Listing 1 - 10 of 12 | << page >> |
Sort by
|
Choose an application
Choose an application
Choose an application
Dit onderzoek richt zich op de rol en impact van procedurele doelen in het wiskundeonderwijs, met specifieke aandacht voor hun integratie in de lessen wiskunde en het leerproces van studenten. Deze doelen hebben als mededeling ‘Het is niet de bedoeling om deze rubriek als een apart gegeven te benaderen: de leraar heeft de vrijheid en verantwoordelijkheid om onderstaande doelen breed en strategisch in te zetten en te combineren met doelen uit de inhoudelijke rubrieken.’ Procedurele doelen in wiskunde verwijzen naar de stapsgewijze vaardigheden en strategieën die nodig zijn om wiskundige problemen op te lossen, variërend van eenvoudige berekeningen tot complexe opgaves. Dit zorgt voor volgende onderzoeksvraag ‘Hoe kunnen procedurele doelen concreet toegepast worden in de lessen wiskunde?’ Dit wordt onderzocht met behulp van volgende deelvragen ‘Wat zijn procedurele doelen?’, ‘Hoe verschillen deze van inhoudelijke doelen?’, ‘Hoe worden procedurele doelen nu toegepast?’ en ‘Op welke manier is er ruimte voor verbetering?’. De literatuurstudie verduidelijkt de cruciale rol van procedurele doelen in het ontwikkelen van wiskundige bekwaamheid en het bevorderen van wiskundig denken bij leerlingen. Het benadrukt het belang van het expliciet aanleren en oefenen van procedurele vaardigheden als fundamenten voor conceptueel begrip en probleemoplossend vermogen in wiskunde. Het onderzoek wordt uitgevoerd door middel van observaties van wiskundelessen en enquêtes onder wiskundeleraren om inzicht te krijgen in hun benaderingen en praktijken met betrekking tot procedurele doelen. De resultaten tonen aan dat leraren een scala aan methoden en strategieën gebruiken om procedurele vaardigheden te onderwijzen, waaronder directe instructie, geleide oefeningen en differentiatie naar behoefte van de leerlingen. De ontwikkelde materialen kunnen hierop een aanvulling zijn. De bevindingen van dit onderzoek dragen bij aan het begrip van de effectiviteit van procedurele doelen in het wiskundeonderwijs en benadrukken het belang van een gebalanceerde benadering die zowel procedurele vaardigheden als conceptueel begrip omvat. Het biedt aanbevelingen voor leraren om procedurele doelen op een doelgerichte en inclusieve manier te integreren in het wiskundeonderwijs, met als uiteindelijk doel het bevorderen van wiskundig succes en zelfvertrouwen bij alle studenten.
Choose an application
De laatste jaren wordt er meer en meer aandacht besteed aan jongeren met ontwikkelings- of leerproblemen. Vaak worden enkel de jongeren met een achterstand hierbij bekeken, de jongeren met een voorsprong worden vaak vergeten. Daarom stelde het Sint-Pauluscollege in Waregem, waar er zeer veel cognitief sterke leerlingen zitten, de vraag wat er gedaan kan worden om deze leerlingen te kunnen helpen. Er moest gezocht worden naar een alternatief voor de alledaagse les, waarvoor sommigen vrijstellingen hebben. Zodat deze leerlingen met een voorsprong toch uitgedaagd worden. Zo kwamen wij bij onze onderzoeksvraag: Hoe moet een leerpad vectorleer worden opgebouwd om te differentiëren bij CSF-leerlingen? Waarom een leerpad over vectoren? Dit is een relatief nieuw stuk theorie in het secundair onderwijs. Het is wel aanwezig, maar op een minieme manier. Daarom leek dit een interessant thema om uit te werken in een online leerpad voor de jongeren. Voordat dit plan gerealiseerd kon worden, moesten enkele dingen onderzocht worden. Bijvoorbeeld: Waarom is differentiatie bij CSF-leerlingen belangrijk? Welke vorm moet het leerpad hebben? Welke inhouden komen er in het leerpad? Hoe kan de effectiviteit gecontroleerd worden? Wat is de rol van de leraar? Dit werden snel de 5 deelvragen van de onderzoeksvraag. Om de bovenstaande vragen te beantwoorden zijn er verschillende stappen doorlopen, onder andere een literatuurstudie gemaakt, op observatie gegaan in een klas met