Narrow your search

Library

KU Leuven (14)


Resource type

dissertation (14)


Language

Dutch (12)

English (2)


Year
From To Submit

2020 (14)

Listing 1 - 10 of 14 << page
of 2
>>
Sort by

Dissertation
Deconnectering: een eenduidig begrip of accumulatie van diverse factoren?

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

De opkomst van informatie- en communicatietechnologieën (ICT’s) heeft ons leven de voorbije decennia substantieel veranderd. Ook op werkvlak implementeerden organisaties ICT’s met het oog op het verhogen van hun productiviteit, effectiviteit en efficiëntie. Een stijgende groep van onderzoekers onderstreept echter de negatieve gevolgen van ICT’s. Op het werk zorgen ze voor een aanzienlijke bijdrage in stress bovenop andere werkstressoren, en voor afleiding. De continue beschikbaarheid van ICT’s kan bovendien bijdragen tot onder meer uitputting, onvoldoende herstel en een instabiele werk-privébalans. Organisaties implementeerden dit topic door in te zetten op het verbeteren van de coping tussen technologie en de werknemer (bijvoorbeeld door technische ondersteuning, geletterdheidsvoorzieningen en betrokkenheidsvoorzieningen). Weinig aandacht werd besteed aan het ‘ontkoppelen’ tussen technologie en de werknemer. Deze ontkoppeling is echter cruciaal voor de hersteltijd die werknemers nodig hebben om ‘hun batterijen voldoende op te laden’. Dit onderzoek probeert daarom een eerste blik van helderheid te brengen in deze zo goed als onbestudeerde materie. Door middel van kwalitatief onderzoek, meer bepaald aan de hand van semigestructureerde interviews bij werknemers, worden er twee centrale onderzoeksvragen onderzocht. Een eerste focus ligt op wie de deconnecteringsinterventies onderneemt. Zijn dit eerder de werknemers of spreekt men hoofdzakelijk van gecontroleerde maatregelen? Vanuit de Zelfdeterminatietheorie zou men namelijk een voorkeur ten opzichte van autonome interventies kunnen vermoeden. Een tweede onderzoeksvraag focust op de maatregelen zelf. Klopt het dat werknemers kunnen integreren en segmenteren, uitgaande van een fit tussen de persoonlijke preferentie en omgeving? Op basis van de resultaten krijgen beleidsmakers en organisaties een eerste beeld van de verschillende niveaus van interventies en de voorkeur voor autonomie. De resultaten geven aan dat gecontroleerde maatregelen in minder mate voorkomen en niet altijd gewaardeerd worden. Daarnaast wordt duidelijk dat de huidige acties een weinig strikt onderscheid vertonen tussen integratie en segmentatie. De splitsing tussen beide is niet dichotoom, werknemers doen niet het een of het ander, maar het gaat eerder om een complexe samenstelling waarin verscheidene factoren een rol spelen. Deze bevindingen zijn een start voor verder onderzoek dat zich moet uitspreken over de correlatie van deze factoren tot het topic deconnectering.

Keywords


Dissertation
Evaluatie van alternatieve businessmodellen voor het laadnetwerk van elektrische voertuigen - Een Multi-Actor Multi-Criteria benadering.

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

De recente ontwikkelingen en de toenemende concurrentie binnen de markt van de EV’s brengt ons dichter bij een grootschalige elektrificatie van de transportsector. Om deze transitie te ondersteunen is er nood aan een dekkend netwerk van laadinfrastructuur dat de range anxiety bij de consument moet helpen verminderen en de marktpenetratie van EV’s verhogen. Er zijn echter enorme verschillen tussen de markt van de wagens met aandrijving op fossiele brandstoffen en de innovatieve en snel evoluerende EV-markt. Gezien de verschillen is het van belang dat er aangepaste businessmodellen worden ontwikkeld die beter afgestemd zijn op deze nieuwe markt. We hanteren voor dit onderzoek de MAMCA-methode, een comparatieve stakeholderbenadering tot beslissingsanalyse die toelaat om de stakeholders, zoals beschreven volgens de definitie van Freeman, bij de analyse te betrekken. Op deze manier kan er bij het beslissingsproces zowel rekening gehouden worden met het maatschappelijk belang als met het economisch belang. We zijn er in geslaagd om de eerste drie stappen van de methode uit te voeren, namelijk: identificatie van de stakeholders, bepaling van hun doelstellingen en definiëring van de criteria. Er werd eveneens een eerste stakeholderbevraging georganiseerd, waaruit we een voorlopig MAMCA-raamwerk hebben kunnen opstellen.

