Narrow your search

Library

KU Leuven (35)

KBR (29)

IMEC (1)

ULB (1)


Resource type

dissertation (32)

book (4)


Language

English (22)

Dutch (13)


Year
From To Submit

2009 (2)

2008 (17)

2007 (8)

2006 (4)

1999 (1)

More...
Listing 1 - 10 of 35 << page
of 4
>>
Sort by

Book
Overdrukken / Haegemans, Anny.
Author:
Publisher: Loc. var. nom. var.

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Keywords


Book
The symmetric generalized accelerated overrelaxation (SGAOR) method
Authors: ---
Year: 1988 Publisher: Leuven KUL. Department of computer science

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Keywords


Dissertation
Numerieke methoden voor de berekening van fourierintegralen
Authors: ---
Year: 1973 Publisher: s. n. Leuven s.n.

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Keywords


Book
How the condition number of the caudal characteristic reflects the dynamics of a QBD.
Authors: --- ---
Year: 1999 Publisher: Leuven KUL. Departement toegepaste economische wetenschappen

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Keywords

#A0001E


Dissertation
Quasi-Monte Carlo Techniques for the Approximation of High-Dimensional Integrals.
Authors: --- --- --- --- --- et al.
ISBN: 9789056829414 Year: 2008 Publisher: Leuven K.U.Leuven. Faculteit Ingenieurswetenschappen

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

De waarde van hoog-dimensionale integralen wordt vaak met Monte Carlo methodes berekend. Het belangrijkste voordeel van deze methodes is dat ze niet onderhevig zijn aan de ``vloek van de dimensionaliteit''. Hun trage convergentie is echter een nadeel. In zogenaamde quasi-Monte Carlo (qMC) methodes worden de willekeurige punten vervangen door zorgvuldig gekozen deterministische punten met een meer uniforme verdeling. Voor heel wat problemen resulteert het gebruik van qMC-methodes in een snellere convergentie. Een voorbeeld van een Monte Carlo methode is het SIR-algoritme om steekproeven te genereren uit een verdeling met ongekende normalisatieconstante. In het eerste deel van deze thesis onderzoeken we de convergentie van het SIR-schema waarbij de willekeurige punten vervangen werden door qMC-punten. Vervolgens wordt ingegaan op vervormingsmethodes voor twee soorten qMC-rijen. Met behulp van vervormingsmethodes probeert men de kwaliteit van qMC-punten te verbeteren door hun individuele cijfers op een ingenieuze manier te wijzigen. Verschillende vervormingsmethodes voor de Halton en Faure rij worden computationeel onderzocht en nieuwe vervormingen worden voorgesteld. Belangrijke bijdragen worden ook geleverd op het gebied van meerdimensionale numerieke integratie gebaseerd op irrationale getallen. Zonder enige veronderstellingen te maken over de periodiciteit of het zachtverlopend karakter van een functie, worden in deze context eerst Sobol'-rijen vergeleken met rijen gebaseerd op irrationale getallen. Daarna worden voor een welbepaalde klasse van zachtverlopende, periodieke functies open integratiealgoritmes opgesteld. De algoritmes hebben een tweede en derde orde foutenconvergentie. Tenslotte wordt de aanpak veralgemeend en worden algoritmes met een qde orde foutenconvergentie bekomen, waarbij q afhangt van het zachtverlopend karakter van de functie. We eindigen met een korte bespreking van de software die tijdens dit onderzoek werd ontwikkeld. High-dimensional multivariate integrals are often computed using Monte Carlo methods. The main advantage of these methods is that they do not suffer from the curse of dimensionality. However, their rather slow convergence is a disadvantage. In so-called quasi-Monte Carlo (qMC) methods, the random samples are replaced by carefully chosen deterministic points with a more uniform distribution. For many problems, the use of qMC-methods speeds up the convergence. An example of a Monte Carlo method is the SIR-algorithm for generating samples from a distribution with an unknown normalizing constant. In a first part of this thesis, we investigate the convergence of the SIR-scheme with the random points replaced by qMC-points. Next, we examine scrambling methods for two kinds of qMC-sequences. With scrambling one tries to improve the quality of qMC-points by cleverly modifying their individual digits. Several scrambling methods for the Halton and Faure sequence were computationally investigated and new scramblings are introduced. Important contributions are also made in the area of multivariate numerical integration based on irrational numbers. First, without assuming any periodicity or smoothness of the function, Sobol' sequences are compared with sequences based on irrational numbers. Next, for a certain class of smooth periodic functions, we construct open integration algorithms with second and third order error convergence rates. We finally generalize our approach and obtain algorithms with qth order error convergence rates, where q is only limited by the smoothness of the function. We conclude with a short discussion on the software developed during this research. Integraalrekening is een onderdeel van de wiskunde, in het bijzonder van de analyse. Integralen zijn wiskundige instrumenten waarmee bijvoorbeeld een lengte, een oppervlakte of een volume kan berekend worden. Het analytisch “oplossen” van de integraal komt neer op het zoeken naar een primitieve functie. Wanneer de primitieve functie niet op triviale wijze bepaald kan worden, kunnen technieken zoals integratie door substitutie of partiële integratie helpen om de integraal te veranderen naar een vorm die wel gemakkelijker toelaat de primitieve functie te bepalen. Als echter ook deze oplossingstechnieken geen soelaas bieden, moet men zich wenden tot numerieke integratiemethodes, de zogenaamde kwadratuur of kubatuurregels. Typisch maken deze methodes gebruik van een al dan niet gewogen som van functiewaardes om een benadering voor de exacte waarde van de integraal te bepalen. Bij integralen van hoge dimensie wordt het omwille van de vloek van de dimensionaliteit echter moeilijk om gebruik te maken van de traditionele kubatuurregels. Men berekent hoogdimensionale integralen daarom vaak met zogenaamde Monte Carlo methodes. De benadering voor de integraal wordt dan gevonden als het gemiddelde van de functiewaardes in een aantal willekeurig gekozen punten. Een nadeel van Monte Carlo methodes is echter het feit dat de benaderingsfout slechts traag afneemt bij een toenemend aantal punten. Met quasi-Monte Carlo (qMC) methodes probeert men sneller een betere benadering voor de integraal te bekomen. De willekeurige punten worden vervangen door punten die “beter dan willekeurig” verdeeld zijn en een specifieke, vaste structuur hebben. Soms stelt men bij qMC-puntenverzamelingen echter té veel structuur vast, wat dan weer nadelig is als de punten gebruikt worden voor integratie. Vervormingstechnieken proberen dit nadeel te verhelpen door de qMC-punten op een ingenieuze manier aan te passen en aldus hun kwaliteit te verbeteren. In dit werk worden bijdragen geleverd op het gebied van quasi-Monte Carlo methodes. Eerst wordt nagegaan hoe de convergentie van een welbepaald bemonsteringsalgoritme wijzigt wanneer willekeurige punten vervangen worden door qMC-punten. Daarna worden verschillende vervormingstechnieken computationeel bestudeerd. Verder worden snelle en geheugenefficiënte algoritmes opgesteld voor snel convergerende quasi-Monte Carlo integratietechnieken die gebruik maken van irrationale getallen. De voor al deze technieken ontwikkelde programmacode werd gebundeld in een software-bibliotheek.


