Narrow your search

Library

KU Leuven (169)


Resource type

dissertation (169)


Language

English (134)

Dutch (35)


Year
From To Submit

2021 (68)

2017 (63)

2016 (38)

Listing 1 - 10 of 169 << page
of 17
>>
Sort by

Dissertation
Validatie van een vereenvoudigde Geboes score gebruikt bij colitis ulcerosa
Authors: --- ---
Year: 2016 Publisher: Leuven KU Leuven. Faculteit Farmaceutische Wetenschappen

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Colitis ulcerosa is een chronisch inflammatoire darmziekte gekenmerkt door continue inflammatie in de mucosa van het rectum en het colon. De oorzaak van deze ziekte is nog niet volledig duidelijk, al is er wel een vermoeden dat omgevingsfactoren en genetische voorbeschiktheid aan de basis van het ontstekingsproces kunnen liggen. Afhankelijk in welke delen van het colon de ontsteking zich bevindt, kan de ziekte onderverdeeld worden in proctitis, linkszijdige colitis en pancolitis. De diagnose van de ziekte wordt met klinisch, endoscopisch en histologische technieken tot stand gebracht. De meest gebruikte endoscopische beoordelingsscore is de Mayo score, voor de histologische beoordeling gebruikt men de Geboes score bij klinische trials. Het doel van deze retrospectieve, observationele studie is de bestaande Geboes score om te vormen tot een vereenvoudigde Geboes score en deze score vervolgens te valideren. Deze voorgestelde simplificatie is eerder samengesteld door Prof. Dr. Geboes. De originele Geboes score bevat zes graden die elk onderverdeeld zijn in subgraden, de nieuwe versie van de Geboes score bevat slechts vijf graden door combinatie en recombinatie van (sub)graden, zodat deze score gemakkelijker is in gebruik. Ons voorstel voor de vereenvoudigde Geboes score wordt gevalideerd aan de hand van 343 biopsiesets van 103 patiënten met colitis ulcerosa. Deze worden geëvalueerd door vier verschillende observatoren (1 ervaren patholoog en 3 onervaren observatoren) geblindeerd voor klinisch en endoscopische gegevens. Vervolgens gaat men de resultaten van beide histologische scoringssystemen vergelijken met de endoscopische Mayo score en ziet men dat de vereenvoudigde Geboes score een even sterke correlatie toont als de originele Geboes score. De herhaalbaarheid wordt nagegaan door het resultaat van de scores tussen twee observatoren (telkens één ervaren en één onervaren) te vergelijken. Men kan hieruit besluiten dat de reproduceerbaarheid van de originele Geboes score en de vereenvoudigde Geboes score gelijkwaardig is. Door de parameter frequenties, de associaties tussen verschillende parameters en de parameter combinaties te vergelijken kan men zien dat de vereenvoudigde Geboes score op een gelijkwaardige manier resultaten van de originele Geboes score weergeeft. Uit de resultaten van de validatie kan geconcludeerd worden dat de vereenvoudigde Geboes score gelijkwaardig is aan de originele Geboes score. Hierdoor is de basis gelegd dat de vereenvoudigde Geboes score de originele Geboes score kan vervangen.

Keywords


Dissertation
Optimization of crystallographic system towards rational design of PWWP inhibitors
Authors: --- ---
Year: 2021 Publisher: Leuven KU Leuven. Faculteit Farmaceutische Wetenschappen

