Listing 1 - 4 of 4 |
Sort by
|
Choose an application
Choose an application
Volgens de sociale identiteitsbenadering (Tajfel & Turner, 1979) vormt het lidmaatschap van een groep een belangrijk onderdeel van de sociale identiteit van een individu. Individuen identificeren zich met de sociale groep(en) waar ze deel van uitmaken, hetgeen een effect heeft op hun zelfbeeld. Als de ingroep een hoge/lage status wordt toebedeeld zal dit een positief/negatief effect hebben op iemands zelfbeeld. Uit onderzoek is gebleken dat deze sociale identiteit, en bijgevolg ook het zelfbeeld, wordt aangetast wanneer de ingroep dreigt te verdwijnen, zoals bijvoorbeeld bij een fusie het geval is. Twee of meer groepen worden samengevoegd waardoor er (ongewild) een nieuwe sociale identiteit wordt gecreëerd. Zo ook bij de officieuze fusie tussen KFCO Wilrijk en Beerschot AC tot KFCO Beerschot Wilrijk in mei 2013. De vraag die we vanuit de sociale identiteitsbenadering kunnen stellen is wat er met de identificatie van de Beerschot-supporters is gebeurd na het opgaan van hun favoriete club in KFCO Wilrijk, wetende dat hun club in 1999 al was opgegaan in Germinal Ekeren.Wat we in deze masterproef wensten te onderzoeken is de invloed die de zes sociaal-psychologische determinanten van postfusie-identificatie, zoals opgesteld door Boen, Vanbeselaere en Swinnen (2005) en Van Raes, Vanbeselaere, Boen, De Witte en Oudermans (2008), hebben op de postfusie-identificatie van de supporters van Beerschot AC. Deze zes determinanten zijn prefusie-identificatie, relatieve ingroepsrepresentatie, ingroepscontinuïteit, tevredenheid met de fusie, succes van de fusie (intern en extern) en communicatie en inspraak. Via het afnemen van een online vragenlijst werden de data gegenereerd. Voor de analyse gebruikten we eerst een Principale Componenten Analyse met varimax-rotatie om zo te achterhalen welke items samen laden op een component. Hieruit bleek dat we de zes oorspronkelijke determinanten konden opdelen in tien componenten en zes aparte items waarna we een meervoudige regressie-analyse uitvoerden om onze hypotheses te toetsen. Uit de resultaten bleek dat de componenten prefusie-identificatie, ingroepscontinuïteit en intern succes significante voorspellers waren van postfusie-identificatie, waarbij prefusie-identificatie het sterkste verband vertoonde. Tevredenheid met de fusie werd slechts gedeeltelijk bevestigd terwijl relatieve ingroepsrepresentativiteit, extern succes en communicatie en inspraak niet significant waren. De interactietermen tot slot leidden niet tot een significante stijging in de proportie verklaarde variantie. We kunnen concluderen dat het vooropgestelde model wel degelijk relevant is voor onderzoek naar postfusie-identificatie, maar dat de context wel een belangrijke rol speelt en we dus niet zomaar kunnen veralgemenen.
Choose an application
Choose an application
One of the main challenges in labour relations in Europe is the ongoing decentralisation of collective bargaining from national and sectoral levels to company levels. Decentralisation might be an answer to business needs in competitiveness and organisational flexibility. However, it risks erosion of collective bargaining structures, more inequality in employment conditions and fragmentation in trade unions’ powers. Based on recent qualitative research, this book shows high varieties across European countries and economic sectors in degrees, forms and impacts of decentralisation. The authors explore, in interdisciplinary and multi-level perspectives, continuity and change in regulating and practicing collective bargaining in France, Germany, Ireland, Italy, the Netherlands, Poland, Spain and Sweden. In cross-country comparisons, company case studies in manufacturing and retail show the divergent effects of national regimes and social partners’ power resources on trade unions’ strategies and influence in company bargaining.
Listing 1 - 4 of 4 |
Sort by
|