Keywords


Dissertation
Psychosociaal welzijn in de zorgsector

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Burn-out is een actueel welzijnsprobleem. Diverse studies legden dan ook bloot welke factoren binnen de werkcontext hiertoe bijdragen. Een veel gehanteerd model hierbij is het Job Demands-Resources model (JD-R model; Bakker & Demerouti, 2007; Demerouti, Bakker, Nachreiner, & Schaufeli, 2001), waarin burn-out voorspeld wordt aan de hand van werkeisen en hulpbronnen. Een andere component die voorspeld wordt, door deze werkeisen en hulpbronnen, is bevlogenheid. In deze studie toetsen we of we dit model kunnen hanteren voor het in kaart brengen van het psychosociaal welzijn binnen de specifieke context van de zorgsector. Het doel van de studie was om (a) algemeen de hoofd- en interactie-effecten van het JD-R model na te gaan, (b) te onderzoeken welke specifieke werkeisen en -hulpbronnen de belangrijkste voorspellers waren voor deze effecten en (c) gegeven de context van de zorgsector ook de invloed van erg vaak geciteerde problematieken als pesten, externe agressie en ongewenst seksueel gedrag mee te nemen als werkeisen in onze toets. Deze doelstellingen werden verwezenlijkt aan de hand van representatieve, cross-sectionele data verzameld in 2011 bij 790 medewerkers binnen de Vlaamse zorgsector. Hiërarchische regressieanalyses toonden aan dat werkeisen positief en werkhulpbronnen negatief gerelateerd zijn aan burn-out bij de werknemers uit de zorgsector. De voorspellende, specifieke werkeisen waren werkdruk, rolconflict, pesten en werkthuisinterferentie. Inspraak, sociale steun en vaardigheidsbenutting waren de toonaangevende hulpbronnen. Verder vertoonden de werkhulpbronnen een positieve relatie met bevlogenheid, en dit voor alle opgenomen specifieke werkhulpbronnen in de studie. De interactie-effecten werden teruggevonden bij de analyses met de algemene schalen voor werkeisen en -hulpbronnen. Wanneer er naar specifieke interacties werd gekeken, vertoonde enkel werk-thuisinterferentie een bevorderend effect op de relatie tussen autonomie en bevlogenheid. Algemeen kunnen we concluderen dat de huidige studie een verdere validatie geeft van het JD-R model binnen de Vlaamse zorgsector. Ook geeft het een verder zicht op over welke specifieke aspecten het precies gaat. Vervolgonderzoek kan vervolgens bestuderen of deze bevindingen gelden voor alle beroepscategorieën binnen de sector, om zo te kunnen verfijnen in burn-out interventies en bevlogenheid te stimuleren. Interventies voor het welzijn binnen deze sector is immers ook van groot maatschappelijk belang, zoals al bleek uit de onmisbare status van de zorgmedewerkers tijdens de Covid19 pandemie.