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Lens epithelium-derived growth factor p75 (LEDGF/p75) is an epigenetic reader involved in several human pathologies including human immunodeficiency virus (HIV) infection and cancers such as mixed-lineage leukemia-rearranged (MLL-r) leukemia. The N-terminal PWWP domain of LEDGF/p75 is essential for tethering the MLL protein to the chromatin. The PWWP domain recognizes di- and trimethylation marks on histone H3 Lys36. This process results in the transcription of MLL target genes. Once translocations occur in the MLL gene, oncogenic MLL fusion proteins could be formed and tethered to chromatin by LEDGF/p75. Eventually, this leads to aberrant gene transcription and leukemic conditions arise. Notably, LEDGF/p75 is essential for the onset of MLL-r leukemia, however it is dispensable for hematopoiesis, making this protein a promising drug target. Our aim is to block the methyllysine binding pocket of LEDGF PWWP domain through a rationally designed small-molecule inhibitor. To this end, X-ray crystallography-based fragment screening (FBS-X) with the PWWP domain has been initiated. While the LEDGF PWWP domain could never be made to produce crystals suitable for FBS-X, the closely related PWWP domain of hepatoma-derived growth factor 2 (HDGF2) could be used. Nevertheless, these crystals were losing diffraction quality within several weeks, which was hypothesized to be linked to a possible oxidation of the exposed Cys64 residue. To circumvent these difficulties, we have recombinantly produced the Cys64Ser mutant of HDGF2 PWWP domain (HDGF2 PWWP-C64S). Crystallization conditions for HDGF2 PWWP-C64S were identified and successfully optimized for FBS-X. A total of eight crystal forms were obtained and used for structure determination. The best crystals were stable over time and diffracted X-rays to a resolution of 1.1 Å which exceeds the resolution of the wild-type domain crystals. The C64S mutation did not impact the binding pose of a previously confirmed binding fragment. These results demonstrated that the mutant HDGF2 PWWP-C64S is suitable for fragment soaking. To rationalize the observed beneficial effect of the C64S mutation on crystallization, we have systematically compared the crystal lattice contacts (interfaces) in all crystal forms obtained (eight for HDGF2 PWWP-C64S, three for wild-type HDGF2 PWWP and one for LEDGF PWWP). Five recurring interfaces were observed, of which a particular interface including Ser64 was present in every HDGF2 PWWP-C64S crystal form. Typically it was also the largest interface. In contrast, this interface was less frequent in the wild-type crystal forms. It was suggested that oxidation of Cys64 in the wild-type could interfere with the stability of this important interface, resulting in crystal lattice degradation. At the same time, it cannot be excluded that oxidation of Cys64 is causing reduced crystallization propensity as well, yet this requires extra research.

Keywords


Dissertation
Characterization of the zebrafish tsc2 ENU mutant model
Authors: --- ---
Year: 2017 Publisher: Leuven KU Leuven. Faculteit Farmaceutische Wetenschappen

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Tubereuze Sclerose (TSC) is een weesziekte die gekarakteriseerd wordt door de vorming van goedaardige tumoren in verschillende organen. TSC wordt veroorzaakt door een loss-of-function mutatie in het TSC1 of TSC2 gen, welke respectievelijk voor hamartin en tuberin coderen. Door deze mutatie is de mTOR pathway overgeactiveerd wat kan leiden tot onder andere neurologische afwijkingen. Het doel van deze thesis was het verder karakteriseren van het tsc2 ENU gemuteerd zebravismodel met het fenotype van de patiënten in het achterhoofd. Daarbij werd gefocust op de afwijkingen in het centraal zenuwstelsel. Om na te gaan of ons tsc2 zebravismodel een geschikt model was van TSC voor verdere experimenten werd het eerst gevalideerd. Dit gebeurde door met behulp van western blot na te gaan of de mTOR pathway overgeactiveerd was in de mutante zebravis larven. Aansluitend werd een screening uitgevoerd om de morfologie van de verschillende genotypen te karakteriseren. Daaropvolgend werden de hersenen onderzocht aan de hand van twee verschillende methodes: de grootte van het hoofd en de hersenen werd bepaald en in verband gebracht met respectievelijk macrocefalie en megalencefalie. Vervolgens werd de levensvatbaarheid van de larven bepaald aan de hand van een survival curve. Als laatste werd de beweging van de larven onderzocht met behulp van een geautomatiseerd tracking toestel. Dit werd onderzocht omdat een verandering in beweging mogelijk een eerste teken van epileptiforme activiteit is. De Western blot toonde aan dat het tsc2 zebravismodel een geschikt model is om TSC verder te kunnen karakteriseren. Vervolgens kon er aangetoond worden dat de homozygote larven zowel macrocefalie als megalencefalie vertoonden. Er werd ook vastgesteld dat de homozygoten sneller sterven. Als laatste werd ook aangetoond dat de homozygote larven een verschil in locomotor activiteit vertoonden. Dit verschil was te vinden in de totale beweging in het donker, de totale beweging over tijd in een licht/donker cyclus en de beweging na de overgang van licht naar het donker in een licht/donker cyclus. De resultaten tonen aan dat het tsc2 ENU gemuteerd zebravismodel een veelbelovend genetisch model is voor TSC. Het fenotype van de patiënt kan nagebootst worden in de zebravis en andere experimenten kunnen nog worden uitgevoerd om het model verder te karakteriseren. De conclusie is dat de locomotor activiteit een veelbelovende techniek is om epileptiforme activiteit aan te tonen en verder gebruikt kan worden om te screenen voor nieuwe geneesmiddelen.