Dissertation
Learning object metadata : an empirical investigation and lessons learned.
Authors: --- --- --- --- --- et al.
ISBN: 9789056828851 Year: 2008 Publisher: Leuven K.U.Leuven. Faculteit Ingenieurswetenschappen

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Reusability of learning objects is expected to noticeably elevate the creation of online learning material, and several repositories have been developed worldwide to collect large sets of reusable learning objects. In traditional learning environments lessons are designed for a specific group of learners in a particular context, at considerable cost and effort. In the reusable learning object approach, a small-sized learning object may be created by one person, indexed into a repository and then found and reused, individually or by combining it with other objects, in another context by any number of people. This can significantly reduce the time and effort needed for the creation of learning content. However, creating instructional material from learning objects on a large scale requires access to large collections of learning objects. Metadata are used to describe learning objects in order to enable finding relevant content, using metadata schemas (Like the IEEE Learning Object Metadata standard – LOM). Metadata schemas also enable the exchange of learning object metadata between repositories. Repositories that conform to the same common metadata schema can exchange metadata instances between them. In this way, it becomes possible to create a course on, for instance, 'Global Warming' by combining objects (e.g., images, narrative texts, slides and audio and video clips) from more than one interconnected repository. The goal of this thesis was to investigate the real use of learning object metadata in learning object repositories. We studied the creation of metadata application profiles from existing metadata schemas, and the mapping of metadata profiles and legacy schemas into common schemas. The next step was to investigate the actual use made of metadata in learning object repositories during indexation and retrieval, and the usability of tools provided to enable the indexation and finding of learning objects. Tracking the use of the learning object itself is also one of the main issues covered in this thesis.