Keywords


Dissertation
Kosten en baten van het reduceren van broeikasgasemissies via het omzetten van grasland in bossen

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

In haar regeerakkoord voor de periode 2019-2024 vermeldt de Vlaamse regering de doelstelling voor het verminderen van broeikasgasemissies door de aanplanting van 10.000 ha extra bos. In het kader van deze doelstelling werd in dit onderzoek nagegaan wat de kosten en baten zouden zijn van het verminderen van broeikasgasemissies via de omzetting van grasland in bos. Graslanden zijn de meest voorkomende biotoop in Vlaanderen. De mogelijkheid om bossen te planten op graslanden is dus groot, waardoor het relevant is om na te gaan wat de kosten en baten zijn van bebossing op deze biotopen. Om de onderzoeksvraag te beantwoorden, werden de bebossingsprojecten eerst gespecifieerd en de doelstellingen ervan bepaald. Vervolgens werd aan de hand van beschikbare literatuur weergegeven wat mogelijke impacts van bebossing zouden zijn. Nadien werd gebruik gemaakt van een tool, de natuurwaardeverkenner, die de impacts van bebossing op een specifieke locatie weergeeft in kwalitatieve, kwantitatieve en monetaire termen. Vervolgens werden de monetaire impacts geaggregeerd tot één getal, de netto actuele waarde. Dit is een indicator van de impact die het project heeft op de maatschappelijke welvaart. In een sensitiviteitsanalyse werd ten slotte nagegaan wat de impact was op de netto actuele waarde van een verandering in variabelen waar in dit onderzoek onzekerheid over heerste. De resultaten tonen aan dat het aanplanten van ongeveer 6 ha nieuw bos op een grasland zal zorgen voor een toename van de maatschappelijke welvaart. Deze resultaten kunnen een indicatie zijn van de kosteneffectiviteit van de voorgestelde beleidsdoelstelling. Wanneer de variabelen waar onzekerheid over heerst, geformuleerd worden op een wijze waarbij ze de meest negatieve invloed zouden kunnen hebben op de netto actuele waarde, blijft het resultaat ook in een worstcasescenario toch positief en zal de sociale welvaart dus nog steeds toenemen.

Keywords


Dissertation
Huren, kopen of lenen? Houding tegenover circulaire activiteiten in Vlaanderen.

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

De circulaire economie is een belangrijk onderdeel van een duurzame toekomst. Huidige circulaire initiatieven betreffen vaak business-to-business samenwerkingen, maar de consumenten meekrijgen is even belangrijk in het realiseren van een circulaire economie. Dit maakt het relevant om na te gaan wat consumenten drijft, tegenhoudt en beïnvloedt bij hun beslissingen over het participeren in circulaire consumptiemodellen. In dit onderzoek wordt getracht een aantal factoren te identificeren die de intenties van consumenten in Vlaanderen en Brussel om deel te nemen aan circulaire activiteiten mee bepalen. De data worden verzameld via een online vragenlijst (n=157). Via een ordinale regressieanalyse worden significante variabelen gevonden die de intenties van consumenten beïnvloeden. Ook worden een aantal belangrijke drijfveren (milieuvriendelijkheid, gemak en kostprijs) en hindernissen (risico’s, vertrouwdheid en contractuele voorwaarden) geïdentificeerd. Ten slotte blijkt dat consumenten voor circulaire activiteiten een attitude-intentie gap vertonen. Positieve attitudes over circulaire activiteiten leiden dus niet op consequente wijze tot positieve intenties met betrekking tot het deelnemen aan deze activiteiten. Gezien de deelname van veel jonge, hoogopgeleide consumenten kunnen de bevindingen gezien worden als een bovengrens omtrent circulaire attitudes en intenties. Vervolgonderzoek kan onder meer nagaan of voor andere doelgroepen gelijkaardige conclusies bekomen worden.