CSF-leerlingen, een eerste versie van het leerpad gemaakt en uitgetest, een enquête verstuurd bij de test van het leerpad… Bij het laatste kwamen snel een aantal problemen naar voren: het leerpad moest aantrekkelijker zijn, de aanbreng van oefeningen moest op een compleet andere manier… Na wat aanpassingen is er nu een online theoretisch leerpad in OneNote en een aparte oefeningenbundel in Word. Onze 3 grootste voorwaarden zijn hierbij ook voldaan: de CSF-leerlingen kunnen zowel het leerpad als de oefeningenbundel compleet zelfstandig doorlopen. Het leerpad, maar vooral de oefeningen zijn aantrekkelijk gemaakt voor de leerlingen en deze oefeningenbundel controleert de effectiviteit van het leerpad. Als conclusie kan er wel gesteld worden dat de onderzoeksvraag beantwoord is. Het leerpad is goed opgebouwd om te differentiëren bij CSF-leerlingen. Het belangrijkste hierbij blijft: de differentiatie moet aantrekkelijk en interessant zijn voor de leerlingen. Anders zullen ze niet gemotiveerd geraken of blijven om alles zelfstandig te doorlopen. Er is in de toekomst nog ruimte voor uitbreiding en verbeteringen. Dit kan in eerste instantie de vorm aannemen van extra hoofdstukken, verdiepende oefeningen en een evaluatiemogelijkheid.
Choose an application
De laatste jaren wordt er meer en meer aandacht besteed aan jongeren met ontwikkelings- of leerproblemen. Vaak worden enkel de jongeren met een achterstand hierbij bekeken, de jongeren met een voorsprong worden vaak vergeten. Daarom stelde het Sint-Pauluscollege in Waregem, waar er zeer veel cognitief sterke leerlingen zitten, de vraag wat er gedaan kan worden om deze leerlingen te kunnen helpen. Er moest gezocht worden naar een alternatief voor de alledaagse les, waarvoor sommigen vrijstellingen hebben. Zodat deze leerlingen met een voorsprong toch uitgedaagd worden. Zo kwamen wij bij onze onderzoeksvraag: Hoe moet een leerpad vectorleer worden opgebouwd om te differentiëren bij CSF-leerlingen? Waarom een leerpad over vectoren? Dit is een relatief nieuw stuk theorie in het secundair onderwijs. Het is wel aanwezig, maar op een minieme manier. Daarom leek dit een interessant thema om uit te werken in een online leerpad voor de jongeren. Voordat dit plan gerealiseerd kon worden, moesten enkele dingen onderzocht worden. Bijvoorbeeld: Waarom is differentiatie bij CSF-leerlingen belangrijk? Welke vorm moet het leerpad hebben? Welke inhouden komen er in het leerpad? Hoe kan de effectiviteit gecontroleerd worden? Wat is de rol van de leraar? Dit werden snel de 5 deelvragen van de onderzoeksvraag. Om de bovenstaande vragen te beantwoorden zijn er verschillende stappen doorlopen, onder andere een literatuurstudie gemaakt, op observatie gegaan in een klas met CSF-leerlingen, een eerste versie van het leerpad gemaakt en uitgetest, een enquête verstuurd bij de test van het leerpad… Bij het laatste kwamen snel een aantal problemen naar voren: het leerpad moest aantrekkelijker zijn, de aanbreng van oefeningen moest op een compleet andere manier… Na wat aanpassingen is er nu een online theoretisch leerpad in OneNote en een aparte oefeningenbundel in Word. Onze 3 grootste voorwaarden zijn hierbij ook voldaan: de CSF-leerlingen kunnen zowel het leerpad als de oefeningenbundel compleet zelfstandig doorlopen. Het leerpad, maar vooral de oefeningen zijn aantrekkelijk gemaakt voor de leerlingen en deze oefeningenbundel controleert de effectiviteit van het leerpad. Als conclusie kan er wel gesteld worden dat de onderzoeksvraag beantwoord is. Het leerpad is goed opgebouwd om te differentiëren bij CSF-leerlingen. Het belangrijkste hierbij blijft: de differentiatie moet aantrekkelijk en interessant zijn voor de leerlingen. Anders zullen ze niet gemotiveerd geraken of blijven om alles zelfstandig te doorlopen. Er is in de toekomst nog ruimte voor uitbreiding en verbeteringen. Dit kan in eerste instantie de vorm aannemen van extra hoofdstukken, verdiepende oefeningen en een evaluatiemogelijkheid.