Dissertation
Energy efficient video transmission over multi-user wireless network.
Authors: --- --- --- --- --- et al.
ISBN: 9789056829926 Year: 2008 Publisher: Leuven K.U.Leuven. Faculteit Ingenieurswetenschappen

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

De efficiënte verzending van multimedia inhoud over draadloze netwerken is een essentieel onderdeel van toekomstige draadloze communicatie. Dienstverleningskwaliteit (dat we verder aanhalen onder de engelstalige benaming "Quality of Service" - QoS) voor reële-tijd videotransmissie wordt steeds kritischer, aangezien draadloze netwerken aanleiding geven tot foutieve datatransmissie en variërende performanties, voornamelijk in multi-gebruiker werkingscondities. Naast de QoS uitdaging, dient ook aandacht geschonken te worden aan laag vermogenverbruik in de ontplooiing van breedband draadloze connectiviteit voor batterij-gevoede, mobiele toestellen. Het objectief in dit doktoraat bestaat erin technieken te ontwikkelen die ontwerpproblemen oplossen voor draadloze videotransmissie onder dynamisch variërende systeem en eindgebruiker beperkingen. Meestal worden data distributie en netwerk design onafhankelijk van elkaar bestudeerd, leidend tot suboptimale netwerk performanties. In dit doktoraatswerk daarentegen, worden draadloze videotransmissie design technieken voorgesteld, gebaseerd op een meerlaags OSI-stapel multi-disciplinaire optimalisatie. Reële-tijd oplossingen worden voorgesteld in verscheidene opstellingen en probleemformulaties. We introduceren eerst een ontwerpraamwerk voor efficiënte energie-QoS afwegingen. Het basisconcept van dit raamwerk laat toe het systeem adaptief te configureren naar allocatie van middelen en data herverdeling. We tonen aan dat de performantie van de video distributie over draadloze netwerken drastisch verbetert wanneer ook het dynamisch variërend gedrag van de video data in rekening wordt gebracht bij de optimalisatie. Gebruik makende van het bestaand optimalisatie werk rond de lagere lagen van de OSI stapel in draadloze systemen, introduceren we een meer aangepast video kwaliteitsmetriek in het raamwerk. We propageren dan de statistische karakteristieken van draadloze transmissie naar het multimedia domein en evalueren op probabilistische wijze de video kwaliteit van de doorgezonden videostromen. Deze stap laat toe bestaande optimalisatie schema's in lagere lagen van de OSI stapel van draadloze systemen naadloos te integreren in ons meerlaags OSI-stapel multidisciplinair optimalisatie raamwerk. Afhankelijk van de werkings/gebruikerscondities en -noden, herformuleren we tijdens de uitvoeringstijd de draadloze videotransmissie energie-QoS afweging naar verscheidene optimalisatie problemen, die opgelost worden a.d.h.v. lage complexiteit algorithmen. De systematische ontwerpmethodologie voorgesteld in dit doktoraatswerk kan toegepast worden in verscheidene, relevante opstellingen. Het raamwerk werd geinstantieerd in verscheidene applicatie contexten die berusten op verschillende video coderingsschema's en netwerk types, resulterend in een set van specifieke instantiaties onder een overkoepelend raamwerk. Onze performantie studie toont aan dat de voorgestelde oplossingen energiewinsten boeken in goede netwerk transmissie condities, en significante kwaliteitsverbeteringen geven bij slechte kanaal- en/of gesatureerde netwerk condities. Efficient delivery of multimedia content over wireless networks is essential to future wireless communication. Quality of Service (QoS) provision for real-time video transmission is becoming more and more critical, as wireless networks are affected by highly error-prone and time-varying conditions, especially when a lot of users interact. Besides this QoS challenge, ensuring low-power consumption is becoming imperative to enable the deployment of broadband wireless connectivity for battery-operated mobile devices. The objective of this PhD is to develop techniques that address system design problems for wireless video communication with dynamically changing user requirements and under different system constraints. Content distribution and network engineering are traditionally studied separately, which leads to suboptimal network performance. In this thesis, on the contrary, techniques are