Keywords


Dissertation
Duurzaamheid van de supply chain van Belgische chocolade: een retailer perspectief

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Door de toenemende groei van de mondiale bevolking en de middenklasse in landen zoals China en India, stijgt ook de vraag naar chocolade. Hoewel dit product gegeerd wordt door velen, wordt het tezelfdertijd geconfronteerd met uitdagingen op vlak van duurzaamheid. In de huidige literatuur ontbreekt telkens de rol van de retailer in het debat rond de verduurzaming van de supply chain van chocolade. Dit onderzoek gaat na hoe de Belgische retailer hierin een rol speelt, met uitzondering van supermarkten. Data werd verzameld door middel van een enquête met 24 respondenten en de analyse van 100 websites van Belgische retailers. De enquête werd opgesteld en afgenomen met Qualtrics, waarna de data systematisch zijn geanalyseerd in Excel. De belangrijkste bevindingen van het onderzoek zijn dat retailers voornamelijk inzetten op het sociale en ecologische aspect van duurzaamheid. Het merendeel van de retailers geeft aan gecertificeerd te zijn en/of een duurzaamheidsprogramma van een chocoladeproducent te ondersteunen. Het grootste deel van de retailers verwerkt chocolade van producenten Barry Callebaut en Puratos, de bevindingen van dit onderzoek weerspiegelen dan ook de pijlers van hun duurzaamheidsprogramma’s. Verder dient er rekening gehouden te worden met enkele beperkingen van deze studie. Zo kunnen de resultaten van de enquête niet veralgemeend worden naar de volledige populatie door de beperkte responsgraad. Ten tweede werd door de taal van de enquête niet alle Belgische retailers bereikt. Een mogelijkheid voor verder onderzoek is het betrekken van supermarkten bij de doelgroep. Ook de vergelijking van het duurzaamheidsprofiel van andere landen en sectoren kan nieuwe inzichten opleveren. Ten slotte kunnen interviews extra perspectieven bieden.

Keywords


Dissertation
Zijn leidinggevenden die kwaliteitsvolle relaties met hun medewerkers onderhouden beter in staat het welzijn van hun medewerkers in te schatten?

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Het uitvoeren van effectieve job redesign acties begint bij het inschatten van de emotionele en cognitieve toestand waarin een ondergeschikte zich bevindt. Managers kunnen daarnaast niet iedere ondergeschikte op dezelfde manier behandelen vanwege de individuele verschillen die er onderling zijn. Het op tijd kunnen inschatten van de ondergeschikte zijn of haar welzijn en het toepassen van gepaste job redesign acties kan zware gevolgen voor de ondergeschikte zelf, de organisatie en de maatschappij voorkomen. De kwaliteit van de relatie tussen een ondergeschikte en manager kan hier een mogelijke invloed op hebben aangezien hoge kwaliteitsrelaties betere communicatie, vertrouwen en steun vertonen. Op basis van data die verzameld werd uit 163 paren managers met hun respectievelijke ondergeschikten, werden er verschillende verkennende analyses uitgevoerd die zich ten eerste focussen op het bepalen hoe nauwkeurig managers zijn bij het inschatten van het welzijn van hun ondergeschikten en ten tweede zich focussen op welke variabelen dit vermogen kunnen bevorderen. Uit onze resultaten volgt dat managers algemeen gezien wel in staat zijn het welzijn te kunnen inschatten en dat variabelen, waaronder de kwaliteit van de relatie, een invloed kunnen hebben op het vermogen van de manager om het welzijn van de ondergeschikte te kunnen inschatten.

Keywords


Dissertation
Drivers van het stemgedrag voor de gemeentelijke milieuprogramma's in Vlaanderen

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

In de bestaande literatuur wordt vaak geconcludeerd dat green voting een middenklassenfenomeen is. Groene kiezers zijn vaak jong en milieubewust, met een meerderheid aan vrouwen, hoogopgeleid met een goed inkomen en vaak in dienst van de quartaire sector. Bijna al deze studies hebben betrekking op het nationaal niveau. In deze studie wordt bestudeerd of de karakteristieken van het electoraat van Groen ook drivers zijn van het stemgedrag voor de gemeentelijke milieuprogramma’s in Vlaanderen. Bovendien zal ook onderzocht worden of de beweegredenen van Vlamingen om belang te hechten aan het gemeentelijk milieuprogramma vanuit een milieuvriendelijke hoek komen of niet. De data worden verzameld via een online vragenlijst en vervolgens geanalyseerd a.d.h.v. een binair en multinomiaal logistisch regressiemodel. De beweegredenen om belang te hechten aan het gemeentelijk milieuprogramma zijn maximale bescherming en een gevoel van verantwoordelijkheid. De milieuwetgeving zo beperkt mogelijk houden lijkt geen beweegreden te zijn. Uit de resultaten blijkt dat enkel een jonge leeftijd en milieubewustzijn overeenkomen met de traditioneel vaak voorkomende determinanten van het electoraat van Groen. Bovendien lijken mannen en de quartaire sector negatief geassocieerd te zijn op gemeentelijk niveau. Er wordt geconcludeerd dat de verdampingshypothese zich ook op gemeentelijk niveau lijkt te manifesteren.

