Listing 1 - 9 of 9 |
Sort by
|
Choose an application
Op 31 december 1853 nodigde de Britse kunstenaar en natuurhistoricus Benjamin Waterhouse Hawkins een select kransje wetenschappers, journalisten en zakenlui uit voor een diner. Het zou echter niet zomaar een diner worden: het etentje vond plaats in de gietvorm van een iguanodon in het Londense Crystal Palace. Het diner in de dinosaurus werd een daverend succes en ontketende een ware dinomanie. Onze hedendaagse fascinatie voor dinosauriërs gaat voor een groot stuk terug op dat etentje in 1853. Cultuurgeschiedenis is al lang niet meer alleen de geschiedenis van kunst en literatuur. In Het diner in de dinosaurus maakt de lezer in 52 korte bijdragen kennis met ongewone feiten en wetenswaardigheden uit de nieuwe cultuurgeschiedenis. Guillotinekapsels, gemeentefusies, een kleine geschiedenis van het gefakete orgasme en de wetenschapper die nee zei tegen Mussolini, de verhalen maken het boek even divers als verrassend. De auteurs brengen zo een onmisbaar perspectief op talloze actuele debatten, of die nu gaan over de plaats van standbeelden of over de rol van wetenschappers in de samenleving.
History of civilization --- Western Europe --- cultuurgeschiedenis --- Cultural history --- 600 Cultuur
Choose an application
#MeToo heeft misbruik en consent in het midden van het maatschappelijk debat geplaatst. In dit boek gaan tien jonge historici uit Belgi&ë en Nederland op zoek naar parallelle vormen van wangedrag en toestemming in het verleden. Dat levert verrassende inzichten op die ons actuele beeld op het onderwerp verrijken.Dit boek stuurt bijvoorbeeld het idee bij dat wangedrag pas recent bespreekbaar werd en het verleden een duistere tijd was waarin toestemming altijd ontbrak. Tussen dwang en consent heeft altijd een grijze zone bestaan die aanleiding gaf tot maatschappelijke frictie.Consent bundelt diverse sprekende verhalen uit het verleden waar we ons vandaag aan kunnen spiegelen. De toegankelijk geschreven hoofdstukken gaan onder meer over toestemming van kinderen, vrouwen en mensen in slavernij in de Romeinse oudheid, over huwelijks- en seksuele consent in de late middeleeuwen, over intersekse personen in de vroegmoderne tijd, over keizersneden zonder en met toestemming van patiënten en echtgenoten in de 19de eeuw, over vrijwillige of gedwongen migratie en inburgering van de Molukse gemeenschap in Nederland in de jaren 1950, over de ervaringen van Nederlandse Playboy-modellen in de jaren 1980 en 1990 en over het hedendaags gebruik van lichamen en lichaamsdelen in musea.
Choose an application
Toegankelijke inleiding in de historische praktijk voor het secundair geschiedenisonderwijs. Was het dodelijke schot dat Gavrilo Princip op 28 juni 1914 afvuurde de rechtstreekse aanleiding voor het losbarsten van de Eerste Wereldoorlog? Moeten we de dieperliggende oorzaken voor de Groote Oorlog eerder in de militair-politieke dan wel in de economische sfeer zoeken? En wat met de rol van het toeval in dit alles? Deze en andere historische vragen werden doorheen de afgelopen eeuw uiteenlopend beantwoord. Die verschillende, zelfs rivaliserende representaties van voorbije fenomenen, hebben alles te maken met hoe historici geschiedenis schrijven. Via voorbeelden uit de historiografie over de Eerste Wereldoorlog biedt dit tweede volume in de reeks Historisch denken een toegankelijke inleiding in de historische praktijk. Per hoofdstuk krijgt de lezer verschillende didactische scenario's, toepasbaar in het secundair geschiedenisonderwijs. Tot slot gaat dit boek in op hoe het historisch metier een zinvolle en haalbare vertaling kan krijgen naar het vak geschiedenis.
