Listing 1 - 10 of 25 | << page >> |
Sort by
|
Choose an application
In this essay, I analyse the role of the sacraments according the Pseudo-Dionysius. I begin by situating the sacraments within his wider cosmogony – namely, that the sacraments are the outcome of the radically transcendent God who desires a unity with an other. Moved by this yearning for unity, God descends into the created realm whereby He reveals Himself through the symbols of the sacraments. These sacraments originate from God in order to effect our anagogic ascent towards the Good. Next, I look at the motion of ascent towards divine unity. For Dionysius, mystical ascent consists of an ecstatic apophaticism – the successive denial of all knowledge, finitude, plurality, and ultimately of being itself, until one stands unmediated in the ‘brilliant darkness’ of mystical contemplation before the God who transcends everything. I argue that the sacraments have an indispensable role in this ascent, evident in Dionysius’s theology of baptism and the Eucharist which enact this ecstatic apophaticism through ritual and liturgy. However, Dionysius’s apophatic method means that one must ultimately negate the sacraments if one desires to attain mystical union. As a result, the sacraments are significant for Dionysius only to an extent. They cannot move move soul into direct contemplation of divinity, and consequently, must be negated at the point of divine union. I conclude the essay by discussing the role of the hierarch in the sacraments, especially regarding the sacrament as theomimetic or ‘God-imitating’, which can be seen to re-enact the divine motion of ecstatic extension into plurality followed by a gathering into unity. I finally Consider whether Dionysius is unique insofar as he advocates a mysticism which is inherently communal and interpersonal as opposed to individual.
Choose an application
Het uitgangspunt van deze thesis is de vaststelling dat het vroegchristelijke denken niet overeenkomt met het christelijk concept van ‘de heilige oorlog’ uit de elfde eeuw. Dit onderzoek poogt een overbrugging te maken tussen de vroegchristelijke periode en de totstandkoming van de Eerste Kruistocht. Om hierin te slagen worden verschillende gebeurtenissen uit de christengeschiedenis aangehaald die betrekking hebben op het christelijke denken over geweld en vrede. Dit betekent niet dat er enkel gekeken wordt naar het handelen van christelijke geestelijken, verre van. Er wordt ingegaan op het handelen van wereldse en geestelijke leiders die het christelijke denken over geweld en vrede beïnvloed hebben. De onderzoeksvraag van deze thesis is: Welke interne en externe factoren hebben ertoe geleid dat het semi-pacifistisch christendom is kunnen overgaan naar het voeren van een oorlog die door de hoogste spirituele autoriteit, de paus, georganiseerd werd? Voor dit onderzoek werd gebruik gemaakt van deskresearch. In het eerste hoofdstuk wordt ingegaan op de beginsituatie van het christendom. Er was spraken van grote spanningen tussen de vroegchristelijke gemeenten en de bredere Romeinse samenleving. Dit was het resultaat van enkele fundamentele verschillen tussen de monotheïstische christenen en de Romeinse polytheïsten. Hoofdstuk twee geeft het resultaat van deze spanningen weer. Er worden verschillende momenten aangehaald uit de geschiedenis van de Romeinse christenvervolging. Hoofdstuk drie gaat over de versmelting van de wereldse macht nadat Constantijn de Grote het christendom officieel erkende als een getolereerde religie binnen het Romeinse Rijk. Dit hoofdstuk wil aantonen dat het christendom niet onderdanig werd aan de wil van de keizers. Er is spraken van een wederzijdse beïnvloeding tussen religie en politiek. Hoofdstuk vier behandelt de Arabisch-islamitische veroveringen en de daar bijhorende gevolgen voor de christengelovigen onder islamitische gezag. Hoofdstuk vijf sluit hier nauw op aan en gaat in op de lange termijn gevolgen van de islamitische expansie. Het zesde hoofdstuk verhaalt over de islamitische plundering van de Sint-Pieters basiliek te Rome. Hoewel Rome en Constantinopel in de negende eeuw meerdere conflicten kenden zorgde de islamitische dreiging ervoor dat ze elkaar nooit konden loslaten. In het zevende hoofdstuk worden verschillende gebeurtenissen weergegeven die tot de directe aanloop naar de Eerste Kruistocht gerekend kunnen worden. Centraal hierin staat de monastieke vernieuwing en de abdij van Cluny. Het laatste hoofdstuk behandelt de uiteindelijke totstandkoming van de Eerste Kruistocht. Na dit hoofdstuk zou u normaal gezien het idee ontwikkeld hebben dat de Eerste Kruistocht het resultaat was van eeuwenlange ontwikkelingen in het christelijke denken over geweld en vrede.