Keywords


Dissertation
Deconnectie of evenwichtige connectie? Een exploratieve studie rond digitale ontkoppeling bij werknemers

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Informatie- en communicatietechnologieën (ICTs) hebben ons leven substantieel veranderd. In de werkcontext worden ze ingezet om de efficiëntie en effectiviteit te verhogen, maar er is ook een keerzijde aan de medaille: ICTs dragen bij tot het ervaren van technostress. Terwijl de positieve en negatieve gevolgen van ICT-gebruik ondertussen uitvoerig bestudeerd zijn, is er nog maar weinig kennis over het niet-gebruik of de ontkoppeling van ICTs. In deze context zag ‘het recht op deconnectie’ een aantal jaar geleden het daglicht, wat sommige organisaties aanmoedigde om bepaalde maatregelen rond deconnecting uit te werken. Opvallend genoeg werd dit fenomeen tot op heden nog niet wetenschappelijk geconceptualiseerd en ontbreekt er bijgevolg ook een duidelijke definitie van deconnectie. Deze exploratieve studie verwerft a.d.h.v. semi-gestructureerde interviews met werknemers meer inzicht in wat dit fenomeen precies inhoudt, wat het verband is met technostress en op welke manier het kan bijdragen aan herstel en positieve welzijnsuitkomsten. Op basis hiervan werd deconnectie gedefiniëerd als een toestand waarbij een werknemer ontkoppeld is van werkgerelateerde ICTs met oog op het verbeteren van zijn/haar herstel en algemeen welzijn. Om deze toestand te bekomen worden één of meerdere autonome of gecontroleerde deconnectiemaatregelen geïmplementeerd, die gekenmerkt worden door een specifieke drijfveer (overload of interruptie), een interventiecontext (werksfeer of privésfeer) een inhibitieniveau (partieel of compleet), een tijdsduur (kort of lang) en een interventieniveau (hoofdactiviteit of ondersteunende activiteit). Vervolgonderzoek kan op deze items steunen voor de ontwikkeling van een meetinstrument voor deconnectie.

Keywords


Dissertation
De invloed van omgevingskenmerken op het achterlaten van zwerfvuil

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

In deze masterproef werd aan de hand van een vragenlijst achterhaald welke omgevingskenmerken een mogelijke invloed hebben op het achterlaten van zwerfvuil. In de praktijk blijkt handhaving de meest voorkomende regulering voor zwerfvuil. Literatuur toont echter aan dat dit niet altijd de meest efficiënte aanpak is. Kennis rond de invloed van omgevingskenmerken kan lokale besturen helpen om een zwerfvuilbeleid op te stellen. Gebaseerd op de pijlers; infrastructuur, omgeving, sensibilisatie, participatie en handhaving werd een vragenlijst uitgezonden en geanalyseerd. De resultaten geven aan dat directe visuele kenmerken geen robuuste significantie vertonen, ondanks hypothese uit de literatuurstudie. De invloed van mensen in de omgeving, en hun gedrag, blijkt wel een significante invloed te hebben op het achterlaten van zwerfvuil. Dit onderzoek toont een patroon aan dat mensen die omringd worden door mensen die sociaal positief gedrag vertonen, dit zelf ook doen.

Keywords

Listing 1 - 10 of 14 << page
of 2
>>
Sort by