930.2 --- 930.2 Methoden en technieken van de geschiedwetenschap --- Methoden en technieken van de geschiedwetenschap --- History as a science --- World history --- anno 1910-1919 --- Geschiedenis ; secundair onderwijs ; didactiek --- Wereldoorlog I --- C6 --- Opvoeding, onderwijs, wetenschap --- HISTORY / Study & Teaching. --- Historiography. --- History --- World War, 1914-1918 --- Study and teaching (Secondary). --- Study and teaching (Secondary) --- Geschiedenis ; didactiek --- Geschiedeniswetenschap --- Wereldoorlog I ; beeldvorming --- 927.5 --- Geschiedenis--didactiek --- Wereldoorlog I--beeldvorming --- Historical criticism --- Authorship --- Criticism --- Historiography --- Belgium --- historiografie --- Didactics of history --- Didactics of secundary education --- geschiedenisonderwijs --- Eerste Wereldoorlog --- oorlogen
Choose an application
Choose an application
Deze masterproef toont aan dat de Eerste Wereldoorlog een invloed heeft gehad op de ontwikkeling van het verpleegstersberoep aan het begin van de 20ste eeuw. Deze ontwikkeling kreeg gestalte in 1908, toen met een koninklijk besluit werd bepaald dat verpleegsters een certificaat van bekwaamheid moesten bezitten om hun beroep uit te oefenen. De Eerste Wereldoorlog zorgde echter voor een opkomst van nieuwe verpleegsters, ziekenhuizen, patiënten en technologische vooruitgang. Daarbij toont deze masterproef aan dat de oorlog een grotere rol heeft gespeeld bij de evolutie van het beroep dan tot nu toe gedacht werd. Dit onderzoek is uitgevoerd aan de hand van kronieken, dagboeken, leerboeken en artikels uit kranten en tijdschriften en toont de invloed van de oorlog op drie verschillende gebieden: De praktijken van de verpleegsters, het aanzien van het beroep en de rol van religie. De Eerste Wereldoorlog heeft een aanzienlijke invloed gehad op de praktijken van verpleegsters en het aanzien van het beroep en de vrouw als verpleegster. De technieken die in die leerboeken na de oorlog geïntroduceerd of verder uitgebreid werden, kunnen voor een groot deel teruggevoerd worden naar de factoren uit de Eerste Wereldoorlog. Bovendien blijkt uit dit onderzoek dat religie een complex gegeven is binnen het beroep. Hoewel religie nog steeds een grote rol speelde na de Eerste Wereldoorlog, had het voor de oorlog en vooral voor het besluit van 1908 meer invloed op het beroep dan in de periode erna. Dit blijkt uit het feit dat de religieuzen na de oorlog meer aandacht hadden voor de ‘nieuwe’ vorm van verpleging. Toch bleef de rol van religie altijd vrij sterk aanwezig. Dit was niet alleen het geval in kloosters, maar in de samenleving als geheel.
Choose an application
Choose an application
Deze masterproef focust op de artistieke werking van de Koninklijke Vlaamse Schouwburg (KVS) vanaf 1956 tot en met 1977. Hoe verhield een 'traditioneel' theatergezelschap als de KVS zich tot 'vernieuwing'? Met 'vernieuwing' worden repertoire en opvoeringspraktijken bedoeld, die blijk gaven van een andere omgang met theater. De keuze viel daarbij op een ruime benadering, die niet alleen focust op de interne werking van de KVS, maar ook inzichten verschaft in zijn brede betekenis in Brussel en Vlaanderen. Op deze manier draagt deze masterproef ook bij tot een beter begrip van het gehele Vlaamse theaterlandschap. Dit onderzoek heeft zodoende twee invalshoeken, die samenhangen met twee verschillende soorten bronnen. Vooreerst wordt gefocust op de productiezijde. Deze benadering steunt in grote mate op brieven en enkele vergaderingverslagen. De focus ligt zowel op de doelstellingen van Victor de Ruyter, die van 1956 tot 1972 directeur was, en zijn discours over de KVS. Wat voor soort theater moest de schouwburg in de visie van De Ruyter aanbieden? Daarnaast komen in dit luik ook de praktijken en ervaringen van toneelmedewerkers aan bod en de samenwerkingsverbanden van de KVS met andere theaters. Een tweede invalshoek, die van de receptie, plaatst de KVS in een breder perspectief. Aan de hand van artikelen in de culturele tijdschriften Kultuurleven en De Vlaamse Gids en recensies in dagbladen wordt duidelijk welke reputatie het Brusselse gezelschap tussen de jaren 1956 en 1977 had en welke betekenis de auteurs in algemene zin toekenden aan theater. De resultaten van dit onderzoek wijzen op het primaat van de traditie. Dat had voornamelijk met het zelfbeeld van de KVS te maken. De Brusselse schouwburg vervulde sinds zijn ontstaan op het einde van de negentiende eeuw de traditionele functie van een ontmoetingsplaats voor Vlamingen in het Franstalige Brussel. Een avondje theater had als doel de Vlamingen tot een hechte cultuurgemeenschap te maken. Bovendien stuurde de nationale overheid en later ook de Vlaamse cultuurministers aan op een tweedeling tussen de traditionele stadstheaters en experimentele theatergroepen. Het was ongepast dat de KVS, die een breed publiek moest aanspreken, zich zou inlaten met 'elitaire' experimenten. Tenslotte drongen vernieuwingstendensen met moeite door tot de KVS. Dat was in grote mate te wijten aan de starre organisatie van het Vlaamse en Brusselse theaterwezen. Het principe 'ieder voor zich' verhinderde artistieke interactie. Maar ook de KVS zelf gaf blijk van een provincialistische houding, omdat de nadruk in de artistieke werking vooral op het 'Vlaamse' karakter van de schouwburg lag. De KVS maakte in het midden van de jaren zestig een bloei door. Na de revolutiegolf in 1968 belandde de KVS echter vrij snel in een legitimiteitscrisis, omdat een nieuw discours de bovenhand over het vertoog over de 'Vlaamse' functie in Brussel kreeg. Theater kreeg een nieuwe maatschappelijk functie, het uitdragen van een standpunt over hedendaagse kwesties. Traditionele schouwburgen als de KVS, die een duidelijk profiel misten, werden kop van Jut in de Vlaamse pers. Ook liet een deel van het publiek het afweten, waardoor de KVS in een financiële crisis sukkelde. In 1972 was er duidelijk nood aan herbronning, maar het directeurschap van Buyl hield geen veranderingen in. De uitspraak van burgemeester Karel Buls tijdens de inhuldiging van de schouwburg in 1887 bleef de basis van zijn beleid uitmaken: 'Eigen kunst is eigen leven.'