Choose an application
STEM is dankzij de hervorming van het secundair onderwijs in de 2de graad een domein. Dit wil zeggen dat verschillende studierichtingen onder het domein STEM vallen. Geen enkele studierichting heeft nog het vak STEM maar STEM wordt door alle gerelateerde vakken gedragen. Denk hierbij aan het vak wiskunde, fysica, biologie of chemie. Elk gerelateerd vak moet dus met andere woorden de leerstof die ze zien toepassen in een STEM-context. De leerkrachten van deze STEM-gerelateerde vakken moeten volgens de nieuwe leerplannen aan STEM doen binnen hun vak. Vaak zijn deze mensen niet of nauwelijks opgeleid voor hun nieuwe taak. Van het ene schooljaar op het andere schooljaar moeten ze een STEM-project maken zonder enige voorkennis. En hier wringt de schoen. Veel STEM-projecten worden gemaakt door de leerkrachten zelf. Deze zelfgemaakte projecten botsen dan vrij vaak op dezelfde knelpunten. De knelpunten zijn dan ook vaak de oorzaak dat de leerlingen de link tussen het vak en het project niet goed zien. Dit is juist het tegenovergestelde van wat de Overheid wou bereiken. De bedoeling van de hervorming is juist om geïntegreerd STEM-onderwijs zo goed mogelijk na te streven en dat is niet wat werkelijk gebeurt. Om deze problematiek aan te pakken stel ik de volgende vraag: ‘Op welke manier kan ik de STEM-didactiek in de 2de graad verbeteren?’ Ik wil dus dankzij deze bachelorproef een oplossing kunnen bieden voor de knelpunten die zich voordoen in het werkveld. Als eerste ben ik gestart om de didactiek van STEM te onderzoeken. Dit heb ik gedaan door STEM te bekijken volgens verschillende standpunten. Ik ben gestart bij het standpunt van de Vlaamse Overheid. Wat was de visie van de Vlaamse Overheid in het begin en wat is de visie nu? Welke verschillende zaken en problemen hebben zich in de tussentijd voorgedaan? Daarna heb ik dieper gegraven omtrent de praktijk van STEM. Hoe wordt STEM volgens de theorie toegepast in het werkveld? Hiervoor heb ik bepaalde studies en onderzoekwebsites geraadpleegd. Eenmaal het theoretisch onderzoek voltooid was, ben ik gaan kijken naar de praktijk zelf. Samen met Amber Vercarre heb ik een enquête gestuurd naar verschillende scholen in onze provincie. In deze enquête bevragen we verschillende STEM-leerkrachten over hun ervaring in het werkveld. Natuurlijk komen ook de problemen en knelpunten aan bod. Uit deze kleine enquête zijn toch wel een paar opvallende zaken gebleken. Een van de grootste knelpunten was het gebruik van wiskunde in de STEM-praktijk. Veel leerkrachten hadden moeite om in hun zelfgemaakte projecten wiskunde goed te integreren. Met deze informatie ben ik aan de slag gegaan. Om een antwoord te bieden om mijn onderzoeksvraag: ‘Op welke manier kan ik de STEM-didactiek in de 2de graad verbeteren?’ heb ik verschillende suggesties gemaakt om wiskunde toe te passen in de praktijk. Deze suggesties zijn specifiek gemaakt voor de leerkrachten van de STEM-gerelateerde vakken zelf. Ze bieden inspiratie voor de leerkracht. Ze laten, aan de hand van voorbeelden, zien hoe je de geziene leerstof van wiskunde (2de graad) kan toepassen in een STEM-context. Met deze suggesties wil ik een antwoord kunnen bieden op de problemen die zich voordoen in het werkveld.