proposed to design wireless video transmission systems based on crosslayer multidisciplinary optimization. Fast run- time solutions are also proposed according to the different setups and problem formulations. We first introduce a design framework to achieve an effective energy-QoS trade-off. The basic concept of this framework is to adaptively configure the system to optimally allocate the resources and schedule the data. We show that the performance of multi-user video streaming over wireless networks significantly improves by taking the dynamic variation of the video content into explicit consideration. Relying on the optimization work existing in the PHY and MAC layer of the wireless systems, we introduce a well-matched video quality metric into the framework. We then propagate the statistical wireless transmission properties into the multimedia domain, and evaluate probabilistically the transmitted video quality. This step allows a smooth integration of the solutions existing in low-layer of the OSI stack into our cross-layer energy efficient video transmission framework. Depending on different working/user conditions and requirements, we formulate the run-time resource allocation and scheduling schemes into different optimization problems and solve them by low complexity algorithms. The systematic design methodology proposed in this thesis is shown to be applicable to various relevant setups. The framework is applied to the contexts of both precoded video streaming and conversational applications. Different video coding schemes (e.g. Motion JPEG2000, wavelet version scalable video coding, H.264/AVC and H.264/MPEG-4 extended SVC) and network types (with both slow and fast dynamics) are considered, which results in a set of specific instantiations under the umbrella of a generally applicable framework. Our performance study shows that the proposed solutions save energy on good network environments, and achieve significant quality gains on bad channels or under heavily overloaded network conditions. karakteristieken van draadloze transmissie naar het multimedia domein en evalueren op probabilistische wijze de video kwaliteit van de doorgezonden videostromen. Deze stap laat toe bestaande optimalisatie schema's in lagere lagen van de OSI stapel van draadloze systemen naadloos te integreren in ons meerlaags OSI-stapel multidisciplinair optimalisatie raamwerk. Afhankelijk van de werkings/gebruikerscondities en -noden, herformuleren we tijdens de uitvoeringstijd de draadloze videotransmissie energie-QoS afweging naar verscheidene optimalisatie problemen, die opgelost worden a.d.h.v. lage complexiteit algorithmen. De systematische ontwerpmethodologie voorgesteld in dit doktoraatswerk kan toegepast worden in verscheidene, relevante opstellingen. Het raamwerk werd geinstantieerd in verscheidene applicatie contexten die berusten op verschillende video coderingsschema's en netwerk types, resulterend in een set van specifieke instantiaties onder een overkoepelend raamwerk. Onze performantie studie toont aan dat de voorgestelde oplossingen energiewinsten boeken in goede netwerk transmissie condities, en significante kwaliteitsverbeteringen geven bij slechte kanaal- en/of gesatureerde netwerk condities. low-layer of the OSI stack into our cross-layer energy efficient video transmission framework. Depending on different working/user conditions and requirements, we formulate the run-time resource allocation and scheduling schemes into different optimization problems and solve them by low complexity algorithms. The systematic design methodology proposed in this thesis is shown to be applicable to various relevant setups. The framework is applied to the contexts of both precoded video streaming and conversational applications. Different video coding schemes (e.g. Motion JPEG2000, wavelet version scalable video coding, H.264/AVC and H.264/MPEG-4 extended SVC) and network types (with both slow and fast dynamics) are considered, which results in a set of specific instantiations under the umbrella of a generally applicable framework. Our performance study shows that the proposed solutions save energy on good network environments, and achieve significant quality gains on bad channels or under heavily overloaded network conditions.