Choose an application
Choose an application
In deze meesterproef wordt de ontwikkeling van plastische neuschirurgie in België aan de hand van medische literatuur onderzocht. Daarbij wordt er rekening gehouden met transnationale invloeden, en de manier waarop chirurgen hun operaties verantwoordden en in beeld brachten. Daarnaast wordt ook gekeken naar plastische chirurgie als iets artistiek, de schoonheidsidealen en visuele cultuur in tijdschriften en de oprichting van gespecialiseerd onderwijs. In het werk zal vooral gebruik gemaakt worden van twee Belgische tijdschriften, het Bulletin de Société Belge D’Otologie, de Rhinologie et de Laryngologie (1890- ...) en het Revue de Chirurgie Plastique (1931-1934), Revue de Chirurgie Structive (1935-1938). In het onderzoek wordt kort de geschiedenis van plastische chirurgie en plastische neuschirurgie gegeven, aangezien verschillende binnenlandse en buitenlandse factoren invloed konden hebben op de Belgische ontwikkeling van plastische chirurgie. Het net onafhankelijke België lag immers naast de twee belangrijkste centra van plastische chirurgie in de negentiende eeuw, Duitsland en Frankrijk, waardoor het land interessant is om buitenlandse invloeden te bestuderen. Het onderzoek werkt vanaf 1890, wat de oprichtingsdatum is voor het Bulletin de Société Belge D’Otologie, de Rhinologie et de Laryngologie, tot en met de oprichting van de Royal Belgian Society for Plastic Surgeons (RBPSP), dat in 1955 werd opgericht. Het RBSPS luidde het begin aan van de officiële erkenning van plastische chirurgie als specialiteit in België. Aan de hand van visuele- en discoursanalyse wordt in het onderzoek vastgesteld dat de tijdschriften een internationaal lezerspubliek hadden ondanks dat beide bladen gepubliceerd werden in België. Het Bulletin was echter gericht op Belgische chirurgen, het Revue was gericht op internationale lezers. Niet alleen het lezerspubliek verklapte de internationale invloeden, ook de buitenlandse reclame in de tijdschriften was een bevestiging hiervan. Verschillende van de plastische chirurgen hadden een andere vooropleiding genoten, waardoor er een breed palet aan interesses en specialiteiten teruggevonden kon worden in plastische chirurgie. In het tweede hoofdstuk werd vastgesteld dat plastisch chirurgen vaak teruggrepen naar idealen uit de klassieke oudheid en Renaissance. De chirurgen konden in plastische chirurgie hun artistieke kant kwijt. Gebruikte beelden konden gezien worden als iets artistiek, iets waarmee de chirurgen esthetische idealen konden overbrengen. Idealen zoals symmetrie of harmonie van het gezicht stonden centraal werken van chirurgen. Hoewel er veel werd gewerkt met schetsen, foto’s en portretten van patiënten is er echter weinig geweten over de patiënten. De foto’s van de patiënten konden bewust of onbewust bewerkt worden om de nadruk te leggen op de succesvolle operatie. Plastische chirurgie als eigen specialiteit in België zou echter nog lang duren. In 1955 werd de eerste vereniging opgericht, maar het zou nog stapsgewijs duren tot 1979 voor plastische chirurgie in België een erkende specialiteit werd.
Listing 1 - 9 of 9 |
Sort by
|