Keywords


Dissertation
Optimalisatie van cellulaire assays voor de studie van Respiratoir Syncytieel Virus (RSV) intrede bij infectie van humane cellijnen
Authors: --- ---
Year: 2017 Publisher: Leuven KU Leuven. Faculteit Farmaceutische Wetenschappen

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Het Respiratoir Syncytieel Virus (RSV), behorende tot de familie van paramyxovirussen, is een belangrijk pathogeen van lage luchtweginfecties bij zuigelingen, bejaarden en volwassenen met een verzwakt immuunsysteem. Op dit moment bestaat er nog geen bruikbaar vaccin of efficiënt antiviraal middel tegen RSV, wat de nood aan effectieve RSV therapieën benadrukt. Het binnendringen (‘entry’) van RSV in cellen vormt een interessant doelwit voor antivirale therapie. Bij dit entry-proces zijn de virale enveloppe-eiwitten RSV F, RSV G en RSV SH betrokken bij de aanhechting aan de cel en de finale fusie van de virale en cellulaire membranen. Vooral het fusie-eiwit F van RSV heeft een cruciale rol in virus entry. Echter, dit viraal eiwit is zeer onstabiel en gaat spontaan over van de infectieuze pre-fusie vorm naar de niet-infectieuze post-fusie vorm. Met behulp van RSV pseudovirussen (die de enveloppe-eiwitten van RSV dragen in combinatie met het genoomkapsel van HIV) willen we het entry-proces van RSV in verschillende celtypes in meer detail bestuderen. Het doel van dit eindwerk is om het protocol voor de generatie van RSV pseudovirussen te optimaliseren. In eerste fase werd de isolatie en transfectie van de individuele pseudovirus-plasmiden op punt gesteld. Het gebruik van een miniprep-isolatiekit met een extra endotoxine wasstap gaf een beduidend betere opbrengst aan zuiver plasmide DNA. Bij een vergelijking tussen de transfectiereagentia Lipofectamine 2000 en Fugene HD werd een betere transfectie-efficiëntie geboekt bij deze laatste. Ondanks het feit dat de isolatie van het plasmide DNA en de transfectie ervan in HEK 293T cellen optimaal waren, kon er nog geen voldoende pseudovirus gegenereerd worden. In een tweede fase van ons onderzoek werd de detectie van de virale enveloppe-eiwitten via western blot geoptimaliseerd. Hiervoor werd er gebruik gemaakt van twee antilichamen die het RSV F-eiwit detecteren, namelijk anti-RSV-2F7 en palivizumab. Beide antilichamen gaven vergelijkbare resultaten, maar naast de verwachte F1 subunit, werd ook een getrunkeerde vorm van F1 gedetecteerd. Verder onderzoek is nodig om de oorzaak van deze extra proteolytische klieving te achterhalen, en om uit te zoeken hoe het fusie-eiwit in een pre-fusie vorm kan gestabiliseerd worden.