Dissertation
Fabrication and characterization of SOI Multiple-Gate field effect transistors with high-k dielectrics and metal gates.

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Er wordt een voortdurende inspanning geleverd om de afmetingen van transistoren te verkleinen en zo hun integratiedichtheid te verbeteren. Hierbij is het belangrijk dat de productiekosten zo laag mogelijk blijven. Echter, door deze verkleining zijn sommige parasitaire effecten dominant geworden en de performantie verbetering ligt dan ook lager dan wat verwacht wordt. In deze thesis zullen twee problemen, inherent aan de transistorverkleining, besproken worden: het gebruik van zeer korte kanalen brengt een verlies aan elektrostatische controle van de poortelektrode over de inversielaag in het kanaal met zich mee. Dit wordt ook 'Drain Induced Barrier Lowering' genoemd en leidt tot het 'Korte Kanaal Effect' (KKE). Daarnaast bereikt de dikte van het poortdiëlektricum stilaan de limiet van enkele atoomlagen en dit veroorzaakt een dramatische toename in de tunnel lekstroom. In deze context kunnen nieuwe architecturen zoals de 'Multiple-Gate FET' (MuGFET) helpen om de strenge eisen die gesteld worden aan de dikte van high-k diëlektrica te verlichten. In deze transistoren kan een betere elektrostatische controle verkregen worden door een dun silicium kanaal te omsluiten door twee of meer poortelektrodes. Een significante reductie van het KKE kan bereikt worden door het verminderen van de afstand tussen de poortelektrodes (d.w.z. door het verdunnen van de silicium film). Op deze manier is een aanzienlijke verdunning van het poortdiëlektricum niet meer nodig. Dit proefschrift behandelt de fabricatie van poortelektroden met high-k diëlektrica en metaal en de karakterisering ervan in fully depleted triple-gate FETs, gemaakt in Silicon-On-Insulator (SOI) substraten. Het doel is om te bepalen in welke mate de integratie van deze poortelektroden een impact kan hebben op de werkfunctie van triple-gate FETs. Voor de werkfunctie extractie werd een nieuwe methode ontwikkeld, welke in staat is om gelijktijdig rekening te houden met de aanwezigheid van high-k diëlektrica en het ontbreken van een substraatcontact, typisch voor SOI transistoren. Hiervoor werd aangetoond dat de afhankelijkheid van de MOSFET bandenstructuur en de tunnel lekstroom universeel is. Daarnaast werden verschillende methoden voorgesteld en geanalyseerd om de werkfunctie in triple-gate FETs te controleren en af te stellen. In een laatste deel werden de gevolgen bestudeerd van de spanning, veroorzaakt door de poortelektrode, op de prestaties van een geïsoleerde triple-gate FET. Continuous effort is being done for scaling the transistors dimensions and improve their integration density while keeping their fabrication costs as low as possible. Revealed by this continued scaling, some parasitics phenomena become dominant and make the improvement lower than what is projected. In this thesis, two issues inherent to this scaling are addressed: first, agressively scaled gate lengths cause a loss in electrostatic control of the inversion layer by the gate, also known as 'Drain Induced Bias Lowering' and results in a well-known 'Short Channel Effect'. Second, the continuous gate oxide thickness reduction brings the gate stacks to the limit of several atomic layers of dielectric, which causes a dramatic increase in gate tunneling leakage. This gate leakage degradation can be limited by considering gate dielectrics with a higher relative permittivity than SiO2. In this context, original architectures like the ’Multiple-Gate FETs’ (MuGFETs) can help to put less stringent requirements on the high-k dielectric thickness. In these devices, better channel confinement is obtained by encapsulating the silicon film between two or more gates. Excellent SCE control is achieved by reducing the distance between the gates (i.e. thinning the Si film). Therefore, the SCE control can be maintained without having to invest considerable effort in thinning the gate dielectric. The thesis addresses the processing of high-k dielectrics/metal gate electrodes and their characterisation on fully-depleted triple-gate FETs on SOI. The goal is to determine to which extent the integration of such electrodes can have an impact on the gate work function of triple-gate FETs. For this purpose, a method for work function extraction has been developped, which is able to cope simultaneously with the presence of high-k dielectrics and the absence of a bulk contact (SOI). To do so, the universality of the dependence between the band structure of a MOSFET and its gate tunneling leakage response is demonstrated. In addition, several methods for controlling and tuning the work function in triple-gate FETs with metal gates are presented and analysed. Last, a study dedicated to the impact of gate-induced strain on the performance of an isolated triple-gate FET is also included. Er wordt een voortdurende inspanning geleverd om de afmetingen van transistoren te verkleinen en zo hun integratiedichtheid te verbeteren. Hierbij is het belangrijk dat de productiekosten zo laag mogelijk blijven. Echter, door deze verkleining zijn sommige parasitaire effecten dominant geworden en de performantie verbetering ligt dan ook lager dan wat verwacht wordt. In deze thesis zullen twee problemen, inherent aan de transistorverkleining, besproken worden: het gebruik van zeer korte kanalen brengt een verlies aan elektrostatische controle van de poortelektrode over de inversielaag in het kanaal met zich mee. Dit wordt ook 'Drain Induced Barrier Lowering' genoemd en leidt tot het 'Korte Kanaal Effect' (KKE). Daarnaast bereikt de dikte van het poortdiëlektricum stilaan de limiet van enkele atoomlagen en dit veroorzaakt een dramatische toename in de tunnel lekstroom. In deze context kunnen nieuwe architecturen zoals de 'Multiple-Gate FET' (MuGFET) helpen om de strenge eisen die gesteld worden aan de dikte van high-k diëlektrica te verlichten. Continuous effort is being done for scaling the transistors dimensions and improve their integration density while keeping their fabrication costs as low as possible. Revealed by this continued scaling, some parasitics phenomena become dominant and make the improvement lower than what is projected. In this thesis, two issues inherent to this scaling are addressed: first, agressively scaled gate lengths cause a loss in electrostatic control of the inversion layer by the gate, also known as 'Drain Induced Bias Lowering' and results in a well-known 'Short Channel Effect'. Second, the continuous gate oxide thickness reduction brings the gate stacks to the limit of several atomic layers of dielectric, which causes a dramatic increase in gate tunneling leakage. This gate leakage degradation can be limited by considering gate dielectrics with a higher relative permittivity than SiO2. In this context, original architectures like the ’Multiple-Gate FETs’ (MuGFETs) can help to put less stringent requirements on the high-k dielectric thickness. This thesis addresses the processing of high-k dielectrics/metal gate electrodes and their characterisation on fully-depleted triple-gate FETs on SOI. The goal is to determine to which extent the integration of such electrodes can have an impact on the triple-gate FET performance in the DC range. To do so, the performances expected from two- and three-dimensional device simulation are compared to experimental DC data. When appropriate and relevant, material characterisation is performed in order to understand the link between the gate electrode's elemental composition and its electrical behavior.


