Listing 1 - 10 of 15 | << page >> |
Sort by
|
Choose an application
Nederlands. 12 1919-->1968 : M; vanaf 1969 2M; vanaf 1989 68jg. -->3M. 02 EX. 34 H. 35 R
History of Belgium and Luxembourg --- Limburg [Belgium, province] --- Folklore --- Histoire locale --- Limbourg (province) --- Limburg (provincie) --- Plaatselijke geschiedenis --- Périodiques --- Tijdschriften --- Archéologie --- Histoire --- Limburg (Prov.) --- Revue, histoire --- local history [discipline]
Choose an application
Choose an application
Choose an application
Choose an application
Choose an application
Choose an application
Choose an application
Choose an application
Choose an application
De oudste Nederlandse vertaling van de vier evangeliën is volledig bewaard gebleven in drie Middelnederlandse handschriften. Zij werden tussen 1325 en 1400 geschreven en zijn sinds de 19de eeuw in het bezit van bibliotheken in Brussel, Sint-Petersburg en Wenen. Waarschijnlijk is het Brusselse handschrift een bewerking van dat in Sint-Petersburg. De Weense codex is vermoedelijk een afschrift van een verloren handschrift. De geschiedenis van de drie handschriften is nauw verbonden met het kartuizerklooster in Herne ten zuiden van Brussel. Een kartuizer van dat klooster, de zogenaamde Tweede Partie-kopiist, heeft in het Brusselse en Sint-Petersburgse handschrift correcties aangebracht en hij is eveneens de kopiist van het Weense handschrift. Een andere monnik uit Herne, de zogenaamde Necrologium-kopiist, heeft op zijn beurt het afschrift van zijn medebroeder in het Weense handschrift gecorrigeerd. C.C. de Bruin (1905-1988) meende in 1935 dat in het Nederlandse taalgebied eerst een Latijnse evangeliënharmonie vertaald werd. Aan die vertaling werden de perikopen van de misliturgie ontleend. Daarna zou rond 1390 een volledige vertaling van de vier evangeliën tot stand gekomen zijn. In 1993 heeft Theo Coun in een artikel de chronologie van De Bruin omgekeerd. Eerst werden de vier evangeliën vertaald en uit deze vertaling werden de liturgische perikopen overgenomen. Met behulp van de tekst van de vier evangelïen werd een Latijnse harmonie vertaald. Op basis van deze nieuwe chronologie werd geconcludeerd dat de vertaling van de vier evangeliën uit de periode 1250-1275 dateert. Volgens de chronologische indeling van de middeleeuwse Nederlandse taalgeschiedenis onderscheidt men drie periodes: de Oudnederlandse (500-1150) met de psalmenvertaling en het lofvers uit Munsterbilzen, de Vroegmiddelnederlandse (1200-1300) met het Glossarium Bernense, de Regel van de Gentse leprozerij en het Luikse Leven van Jezus en de Middelnederlandse (1300-1450) met het Brusselse, Sint-Petersburgse en Weense handschrift. De tussenperiode 1150-1200 vormt de overgang van Oudnederlands naar Vroegmiddelnederlands. De vertaling van de vier evangeliën vertoont een aantal kenmerken die niet met een datering tussen 1250 en 1275 te verzoenen zijn. Daarom worden in dit boek acht kenmerken onderzocht, die kunnen bewijzen dat de vier evangeliën al in het begin van de Vroegmiddelnederlandse periode en mogelijk zelfs in de Oudnederlandse periode vertaald werden. Vier van die kenmerken zijn de vertaling van het participium praesens, van de losse ablatief en van de deponente werkwoorden en de zogenaamde glossarium-vertalingen. Zij worden ook aangetroffen in de Oudhoogduitse evangeliënharmonie (825-850), in de Monseer Fragmente van het evangelie van Mattheus (800-825) en in de fragmenten van de Oudalemannische vertaling van de psalmen (9de eeuw). Deze vier kenmerken die de vertaling met Oudduitse teksten gemeenschappelijk heeft, komen na 1200 in ons taalgebied niet meer voor en bijgevolg moet de vertaling ouder zijn. Maar er is geen enkel criterium waarmee men kan bepalen in welke periode tussen 800 en 1200 de vertaling ontstond.
Listing 1 - 10 of 15 | << page >> |
Sort by
|