Keywords


Dissertation
Investigation of the role of peroxisomes in pancreatic B-cells
Authors: --- ---
Year: 2017 Publisher: Leuven KU Leuven. Faculteit Farmaceutische Wetenschappen

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Over peroxisomen wordt nog veel onderzoek gedaan aangezien er nog veel vragen zijn over deze organellen en hun functies in de cellen. Hun belangrijkste functie is de β-oxidatie van lange ketenvetzuren, vertakte keten vetzuren en poly-onverzadigde vetzuren. Bij de peroxisomale β-oxidatie komt er H2O2 vrij, die wordt afgebroken door catalase tot H2O en O2. Wat echter ontdekt werd, is dat de peroxisomen in de β-cel van de pancreas een heel lage hoeveelheid catalase bevatten. Over de rol van peroxisomen in deze insuline producerende cellen, is echter nog weinig bekend. De eerste doelstelling van deze thesis was om na te gaan of het aantal peroxisomen in β-cellen wijzigt in stresssituaties, zoals bij zwangerschap en blootstelling aan een vetrijk dieet. De peroxisomen van gedispergeerde β-cellen uit geïsoleerde eilandjes van enerzijds zwangere muizen en niet-zwangere muizen en anderzijds muizen op een vetrijk dieet en muizen op een normaal dieet werden gekleurd met anti-PEX14 antistof of anti-PMP70 antistof. Daarna werd het aantal peroxisomen per cel en de grootte van de β-cel vergeleken. Uit de test voor zwangerschap kon besloten worden dat er een verschil is in grootte van de cellen gedurende de zwangerschap. Uit de test met de blootstelling aan een vetrijk dieet bleek dat zowel het aantal peroxisomen als de grootte van de cellen toenam indien de muis op een vetrijk dieet gezet werd. Een tweede vraag die gesteld wordt in deze thesis is wat het belang is van de peroxisomen in insuline producerende cellen. Hiervoor werden RIP-Pex5 knock-out (KO) muizen gegenereerd, waarbij het Pex5 gen uitgeschakeld is in de β-cellen. PEX5 is een peroxine dat belangrijk is voor de import van matrixproteïnes in de peroxisomen. Indien PEX5 uitgeschakeld wordt, kunnen de peroxisomen hun functie niet meer uitoefenen en kunnen veranderingen in deze RIP-Pex5 KO muizen toegeschreven worden aan deze niet-functionerende peroxisomen. Er werd reeds in het verleden gezien dat RIP-Pex5 KO muizen, blootgesteld aan een vetrijk dieet, een afgenomen β-cel massa hebben vergeleken met de controle muizen die hetzelfde voedingspatroon volgden. Om hiervoor een verklaring te vinden, kleurden we coupes van pancreasweefsel met geactiveerd caspase 3. Dit om na te gaan of er meer celdood optreedt, wat het geval niet bleek te zijn. Omdat ook mitochondriën een belangrijke rol spelen in de oxidatie van vetzuren en de vorming van reactieve zuurstofdeeltjes (ROS), behandelden we gedispergeerde cellen van geïsoleerde eilandjes met chemische probes om veranderingen in ROS productie na te gaan, en dit zowel bij laag (5 mM) als hoog (20 mM) glucosegehalte. De kleuring met MSR voor mitochondriale superoxideproductie, toonde geen verschillen tussen KO en controle muizen. De kleuring met CM-H2DCFDA voor cytosolisch superoxide gaf aan dat bij hyperglycemie, er meer cytosolisch superoxide aanwezig is. Er waren echter geen verschillen tussen KO en controle muizen. Ten laatste kleurden we ook voor de mitochondriale membraanpotentiaal met TMRM, dat een goed beeld geeft van mitochondriale defecten. Bij hyperglycemie was de potentiaal gestegen en ook bij KO muizen nam de potentiaal toe.