Dissertation
Electrical characterization and modeling of Ge/III-V-dielectric interfaces.
Authors: --- --- --- --- --- et al.
ISBN: 9789460180200 Year: 2009 Publisher: Leuven K.U.Leuven. Faculteit Ingenieurswetenschappen

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Een combinatie van elektrische karakteriseringsmethoden om de passivatie van MOS-grensvlakken te evalueren werd onderzocht en aangepast voor Ge en III-V MOS transistoren. Dit laat toe om accurate feedback te geven om de kwaliteit van de grensvlakpassivatie te verbeteren, wat een sleuteluitdaging is bij de ontwikkeling van Ge en III-V MOSFET technologie. Ge en III-V MOSFET’s worden momenteel onderzocht omwille van hun hogere mobiliteit van de vrije ladingdragers dan voor Silicium, wat zou toelaten om de verdere schaling mogelijk te maken van CMOS circuits met behoud van een performantievoordeel. In dit werk werd de kwaliteit van de grensvlakpassivatie en de impact ervan op de eigenschappen van Si-gepassiveerde Ge MOSFET’s onderzocht. In het eerste deel wordt het admittantiegedrag van Ge en III-V MOS-capaciteiten uitgelegd, dat sterk verschilt van dat van Si. De MOS admittantie wordt beïnvloed op verschillende manieren wanneer het substraat en de grensvlakpassivatie gewijzigd worden. Er wordt aangetoond dat verschillende fenomenen die het admittantiegedrag beïnvloeden aanleiding kunnen geven tot ernstige onder- of overschattingen van de oppervlaktetoestandsdichtheid wanneer de conductantiemethode gebruikt wordt. Er wordt ook aangetoond dat deze problemen opgelost kunnen worden door de conductantiemethode aan te passen tot een full conductance methode. Daarnaast worden ook nieuwe methoden beschreven die toelaten zwakke Fermi-niveau pinning te onderscheiden van andere bronnen van C-V frequentiedispersie. Daarnaast wordt een gepulste Q-V/C-V techniek voorgesteld die de problemen oplost van de RF C-V methode en de gepulste C-V methode voor het opmeten van sub-nm EOT gate stacks. Ge MOS DLTS metingen werden geëvalueerd. Charge pumping karakteristieken van germanium MOSFET’s werden voor de eerste keer onderzocht en de geldigheid van de emissieniveautheorie werd bevestigd voor Ge MOSFET’s. Om de fractie van de gemeten vangcentra in de verboden energiezone van Ge te verhogen worden lage temperatuursmetingen voorgesteld en metingen met korte transitietijden. De Ge/Si/SiO2/HfO2 gate stack vertoont niet de voortreffelijke passivatie-eigenschappen van de Si/SiO2 gate stack. Voor het Si-gepassiveerde germanium grensvlak wordt er voorgesteld dat de toestanden in de valentiebandhelft een dubbele acceptor aard bezitten, en veroorzaakt worden door de aanwezigheid van Ge segregatie bij het Si/SiO2 grensvlak. Toestanden in de conductiebandhelft zijn daarentegen van een acceptor type. De reductie van de Ge segregatie leidt tot beter gepassiveerde grensvlakken voor dunnere Si lagen en wanneer een lage temperatuur precursor gebruikt wordt voor Si groei. Het gedrag van de drempelspanning wordt uitgelegd door de aanwezigheid van de oppervlaktetoestanden. Er wordt aangetoond dat controle van de drempelspanning geen significant probleem is voor Si-gepassiveerde Ge pMOSFET’s. De invloed van de aanwezige oppervlaktetoestanden op de variabiliteit van de drempelspanning en op de helling in het zwakke inversie gebied werd onderzocht. Drie fenomenen veroorzaken een degradatie van de geëxtraheerde mobiliteit: een onderschatting door stretch-out effecten ten gevolge van oppervlaktetoestanden, remote phonon verstrooiing, en Coulomb verstrooiing door oppervlaktetoestanden.  De pMOS mobiliteit vertoont bovendien potentieel voor verbetering. De aanwezigheid van een hoge dichtheid van oppervlaktetoestanden legt ook de grote trends uit in de sterk gedegradeerde nMOS performantie. A combination of electrical characterization methods to evaluate MOS interface passivation quality is investigated and adapted for Ge/III-V MOS. This allows to provide accurate feedback for improving interface passivation, a key challenge in Ge/III-V MOSFET development. Ge/III-V MOSFETs are being considered to allow the further downscaling of CMOS circuits with a maintained performance benefit. The interface passivation quality and its impact on the properties of Si-passivated Ge MOSFETs