Choose an application
Bij de keuze voor de onderzoekslijn, werd er rekening gehouden met de onderwijsvakken, wiskunde en informatica. Na overleg met mevrouw Lippens, was de keuze snel gemaakt om rond het vak informatica te werken. De onderzoekslijn, STEM-methodieken, werd eerst gekozen door de mogelijke link met wiskunde, maar het werd iedereen snel duidelijk dat de toepassingen vooral in het informatica aspect lagen. De Vlaamse Digisprong is een begrip dat werd ingevoerd door minister Ben Weyts. Beknopt wil dit zeggen dat de Vlaamse scholen moeten streven naar kwaliteitsvolle digitalisering in het onderwijs. Concreet houdt dit in dat elke school moet voldoen aan volgende eisen: toekomstgerichte en veilige ICT-infrastructuur, doeltreffend ICT-schoolbeleid, ICT-competente leerkrachten en lerarenopleiders en aangepaste digitale leermiddelen. STEM-leerkrachten staan hierdoor meer dan ooit tevoren voor een uitdaging. Sinds de Vlaamse Digisprong, is de digitalisering van het onderwijs in spoedtempo verlopen. Het gebruik van laptops is een essentieel onderdeel geworden van het onderwijs. Dit wordt ook aangemoedigd met de aanpassingen aan het leerplan en met het invoeren van het gemeenschappelijk ICT-leerplan. Het grote probleem hier: niet alle leerkrachten zijn even ICT-vaardig. Het leren omgaan met nieuwe software is ook zo’n vaardigheid die de leerkrachten moeten meegeven met hun leerlingen, maar dit is niet evident wanneer ze hier zelf niet mee vertrouwd zijn. De overheid biedt hier ook heel weinig ondersteuning aan. Naast de uitdagingen die komen kijken bij de Vlaamse Digisprong en het gebrek aan ondersteuning, dienen ze ook leerlingen warm te maken voor STEM en voor eventuele vervolgopleidingen. Aangezien STEM een relatief nieuw vak is, blijkt het heel moeilijk om eigen materiaal en ondersteuning te bieden aan de leerlingen. Het onderzoek moest leerkrachten en leerlingen meer ondersteuning bieden zodat ze samen kunnen streven naar het volbrengen van de doelen van de STEM-agenda 2030. Er moest een antwoord komen op de vraag: ‘Hoe kunnen Vlaamse leerkrachten van de 1ste en 2de graad ondersteund worden m.b.v. ICT-tools in het STEM-proces?’ Dit werd gedaan d.m.v. een antwoord te geven op 7 concrete deelvragen. Deze vragen bespraken welke tools reeds gebruikt werden voor elke fase van het STEM-proces en hoe we leerkrachten beter kunnen begeleiden bij het gebruik van elke tool. Om een antwoord te krijgen op deze vragen en een beeld te krijgen van de noden van de STEM-leerkrachten, werd er een enquête opgemaakt. Deze werd voor de zomer van 2022 uitgestuurd en opnieuw bij aanvang van het nieuw schooljaar in 2022. Bij het analyseren van de antwoorden werd vrij snel duidelijk waar veel nood aan was: duidelijke instructies en meer tijd. Om leerkrachten hierbij te ondersteunen, werd er besloten om verschillende tools te centraliseren op een informatieve en interactieve website, waar verschillende tools toegelicht worden per deel van het STEM-proces. Er werd met 2 personen gewerkt aan dit onderzoek, het eerste deel van de website is klaar en de website is operationeel, maar is inhoudelijk nog niet volledig. Dit zal pas het geval zijn in mei 2023. Dan zal de website uitgestuurd worden naar verschillende scholen in de hoop dat er gebruik van zal gemaakt worden in de klassen. Indien er voldoende succes is en de website voldoende gebruikt worden, zal deze ook geprofessionaliseerd worden met een eigen web domein, een eigen URL dat niet gebruikt wordt van gratis te gebruiken s
