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

ABSTRACT Probleemstelling Het peroperatief toedienen van gedeleukocyteerde erytrocytenconcentraten (ECL) wordt geassocieerd met postoperatieve verwikkelingen. Zo is er een verband tussen het aantal toegediende units ECL en het doormaken van een sepsis. Naast potentiële nadelige gevolgen voor de patiënt, brengt het ook extra uitgaven voor de gezondheidszorg met zich mee. In dit onderzoek wordt nagegaan of een hemoglobinegehalte van 10,5 g/dl of hoger, onmiddellijk postoperatief gemeten, een risicofactor is voor de verblijfsduur en kans op sepsis op intensieve zorgen. De keuze van de grens van 10,5 g/dl is te verklaren doordat één unit ECL een gemiddelde stijging geeft van 1 g/dl bij een volwassen patiënt van 70 kg. Dit onderzoek gaat na of de laatste toegediende unit een overtollige unit was en bestudeert het mogelijk nadelig effect van deze unit. Methodologie De studie hanteert een kwantitatief retrospectief correlationeel onderzoek. Volwassen patiënten die een cardiale ingreep ondergingen, gedeleukocyteerde erytrocytenconcentraten tijdens de operatie kregen en achteraf op intensieve zorgen verbleven, werden geïncludeerd. De variabelen werden opgezocht in het Klinisch Werk Station (KWS) en geanalyseerd met het programma Statistica. Van de 1028 patiënten werden er uiteindelijk 563 geïncludeerd. Resultaten Er werd geen statisch significant verband gevonden tussen enerzijds een hemoglobinegehalte groter of gelijk aan 10,5 g/dl en anderzijds de verblijfsduur en incidentie van sepsis op intensieve zorgen. Patiënten met een hemoglobinegehalte groter of gelijk aan 10,5g/dl werden significant ouder bevonden (odds ratio van 2,36 (1,23-4,50 95% CI)). Tijdens de ingreep CABG werden er significant meer units ECL toegediend in vergelijking met de ingreep klepchirurgie (odds ratio van 1,73 (1,075- 2,79 95% CI)). Conclusie Er is onvoldoende evidentie dat er een verband bestaat tussen een postoperatief hemoglobinegehalte groter of gelijk aan 10,5 g/dl enerzijds en verlengde verblijfsduur of sepis incidentie op intensieve zorgen anderzijds.

Keywords


Dissertation
Validatie van een screeningsinstrument voor de noden en voorspellende factoren voor noden van vrouwen met borstkanker doorheen hun b ehandelings- en opvolgingstraject

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Achtergrond: Borstkanker is de meest voorkomende kanker bij vrouwen. Het krijgen van de diagnose is een ingrijpende gebeurtenis die gevolgd kan worden door een lang behandelproces. De diagnose en de behandeling van borstkanker verstoren het fysieke, professionele en sociale leven van deze vrouwen. Hierdoor hebben vrouwen nood aan sociale en emotionele steun. Om een zo goed mogelijk antwoord te bieden op deze noden werden in voorgaand onderzoek, door de trajectbegeleiders van het Multidisciplinair Borstcentrum te Leuven, twee vragenlijsten ontwikkeld om de noden te bevragen en te voorspellen. Doelstelling: Het doel van deze thesis is de begripsvaliditeit en de concurrente validiteit van de zelfontwikkelde nodenvragenlijst te bepalen. Op die manier kunnen de trajectbegeleiders van het Multidisciplinair Borstcentrum UZ Leuven over een gevalideerd meetinstrument beschikken. Methode: Een prospectief, longitudinaal en observationeel design werd gehanteerd. Gegevens van 131 patiënten werden verzameld na het invullen van de vragenlijsten. Op de variabelen ‘nood aan een gesprek’, ‘nood aan informatie omtrent nevenwerkingen’, ‘nood aan praktische info’, ‘nood aan hulp in het huishouden’ en ‘nood aan een gesprek met de trajectbegeleider’ werd een factoranalyse en een correlatiestudie uitgevoerd. Resultaten: Factoranalyse onthult voor het eerste meetmoment twee onderliggende factoren. Deze factoren zijn de ‘nood aan trajectbegeleiding’ en de ‘nood aan praktische ondersteuning’, die respectievelijke worden geladen door drie en twee variabelen. Voor meetmoment twee is er één factor, namelijk de ‘nood aan trajectbegeleiding’ die door drie variabelen wordt geladen. Uit de analyse voor de criteriumvaliditeit werd, voor beide meetmomenten, enkel een overeenkomst gemeten tussen de voorspellende factor ‘het hebben van thuiswonende kinderen’ en het ervaren van noden. De gevonden overeenkomsten (k) of relaties (r) tussen de overige voorspellende factoren en het ervaren van noden waren niet significant. Conclusie: Uit de resultaten van dit onderzoek kan besloten worden dat de nodenvragenlijst valide is voor de begripsvaliditeit. De resultaten bekomen uit de analyse voor de criteriumvaliditeit waren niet toereikend. Aanbevelingen: Verder onderzoek is nodig om de predictieve en concurrente validiteit alsook de betrouwbaarheid van de nodenvragenlijst te onderzoeken. Eveneens dient er verder onderzoek komen teneinde voorspellende factoren om de intensiteit, kwantiteit en inhoud van de trajectbegeleiding voor vrouwen met borstkanker, te identificeren. Zo kan de trajectbegeleiding voor vrouwen met borstkanker, binnen het UZ Leuven, optimaler afgestemd worden.

Keywords

Listing 1 - 10 of 217 << page
of 22
>>
Sort by