is investigated. The admittance behavior of Ge and III-V MOS-capacitors, which can deviate strongly from Si/SiO2 admittance behavior, is explained. The MOS admittance is shown to be affected in several ways when the substrate and the interface passivation is altered. Several admittance behavior issues can incur large under- and overestimations of interface trap density for Ge/III-V MOS structures when using the conductance method. It is shown that these issues can be resolved by modifying the conductance method to a full conductance method. A method was developed which distinguishes weak Fermi level pinning from other sources of large C-V frequency dispersion. Other admittance based D it( E ) extraction techniques are evaluated for Ge/III-V MOS. A pulsed Q-V/C-V technique is introduced which solves the issues of the conventional pulsed C-V and RF C-V methods for sub-nm EOT gate stacks. Ge MOS DLTS measurements are evaluated. Charge pumping characteristics of germanium MOSFETs are investigated for the first time, and the validity of emission level theory is confirmed for Ge MOSFETs. To increase the measured fraction of traps in the bandgap low temperature measurements or transition times down to 6ns are needed for Ge MOS. Charge pumping results agree with full conductance results. The Ge/Si/SiO2/HfO2 gate stack does not show the excellent Si/SiO2 gate stack passivation properties. It is proposed that for the Si-passivated germanium interface, traps in the valence band half are of a double acceptor nature and are caused by the presence of surface segregated Ge at the Si/SiO2 interface. Traps in the conduction band half are of an acceptor nature. The reduction of Ge segregation leads to better passivated interfaces for thinner Si layers and when using the low temperature SilcoreTM precursor for Si layer growth. Threshold voltage behavior is explained by the interface traps. Threshold voltage control is found not to be a significant issue for Si-passivated Ge pMOSFETs. However, the present interface traps profoundly impact the threshold voltage variability and significantly influence the subthreshold slope. Three phenomena cause the extracted mobility (2.5x Si universal) to be reduced in Si-passivated pMOSFETs: a characterization bias due to stretch-out because of interface traps, remote phonon scattering, and interface trap Coulomb scattering. pMOS mobility shows promise for further improvement. The interface trap properties also explain the major trends in the highly degraded nMOS performance. De miniaturisering van MOSFET’s (“Metal Oxide Semiconductor Field Effect Transistors”), de elementaire elektrische schakelaar in chips, is de drijvende kracht achter de toenemende mogelijkheden van GSM’s, computers, en andere elektronica. De miniaturisering laat toe om meer schakelaars op een chip te zetten en die tegelijk ook sneller te laten werken. Bij een verdere miniaturisering zal het echter niet langer mogelijk zijn de MOSFET’s sneller te laten werken. Een oplossing voor dit probleem kan bekomen worden door de halfgeleider Si, waardoor de performantie van de MOSFET sterk bepaald wordt, te vervangen door halfgeleiders waarin de ladingdragers zich sneller kunnen bewegen: Ge en III-V halfgeleiders. Om MOSFET’s gebaseerd op Ge en III-V halfgeleiders te maken is het nodig om het grensvlak tussen de Ge of III-V halfgeleider en de bovenliggende isolator, het gatediëlektricum, te passiveren of defectvrij te maken, omdat deze defecten de ladingdragers afremmen en ook de MOSFET meer laten lekken. In dit werk werden technieken ontworpen om die grensvlakdefecten nauwkeurig op te meten met behulp van verschillende technieken. Het admittantiegedrag van Ge/III-V MOS capaciteiten werd in kaart gebracht en gebaseerd op dit gedrag werd een aangepaste conductantiemethode om de grensvlakdefecten op te meten ontworpen. Ook de charge pumping techniek werd in kaart gebracht en aangepast om grensvlakdefecten op te meten op Ge MOSFET’s. Met deze technieken was het mogelijk om de eigenschappen van IMEC’s Si-gepassiveerde Ge MOSFET’s uit te leggen en aanwijzingen te geven voor verdere verbeteringen.


Dissertation
Efficient automatic verification of loop and data-flow transformations by functional equivalence checking.