Keywords


Dissertation
Prekristallisatie screening op basis van stabiliteit van Cys-loop receptor homologen
Authors: --- ---
Year: 2016 Publisher: Leuven KU Leuven. Faculteit Farmaceutische Wetenschappen

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Cys-loop receptoren of pentamere ligand-geactiveerde ionenkanalen zijn verantwoordelijk voor snelle exciterende en inhiberende neurotransmissie in het perifere en centrale zenuwstelsel. Dysfunctie van deze receptoren speelt een belangrijke rol in verscheidene neurologische aandoeningen en bovendien vormen pLGICs een belangrijk klinisch doelwit voor een aantal frequent voorgeschreven geneesmiddelen. Een betere kennis van structuur, neurotransmitter modulatie en ligand herkenning zou leiden tot verbeterde pathofysiologische inzichten en zou een rationele structuur-gebaseerde geneesmiddelenontwikkeling ondersteunen. Structurele en functionele studies openen dus deuren naar selectievere en effectievere geneesmiddelen of behandelingen. Deze studie is gericht op het karakteriseren van de thermische stabiliteit van een invertebrate Cys-loop receptor homoloog genaamd Alpo 4 uit Alvinella pompejana. Alpo 4 is een kation-selectief kanaal. Het deelt een 25,89% sequentie identiteit met de humane 7 nicotine acetylcholine receptor en 24,67% sequentie identiteit met de 5-HT3A receptor. Additie van steroïde-afgeleide detergenten CHAPS en CHAPSO leidde tot een verhoogde thermische stabiliteit van Alpo 4 eGFP ic. Uitgaande van dit experiment werd Alpo 4 wild type opgezuiverd met CHAPS als additief, wat leidde tot een succesvolle opzuivering met verhoogde opbrengst en goed gelfiltratieprofiel. Met het opgezuiverd eiwit werden kristallisatiepogingen gedaan.

Keywords


Dissertation
Pituitary organoids: characterization of growth conditions and phenotype
Authors: --- ---
Year: 2017 Publisher: Leuven KU Leuven. Faculteit Farmaceutische Wetenschappen

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

De hypofyse, gelegen onderaan de hersenen, vervult een cruciale functie in de regulatie van het endocrien stelsel. Deze ‘meesterklier’ stuurt fundamentele processen aan, waaronder groei, voortplanting, immuunrespons, metabolisme en stressrespons. Wanneer de hypofyse onvoldoende hormonen produceert (o.a. door beschadiging), ontstaan ernstige pathologieën. De behandeling, levenslange hormoonsubstitutie, is suboptimaal omdat het fysiologisch pulsatiel secretiepatroon van de hypofyse hiermee niet nagebootst kan worden, en de toegediende hormonen belangrijke nevenwerkingen veroorzaken. Herstel van het beschadigd hypofyse-weefsel en/of haar functie is een aantrekkelijk alternatief. De recente ontdekking van hypofyseherstel na schade is een eerste stap in deze richting. Tijdens dit regeneratieproces zijn de lokale stamcellen geactiveerd. Om meer kennis te verwerven over de mechanismen van hypofyse-regeneratie en de rol van stamcellen in dit proces, wordt in het labo een nieuw hypofyse in vitro model, met name organoïden, ontworpen. Deze 3D structuren ontwikkelen zich in vitro onder WNT-activerende condities, en weerspiegelen het weefsel van herkomst. Deze thesis onderzocht methoden om organoïde-vorming meer efficiënt te maken en ze (langer) in cultuur te houden. Verder gingen we ook na of de organoïden een hypofyse-fenotype vertonen en kunnen gestimuleerd worden tot verdere hypofysecel-differentiatie. Organoïden werden ontwikkeld vanuit zowel normale als beschadigde hypofyse (waarin de stamcellen zijn geactiveerd), door gebruik te maken van een specifiek groeimedium met o.a. de WNT-activatoren WNT3A en RSPO1. Opvallend was dat de organoïden afkomstig van beschadigd hypofyse-weefsel hun groeicapaciteit na enkele weken verliezen terwijl de organoïden van onbeschadigd weefsel maanden in cultuur kunnen worden gehouden. De organoïden van beschadigd weefsel zijn eerder cysteachtig, waar de organoïden van onbeschadigd weefsel meer dens zijn. Om de vormingsefficiëntie van organoïden te verhogen, werd er gestart van hypofyse(stam)celclusters i.p.v. enkelvoudige cellen, maar er werden nauwelijks organoïden bekomen. Vervolgens werd de invloed van meerdere groeifactoren, in het bijzonder van WNT3A en RSPO1, nagegaan. RSPO1 bleek essentieel voor organoïde-expansie vanuit de beschadigde hypofyse, terwijl noch RSPO1, noch WNT3A nodig bleken voor de expansie van de ‘normale’ organoïden. Ten slotte werd met RT-qPCR en immunofluorescentie gevonden dat de organoïden een immatuur hypofyse-fenotype vertonen, en dat differentiatie tot hormonale cellen kan geïnduceerd worden. Verdere karakterisering en optimalisering van het hypofyse-organoïde-model zal uiteindelijk leiden tot een krachtig nieuw in vitro model voor het ontrafelen van biologie, pathologie en regeneratie van dit orgaan. De bevinding dat hormonale cellen kunnen gevormd worden is veelbelovend in de zoektocht naar een betere behandeling voor hypofysedeficiëntie (zoals celtherapie).