Choose an application
“In Christi charitate diligere studebat” – “zij beijverde zich te beminnen vanuit de liefde van Christus”. Deze omschrijving kan als paradigmatisch gelden voor alle mulieres religiosae of ‘vrome vrouwen’ uit de twaalfde en dertiende eeuw. Hoewel deze vrouwen allen vooral bekend staan omwille van hun diep mystiek leven, valt bij een nadere studie van hun levensbeschrijvingen en eigen werken op dat zij zich ook allen beijverden in de liefde tegenover hun naaste (daarbij uiteraard het voorbeeld van Christus zelf volgend). De naastenliefde was een wezenlijk onderdeel was van de levensweg van deze ‘vrome vrouwen’ – en daarmee de weg van hun Christusnavolging. Hun leven bewoog heen en weer tussen contemplatie en actieve naastenliefde: een stijgende golfbeweging die naar een steeds grotere eenheid met Jezus voerde, het eigenlijke doel van al hun inzet. De mystiek van deze ‘vrome vrouwen’ was geenszins een vlucht voor de wereld, maar net een spirituele theologie met de voetjes op de grond. Deze liefde vond dan ook onontkoombaar een uitdrukking in allerlei werken van naastenliefde en kon niet anders dan fascinerend en inspirerend werken. Deze ‘vrome vrouwen’ mogen dus zeker niet als een geïsoleerde elite worden aanzien, maar integendeel als leden van een groot netwerk dat zij aanmoedigden Christus na te volgen in de (naasten)liefde en waardoor zijzelf ook werden gesterkt deze liefde te beoefenen.
Choose an application
Renée Theyssens, Wat is de betekenis van de mens in Gods schepping volgens Hildegard van Bingen? Interpretatie van Genesis 1-3 door de ogen van een twaalfde-eeuwse mystica. Masterproef aangeboden tot verkrijging van de graad van Master in de theologie en de religiewetenschappen. Examenperiode: (augustus) 2019 Promotor: Prof. Dr. Robertus Faesen De vraagstelling van de thesis is wat de visie van Hildegard van Bingen is op de rol van de mens in de schepping. Dit onderzoek ik door een literatuurstudie te maken, waarna ik Hildegard haar visioenenboeken analyseer en interpreteer. Hildegard van Bingen is een twaalfde-eeuwse mystica die doorheen haar leven visioenen krijgt en deze ook verkondigt. Hildegard zal zo’n vijftien boeken, driehonderd brieven en tachtig muziekwerken schrijven. Om deze onderzoeksvraag te beantwoorden heb ik voornamelijk gebruikgemaakt van haar visioenenboeken Liber Scivias en Liber Divinorum Operum. Liber Scivias heeft als doel de weg aangeven die de gewone mens moet volgen om tot bij God te komen, in een leven na de dood. Ze tracht de schepping, de wereld en de mens binnen één kader te plaatsen. Liber Divinorum Operum gaat over de relatie tussen God en Zijn schepping, en de schepping onderling. Het gaat hier over de verhouding van de kosmos op macroniveau tot het microniveau van de moraal. Verder gaat het over het onderzoeken van de ingewikkelde relaties tussen de wereld, het lichaam en de ziel. Dit alles vindt zijn hoogtepunt in de Incarnatie van Christus. Na het analyseren van deze twee visioenenboeken ga ik aan de slag met de selectie die ik gemaakt heb. Hier leg ik mijn focus op drie belangrijke aspecten. Het eerste aspect heeft te maken met de relatie tussen God en de mens. Hier ben ik tot de conclusie gekomen dat de mens, volgens Hildegard, zowel schepsel als schepper is. De mens en de schepping blijven de creatie van God, maar tegelijkertijd heeft God de fakkel aan de mens doorgegeven. Het tweede aspect gaat over de relatie tussen man en vrouw. Hildegard legt de nadruk op dat de man en de vrouw elkaar compleet maken en ze niet zonder elkaar kunnen. Ze hebben elkaar nodig om man of vrouw te kunnen zijn. Het is interessant dat het de vrouw haar schuld is dat de mensheid