Choose an application
Aan de hand van een ontwerponderzoek hebben we drie verschillende werkvormen van co- teaching uitgetest tijdens de lessen wiskunde. Dit in zowel de eerste als tweede graad, want we onderzoeken welke werkvormen er per graad het beste werken (tijdens de wiskundelessen). Eerst en vooral zijn we gestart met opzoekingswerk. Aan de hand van literatuurstudie, onze ervaringen in het lesgeven van het vak wiskunde en de ervaringen in co-teaching van leerkrachten wiskunde. Na van deze onderzoeksfase zijn we gestart met de ontwerpfase. In de ontwerpfase hebben we lessenreeksen opgesteld voor de drie verschillende werkvormen. Elke werkvorm werd voor twee weken uitgestest in een klas van de eerste en een klas van de tweede graad. Na elke werkvorm werd er geëvalueerd. Op deze manier werd de tweede werkvorm aangepast aan de hand van de werkpunten van de eerste werkvorm. De eerste werkvorm is een voorbeeld van parallel co-teaching waarbij de groepen volledig ingedeeld worden aan de hand van een voorkennistest. Ook de tweede werkvorm is een voorbeeld van parallel co-teaching, maar hierbij werden de groepen opgedeeld aan de hand van een voorkennistest, de eigen inschatting van de leerling en de inschatting van de leerkrachten. De derde werkvorm is een voorbeeld van alternatief co-teachen. Deze groepen werden volledig bepaald door de leerkrachten. Nadat we deze drie werkvormen (elk twee weken) hadden uitgetest, kon de evaluatiefase beginnen. We hebben op verschillende manieren gegevens verzamelt om dan conclusies te kunnen trekken. De leerlingen hebben na elke werkvorm een enquête ingevuld, de stagiair/onderzoeker heeft geobserveerd en geparticipeerd en de leerkrachten hebben hun bevindingen besproken. We kunnen besluiten dat de derde werkvorm, alternatief co-teachen, de beste werkvorm was voor zowel de eerste als tweede graad. De leerlingen halen hier heel veel voordelen uit, maar jammer genoeg is dit de minst haalbare werkvorm. Er zijn namelijk drie leerkrachten nodig (afhankelijk van de grootte van de klasgroep) om deze werkvorm correct te kunnen uitvoeren. De tweede werkvorm was een goed alternatief, zeker voor de eerste graad. Deze werkvorm is wel haalbaar in het huidige onderwijsklimaat. Deze werkvorm lukt alleen maar indien je hoofdstuk verderbouwt op een eerder gezien onderdeel. Anders kan je geen gepaste voorkennistest opstellen voor het hoofdstuk. Ook de leerlingen van de tweede graad antwoordden positief op de stellingen, maar gaven aan dat ze het sociale aspect van een grote klasgroep misten. Dit was iets waar wij geen rekening mee hadden gehouden. De eerste werkvorm is het minst aan te raden. Hier heb je een grote kans dat de groepen niet correct ingedeeld worden. Daarom opteer je best voor extra aanpassingen die zijn doorgevoerd bij werkvorm 2. Deze besluiten kunnen we niet veralgemenen aangezien we slechts één testklas van de eerste en tweede graad hadden. De besluiten zijn dus gebaseerd op deze twee testklassen.