Keywords


Dissertation
Synthesis, purification and evaluation of new indolylarylsulfones as broad spectrum HIV-1 non-nucleoside reverse transcriptase inhibitors
Authors: --- ---
Year: 2016 Publisher: Leuven KU Leuven. Faculteit Farmaceutische Wetenschappen

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Aangezien de huidige therapie bij HIV- en aidspatiënten vaak ernstige, uiteenlopende nevenwerkingen kan veroorzaken en wel vaker botst op door puntmutaties veroorzaakte resistentiemechanismen, blijft de nood aan nieuwe anti-HIV-middelen bestaan. Sinds enkele jaren wordt een nieuwe familie van mogelijke anti-HIV-middelen naar voren geschoven: de indolylarylsulfonderivaten. Gezien hun reactiemechanisme zouden deze nieuwe moleculen tot de klasse van de NNRTIs behoren. Het doel van deze thesis is het uitvoeren van de synthese, opzuivering en nagaan van de anti-HIV-potentie van drie nieuwe indolylarylsulfonderivaten. Deze derivaten zijn gebaseerd op de structuur van een molecul De drie beoogde indolylarylsulfonderivaten werden succesvol gesynthetiseerd in 6 stappen. Eerst werd het thioderivaat (A regio) van het molecule gesynthetiseerd, waarna deze A regio aan de indoolgroep (C regio) werd gekoppeld. Na esterificatie, dubbele oxidatie van het zwavelatoom en hydrolyse, werd een carbonzuur bekomen dat klaar was voor de koppelingsreactie met 3 verschillende amines: 2-aminofenol, 3-aminofenol en 4-aminofenol ter vorming van respectievelijk compound 1, compound 2 en compound 3. Na de reactie en de opzuivering werden de drie beoogde indolylarylsulfonderivaten verkregen met een cumulatieve opbrengst van respectievelijk 7, 12 en 14%. De gesynthetiseerde moleculen werden onderworpen aan een test om hun cytotoxiciteit te bepalen. Dit werd gekwantificeerd aan de hand van de CC50: voor alle drie de moleculen lag deze boven de 15 000 nM. Ook hun antivirale potentie tegen HIV-1 NL4-3 WT werd gekwantificeerd, maar dan aan de hand van de EC50. Bij alle drie de moleculen werd een EC50 van minder dan 0.7 nM geconstateerd, wat duidt op een zeer sterke potentie die hoger is dan die van referentiegeneesmiddelen EFV, NVP en AZT. De selectiviteitsindices lagen beduidend hoger voor de indolylarylsulfonderivaten dan deze van de referentiegeneesmiddelen. Dezelfde EC50 parameter werd bepaald voor vier gemuteerde varianten van HIV-1: K103N, Y181C, Y188L en dubbele mutant K103N-Y181C. Tegen HIV-1 K103N vertoonden alle drie de moleculen een sterke potentie, nl. minder dan 0.7 nM. Tegen HIV-1 Y181C echter, vertoonde enkel compound 3 nog diezelfde potentie. Enkel compound 2 en 3 vertoonden nog submicromolaire EC50 waarden tegen HIV-1 Y188L en tegen de dubbele mutant vertoonde enkel nog compound 3 gelijkaardige, submicromolaire EC50 waarden.