met de erfzonde is opgezadeld, maar tegelijkertijd is de vrouw ook de aanleiding van de redding van de mensheid. De vrouw maakt haar fout die ze vroeger gemaakt heeft niet alleen terug goed, ze zorgt ervoor dat de mens kan opklimmen tot een hoger niveau. Het derde onderwerp gaat over de zondeval. Waar Hildegard de mens aanvankelijk ziet als verderfelijk dankzij zijn zonden, ziet ze het later als zo voorzien door God. De zondeval gaat van iets afschuwelijk naar iets noodzakelijk om voor de mens zichzelf te overstijgen. De mens kan pas zijn volledige glorie bereiken door de komst van Jezus Christus, die er niet zou zijn geweest zonder de zondeval. Ten slotte bespreek ik in het laatste hoofdstuk andere blikken op Hildegard haar visioenen.
Choose an application
The Catholic priestly celibate life and Indian Sannyāsa are two distinct forms of ascetic life within Christianity and Hinduism, respectively. While both traditions emphasize a life of celibacy and spiritual dedication, they differ significantly in their origins, formation processes, and practical expressions. Catholic priesthood traces its roots to the apostolic age of the Church, where celibacy is chosen as a life-long commitment. This choice is made apart from marital life, with the individual dedicating themselves entirely to God and the Church. The formation for the priesthood is a rigorous and lengthy process, focusing on spiritual, intellectual, and pastoral development. Priests live within communities and serve the people, earning their livelihood through their ministry. They are expected to lead lives of simplicity and poverty, but they are not required to abandon all material possessions. Instead, they are called to use resources prudently and for charitable purposes. On the other hand, Indian Sannyāsa is deeply embedded in the spiritual tradition of Hinduism, with roots extending back thousands of years. It is the final stage of a four-stage life journey known as Āśramas, which includes Brahmacārya (studentship), Gṛhastha (householder), Vānaprastha (hermit), and Sannyāsa (renunciation). Unlike the Catholic priesthood, celibacy in Sannyāsa is not a choice made independently of marital life; rather, it is a gradual transition that follows the fulfillment of worldly duties in the householder stage. Sannyāsa is characterized by a life of renunciation, where the individual becomes a wandering monk, detached from all material possessions and social ties. The Sannyāsi lives a solitary life, subsisting on alms and dedicating themselves entirely to the pursuit of liberation (moksha). Despite these differences, both Catholic priesthood and Indian Sannyāsa share common elements as ascetic paths aimed at spiritual fulfillment. Both involve a commitment to celibacy and a life oriented towards higher spiritual goals—salvation in Christianity and liberation in Hinduism. However, the means to achieve these goals differ: while the Catholic priest serves within a community and engages actively in social life, the Sannyāsi withdraws from society to focus solely on spiritual practices. In summary, Catholic priesthood and Indian Sannyāsa represent two distinct yet spiritually rich ascetic traditions. The former is a lifelong commitment chosen by individuals within the Christian faith, emphasizing community service and a balanced use of material resources, while the latter is a stage of life within Hinduism, marked by complete renunciation and a solitary quest for spiritual liberation. Both traditions, though different in practice and philosophy, reflect deep-rooted spiritual values and a shared dedication to transcending worldly concerns in the pursuit of higher spiritual ideals.