Choose an application
Aan de hand van een ontwerponderzoek hebben we drie verschillende werkvormen van co-teaching uitgetest tijdens de lessen wiskunde. Dit in zowel de eerste als tweede graad, want we onderzoeken welke werkvormen er per graad het beste werken (tijdens de wiskundelessen). Eerst en vooral zijn we gestart met opzoekingswerk. Aan de hand van literatuurstudie, onze ervaringen in het lesgeven van het vak wiskunde en de ervaringen in co-teaching van leerkrachten wiskunde. Na van deze onderzoeksfase zijn we gestart met de ontwerpfase. In de ontwerpfase hebben we lessenreeksen opgesteld voor de drie verschillende werkvormen. Elke werkvorm werd voor twee weken uitgestest in een klas van de eerste en een klas van de tweede graad. Na elke werkvorm werd er geëvalueerd. Op deze manier werd de tweede werkvorm aangepast aan de hand van de werkpunten van de eerste werkvorm. De eerste werkvorm is een voorbeeld van parallel co-teaching waarbij de groepen volledig ingedeeld worden aan de hand van een voorkennistest. Ook de tweede werkvorm is een voorbeeld van parallel co-teaching, maar hierbij werden de groepen opgedeeld aan de hand van een voorkennistest, de eigen inschatting van de leerling en de inschatting van de leerkrachten. De derde werkvorm is een voorbeeld van alternatief co-teachen. Deze groepen werden volledig bepaald door de leerkrachten. Nadat we deze drie werkvormen (elk twee weken) hadden uitgetest, kon de evaluatiefase beginnen. We hebben op verschillende manieren gegevens verzamelt om dan conclusies te kunnen trekken. De leerlingen hebben na elke werkvorm een enquête ingevuld, de stagiair/onderzoeker heeft geobserveerd en geparticipeerd en de leerkrachten hebben hun bevindingen besproken. We kunnen besluiten dat de derde werkvorm, alternatief co-teachen, de beste werkvorm was voor zowel de eerste als tweede graad. De leerlingen halen hier heel veel voordelen uit, maar jammer genoeg is dit de minst haalbare werkvorm. Er zijn namelijk drie leerkrachten nodig (afhankelijk van de grootte van de klasgroep) om deze werkvorm correct te kunnen uitvoeren. De tweede werkvorm was een goed alternatief, zeker voor de eerste graad. Deze werkvorm is wel haalbaar in het huidige onderwijsklimaat. Deze werkvorm lukt alleen maar indien je hoofdstuk verderbouwt op een eerder gezien onderdeel. Anders kan je geen gepaste voorkennistest opstellen voor het hoofdstuk. Ook de leerlingen van de tweede graad antwoordden positief op de stellingen, maar gaven aan dat ze het sociale aspect van een grote klasgroep misten. Dit was iets waar wij geen rekening mee hadden gehouden. De eerste werkvorm is het minst aan te raden. Hier heb je een grote kans dat de groepen niet correct ingedeeld worden. Daarom opteer je best voor extra aanpassingen die zijn doorgevoerd bij werkvorm 2. Deze besluiten kunnen we niet veralgemenen aangezien we slechts één testklas van de eerste en tweede graad hadden. De besluiten zijn dus gebaseerd op deze twee testklassen.
Choose an application
Deze bachelorproef gaat over het integreren van het onderdeel “Computationeel denken” in de lessen wiskunde in de tweede graad van het secundair onderwijs. Onderzoeksvraag die daarbij hoort: Hoe kunnen de ICT-eindtermen voor computationeel denken kwaliteitsvol geïntegreerd worden in het vak wiskunde, zodat meer leerlingen de ICT-eindtermen voor computationeel denken bereiken?
Listing 1 - 10 of 12 | << page >> |
Sort by
|