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Ontwerpers van digitale signaalverwerkings en/of wetenschappelijke toepassingen maken intensief gebruik van lus- en datastroomtransformaties om de performantie van hun computerprogramma’s op te drijven. De controle op de correctheid van dergelijke transformaties is zeer tijdsrovend. In deze thesis stellen we daarom een methode voor om automatische en op een effici¨ente wijze de functionele equivalentie tussen het originele en het getransformeerde programma na te gaan. Lus- and datastroomtransformaties worden veelvuldig gebruikt door ontwerpers van ingebedde systemen. Ze verminderen immers de benodigde geheugenruimte en laten toe om dezelfde performantie met een lagere processorsnelheid te halen. In een typisch ontwerp, kiezen de designers op basis van de originele, niet geoptimaliseerde code een aantal mogelijke transformaties uit om hierop uit te voeren. De keuze van welke transformaties ze gebruiken, hangt in sterke mate af van de beoogde processor- en geheugenarchitectuur. Deze afhankelijkheid maakt het erg moeilijk voor hedendaagse compilers om de juiste transformaties automatisch uit te kiezen en uit te voeren. Dergelijke transformaties moeten daarom nog steeds manueel toepast worden, al dan niet met computerondersteuning. Dit houdt in dat het getransformeerde programma geverifi¨eerd moet worden. Hiervoor vertrouwen ontwerpers meestal op simulaties. Deze tijdsrovende simulatie-gebaseerde verficatie laat echter niet toe met zekerheid te garanderen dat het getransformeerde programma volledig foutvrij is. In deze verhandeling willen we net dit laatste probleem oplossen. Deze verhandeling presenteert daarom een methode om de functionele equivalentie tussen twee programma’s na te gaan. De methode richt zich tot programma’s en transformaties in de context van digitale signaalverwerkings- en wetenschappelijke toepassingen. De procedures in deze klasse van programma’s zijn erg “array-intensief”, maken gebruik van stapsgewijze affiene expressies als index of bovengrens van referenties naar arrays, en hebben een statische controlestroom. Tenslotte benut de voorgestelde methode de enkelvoudige toekenningsvorm in deze programma’s. In onze methode stellen we het originele en getransformeerde programma voor op basis van de data- en operatorafhankelijkheden tussen de elementen van de invoer- en uitvoersvariabelen. Vervolgens gaan we de functionele equivalentie na tussen de modellen van de originele code enerzijds en van de getransformeerde code anderzijds. Door gebruik te maken van waarde-gebaseerde afhankelijkheden kan de methode equivalentie nagaan tussen twee verzamelingen van waarden die overeenkomen met de punten uit de datastroom van de twee programma’s in kwestie. Indien het getransformeerde programma niet equivalent blijkt te zijn met het originele programma, dan genereert onze methode een lijst van de locaties in het getransformeerde programma waar de potentiele fout zou kunnen zitten. De effici¨entie van de methode wordt ge¨ıllustreerd door middel van een prototype implementatie en de uitvoering ervan op verschillende realistische en veel-voorkomende programma’s. Automatic and efficient verification of loop and data-flow transformations commonly applied while optimizing digital signal processing and scientific computing programs is feasible by functional equivalence checking of the original and transformed programs. Application of transformations, in general, is known to enable efficient implementation of programs. For resource constrained embedded systems, however, transformations are essential to meet the stringent constraints on the power consumption and performance of the implementation. The choice of relevant transformations depends here on the target processor and memory architecture. Hence compilers are often not able to apply such transformations, leaving them to be applied either manually or using transformation tools. This necessitates verification of the correctness of the transformed program. At present, the verification is being done by simulation-based testing. But testing is very time-consuming, often inconclusive and calls for additional effort for debugging. To overcome these limitations, this dissertation presents a fully automatic and efficient functional equivalence checking method for formal verification of the transformed program against the original. The presented equivalence checking method targets a class of programs and transformations that is common in the domain of digital signal processing and scientific computing applications. Most importantly, in these applications, program routines subject to transformations are typically array intensive, with piecewise affine expressions to index and bound the references to arrays, and have static control-flow. The method is based on a model that represents the data and operator dependencies between the elements of the output and the input variables relying on the single assignment form of the program. It is able to check equivalence of models of the original and the transformed programs that are related through a combination of global loop and data-flow transformations. Reasoning with value-based dependencies, it establishes equivalences between sets of values in corresponding points in the data-flow of the two programs. When the transformed program fails to pass the check, it generates feedback on the possible locations of errors in the program. A prototype implementation of the method demonstrates its efficiency on real-life program pairs.

Listing 1 - 10 of 35 << page
of 4
>>
Sort by