Choose an application
Having acknowledged the intricacy of Hadewijch’s love mysticism both in content and in form, this essay attempts to address the problem by focusing on the failure of love (defectus amoris). My main goal is to examine Hadewijch’s inheritance of the tradition and, more importantly, her development of this theme, hence her unique contribution to the Christian mysticism. Correspondingly, my essay begins with a passage dealing with the theme of defectus amoris, in which the interaction between Hadewijch and her predecessor takes place. The main text holds a three-fold structure. First, it attempts to pinpoint what the failure experienced by love is, or, to put it in another way, how the imperfect love deviates from the trinitarian model of perfect love. Second, the dynamic between different shades of emotions entangled in Hadewijch’s depiction of love’s failure has been examined in order to explain what enables a positive interpretation of a negative experience. In this section, special attention is paid to the “sweetness of bliss”, a synthesis worked out by the mystic for her love mysticism. Finally, a reflection is given upon the deeper and profounder theological implications of Hadewijch’s defectus amoris. The mystic’s conviction that love has been bound with failure in its pursuit of perfection in full relationality will be pondered over through the lens of her unique epistemology and emphasis upon personal encounter. In conclusion, the so-called “love mysticism” of Hadewijch is far more complex and nuanced than the label itself suggests. Despite the fact that Hadewijch’s letters and poems do not aim at presenting systematic speculations of any kind of established school of theology, her unique depictions of the oxymoronic notion of the “sweet failure” have afforded endless possibilities of theological profundity. The theme of defectus amoris is therefore enabled to be studied from diverse perspectives—Christological, trinitarian, and epistemological perspectives simply as examples—and each angle is inspiring enough to nurture theological reflections. Such richness and fertility in Hadewijch’s mystical thoughts are facilitated by her exploration into the vast and unlimited potential of language (Middle Dutch in particular) and literariness, through her witty wordplays and skillful arrangements of imagery. In Hadewijch’s writings, form and content always correspond, one echoing each other, which makes the dynamics in love no longer restricted to a dogmatic one but also a textual one. For the readers, this brings in an engaging experience: reading Hadewijch’s texts resembles playing a game, which constantly challenges one’s intellect in sense-making, in resolving the puzzle, and, eventually, in reflexively questioning the nature of reason. Although we know little about the mystic herself, Hadewijch’s writings are hereby proved to be of great values. We appreciate these texts not merely because the author’s great contribution to and influence upon the Christian mystical tradition, but, for a simpler reason, we the readers will be amazed and awed as we finally reach the centre of Hadewijch’s theological labyrinth, where the loved ones and the Beloved encounter and become “one” in the beautiful union of mutual love, an ultimate and blissed happiness that can only arrived at via defectus amoris.
Choose an application
All of us, in our daily lives, face this dilemma about being obedient. We are all connected and are constantly making choices as we are bound by various rules and regulations of civil society, moral ethics, religious beliefs, traditional observances, cultural norms, family practices, institutional strategies, and many such disciplines. At every moment we are guided or rather bound by certain norms and guidelines and we have no choice but obey them. In this 21st century, everyone is seeking for an individual identity. The growing technology, divergent attitudes, and changing cultures make one, more and more self-sufficient and individualistic. In this rising culture of individualism and self -sufficiency it is all the more difficult for one to be obedient. In our struggle for autonomy and individual identity, we understand obedience as something that puts off self-identity, neglects one’s views, ideas, and as something that destroys one’s uniqueness. There is a strong, inevitable connection between obedience and the individual self. Obedience touches the core of one’s individuality and uniqueness. Therefore, I chose this topic of obedience as self-denial based on the Ignatian spirituality to understand the singleness of obedience and self-denial and to comprehend obedience as an act of love, free will and a way of life.