Keywords


Dissertation
DYNAMIEK IN HERPESVIRUS GENEESMIDDELENRESISTENTIE BIJ IMMUUNGEDEPRIMEERDE PATIËNTEN MET BEHULP VAN "NEXT GENERATION SEQUENCING"
Authors: --- ---
Year: 2016 Publisher: Leuven KU Leuven. Faculteit Farmaceutische Wetenschappen

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Méér dan 100 herpesvirussen werden doorheen de jaren reeds geïsoleerd, maar van deze 100 herpesvirussen zijn er slechts acht (HSV-1, HSV-2, VZV, HCMV, HHV-6, HHV-7, EBV en HHV-8) relevant voor de mens. Een belangrijke eigenschap van de Herpesviridae familie is dat wanneer zij eenmaal een gastheer geïnfecteerd hebben, zij hier altijd latent aanwezig zullen blijven. Reactivatie van deze virussen kan zich dan voordoen wanneer het immuunsysteem van de gastheer zwakker is dan normaal(1),(2). Bij immuungedeprimeerde patiënten (bijvoorbeeld patiënten met een orgaan- of beenmerg-transplantatie, een primaire immunodeficiëntie, patiënten onder immunosuppresieve therapie) is een verlengde behandeling met antivirale geneesmiddelen vaak noodzakelijk door hun verzwakt immuunsysteem. Hierdoor kunnen er mutaties ontstaan in bepaalde virale genen zodat de patiënt niet meer op de antivirale therapie reageert. De toename in resistentie tegen antivirale geneesmiddelen kan vandaag de dag niet meer genegeerd worden. Stalen van patiënten worden opgestuurd naar de RegaVir groep om de gevoeligheid of resistentie van de herpesvirussen te bepalen tegen verschillende antivirale geneesmiddelen zoals Acyclovir, Penciclovir, Ganciclovir. Zo worden enerzijds de virale genen, die verantwoordelijk zijn voor het activeren van antivirale geneesmiddelen (thymidine kinase (TK) en proteïne kinase (PK)) en het target van het antiviraal geneesmiddel (DNA-polymerase (DP)), gesequenced met behulp van de standaard Sanger sequencing methode om mutaties te kunnen detecteren. Anderzijds, indien mogelijk, wordt met behulp van een fenotypering de gevoeligheid van het virus ten opzichte van een aantal antivirale geneesmiddelen in verschillende concentraties bepaald. In een korte tijdspanne (15 weken) konden 52 pa verschillende testen uitgevoerd. 68 % van deze virustesten resulteerde in wild type virussen en bij tien stalen werd een mutatie gevonden. Van deze tien mutaties waren er zes mutaties die reeds gekend waren en vier ongekende, niet eerder beschreven mutaties. 14 % van de virustesten was negatief. Voor zes stalen kon een succesvolle fenotypering uitgevoerd worden. Next Generation Sequencing (NGS) is een vernieuwde techniek waarbij virale variaties tot op 1 % gedetecteerd kunnen worden. Op deze manier worden ook de viruspopulaties die in een laag percentage aanwezig zijn gedetecteerd. Bij het bekijken van de resultaten van het NGS project werd de nadruk gelegd op de evaluatie van de virale heterogeniciteit in functie van de tijd en in verschillende lichaamsdelen. Hiervoor werd gebruik gemaakt van vijf verschillende Varicella-zoster virusstalen (VZV) afkomstig van twee verschillende patiënten. Deze stalen werden geselecteerd voor NGS omdat er in verschillende stalen van éénzelfde patiënt, op verschillende data gedurende de antivirale behandeling genomen, andere mutaties gedetecteerd werden. De mutaties en polymorfismen bekomen bij het sequencen van deze vijf VZV-stalen waren gelijk aan deze die reeds eerder met de Sanger sequencing methode gedetecteerd werden. De mutatie (del. AT Nts. 642-643) in het staal RV_337 werd met behulp van de Sanger sequencing methode als een pure mutatie gedetecteerd, terwijl deze met de NGS techniek als een mixed populatie gedetecteerd werd.

Keywords


Dissertation
De interactie tussen LEDGF/p75 en chromatine als nieuw doelwit voor geneesmiddelenontwikkeling
Authors: --- ---
Year: 2017 Publisher: Leuven KU Leuven. Faculteit Farmaceutische Wetenschappen

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Lens epithelium derived growth factor (LEDGF) werd in 1998 ontdekt als transcriptiefactor in lens epitheelcellen. Het komt voor in twee splicevarianten. Deze twee varianten kregen de naam LEDGF/p52 en LEDGF/p75, naar hun gewicht in kDa. LEDGF/p75 werd daarna nog een belangrijke rol toegeschreven in HIV-1 replicatie en in de oncogenese, namelijk bij mixed lineage leukemia (MLL). LEDGF/p75 bevat verschillende domeinen. Belangrijk is het integrase bindend domein (IBD) wat een rol speelt bij HIV infectie, omdat het HIV-integrase gaat binden. Belangrijker voor dit onderzoek is een ander domein van LEDGF/p75, het PWWP-domein. Dit domein bevat 93 aminozuren en heeft vooral een functie als epigenetic reader. Deze functie gaat het uitoefenen via zijn hydrofobe holte, die via π-interacties aan chromatine kan binden. Het PWWP-domein heeft specifiek een voorkeur voor het getrimethyleerde lysine 36 op histon 3 (H3K36me3). Hierdoor brengt LEDGF/p75 het HIV-IN en het MLL/menin complex dichter naar het chromatine waardoor deze hun functie kunnen uitoefenen. Bij HIV wordt het IN bij een actieve transcriptieplaats gebracht, bij MLL gaat dit resulteren in meer leukemische transformatie en MLL afhankelijke transcriptie. Deze binding tussen LEDGF/p75 en het chromatine is ons doelwit voor geneesmiddelenontwikkeling. Dit gaan we doen aan de hand van fragment based drug discovery. De interactie tussen het PWWP-domein van LEDGF/p75 en H3K36me3 werd in het verleden al aangetoond. Hierbij werd van 58 fragmenten getest of zij de binding kunnen inhiberen. Deze fragmenten werden gebaseerd op N-methylpyrrolidine, een klein molecule dat als een inhibitor voor methyllysine bindingsplaatsen bekend staat. Op basis van onze data en NMR data over de structuur van het PWWP-domein, werden er 525 moleculen gesynthetiseerd door CISTIM, die in de loop van dit onderzoek getest zullen worden. Hiertoe moeten eerst enkele in vitro testen geoptimaliseerd worden. De eerste test is de AlphaScreen. Hier gaat een optimale test op punt gesteld worden voor een eerste indicatie van een eventuele inhibitorfunctie. De initiële testen worden uitgevoerd met de 525 kandidaat-inhibitoren. Afhankelijk van het resultaat kan deze screen later uitgebreid worden naar meer moleculen. Ook de differential scanning fluorimetry en intrinsieke tryptofaan fluorescentie testen zullen we optimaliseren voor LEDGF/p75. Hier kunnen de inhibitoren dan verder in getest worden om te kijken of ze wel degelijk aan LEDGF/p75 binden en niet aan het histon of aspecifiek. Het uiteindelijke doel is dus om specifieke inhibitoren te ontwikkelen voor de binding tussen LEDGF/p75 en H3K36me3. Mocht dit het geval zijn, kan er in de toekomst getest worden of ze een therapeutische rol van betekenis kunnen spelen bij HIV-1 infectie of kanker.

Keywords

Listing 1 - 10 of 169 << page
of 17
>>
Sort by