Choose an application
Authentic growth among young people in Zimbabwe is affected by various factors at the societal and spiritual level. Challenges such as unemployment, poverty, education crisis, and so on, have negatively influenced young people’s faith, hope, love and authentic Christian decisions. The challenges have impacted the lifestyle of young people as they tend to isolate themselves from the wider society and spiritual circles in their quest for the meaning of life. By so doing young people run the risk of being protagonists of their own life, living a hopeless life as a lost generation. Ignatius of Loyola’s notion of spiritual discernment can be an effective tool to motivate young people to grow in love and realization of the will of God. However, the Ignatian model might not provide all the necessary solutions to the myriad challenges faced by young people. Problems encountered at a societal level, for example poverty and unemployment, require solutions from a ‘bottom up approach’ which ensures human flourishing and well-being as the foundation. In this thesis, however, the focus is on the possible application of Ignatian spiritual discernment in the life of young Zimbabweans in order to motivate them to grow in love and to realize the will of God. The objective is to encourage young people to engage in the process of Ignatian spiritual discernment, tracing its historical development, its concepts and the application of the notion to an individual as well as to a community.
Choose an application
SAMENVATTING Timothy Louis Stephanie, Beynaerts, Meister Eckhart en metafysisch idealisme. Een nieuw huwelijk tussen mystieke theologie en bewustzijnsontologie. Masterproef (verhandeling) tot verkrijging van de graad van Master in de theologie en de religiewetenschappen Examenperiode: januari 2022 Promotor: Prof. Dr. Rob Faesen Copromotor: Prof. Dr. Kristof Struys Het christelijk geloof in West-Europa heeft in pakweg de laatste 50 jaar in toenemende mate een proces van afkalving gekend. Tegelijk bestaat er bij een relatief groot publiek echte interesse in thema’s zoals mystiek waarbij binnen de christelijke traditie de middeleeuwse theoloog en mysticus Meister Eckhart een populair voorbeeld is vandaag. Het bepalen van de probleemstelling begint met de vaststelling dat enerzijds het traditionele christendom op zijn retour is en anderzijds er grote interesse bestaat voor spirituele thema’s zoals mystiek ondanks de materialistische cultuur waarin we leven. Een eerste vraag is of de mystieke traditie in een of andere vorm een sleutel kan zijn voor de toekomst van het christelijk verhaal. In de verhandeling argumenteer ik dat het huidige dominante metafysisch paradigma van onze cultuur, namelijk het materialisme, de gevoeligheid voor de transcendente dimensie actief ondermijnt. Daarom schuif ik de alternatieve metafysica van het idealisme naar voren, op basis van het jarenlange onderzoek van de hedendaagse filosoof Bernardo Kastrup, als de beste en enige plausibele oplossing. Vandaag bestaat er een cognitieve dissonantie tussen een natuurlijk religieus streven in de mens aan de ene kant en een dominante metafysica aan de andere kant die in principe elke vorm van transcendentie ontkent. De primaire vraagstelling van de verhandeling is dan de volgende: kan doorheen een mogelijke nieuwe synthese van de christelijke mystieke traditie met het metafysisch idealisme deze cognitieve dissonantie opgeheven worden? Methodologisch heb ik, wat betreft Eckhart, in eerste instantie gebruikgemaakt van primaire bronnen in het Middelhoogduits en in het Latijn met de moderne Duitse vertaling ernaast. Daarnaast is er secundaire literatuur voor historische context en duiding van theologische concepten. Wat het kerngedeelte van de argumentatie betreft pas ik het gedachtegoed van Bernardo Kastrup toe en vul dit aan met secundaire literatuur. De verhandeling is een drieluik. In het eerste deel zet ik de mystieke theologie van Meister Eckhart uiteen omdat de elementen van deze mystiek heel goed aansluiten met hedendaagse gevoeligheden. Het tweede deel confronteert deze mystiek met het metafysisch idealisme en laat zien dat ze wezenlijk in elkaars verlengde liggen. Het derde deel handelt over de betekenis van geloven en religieuze mythen in onze tijd. In conclusie: Mystiek is een sleutel die goed in het ‘slot’ van het idealisme past. Dit is een begin- en geen eindpunt voor een alternatief perspectief op de Kerk en het geloof in de 21ste eeuw.
Choose an application
Performing a pilgrimage in mind, that is how we can describe the book of Jan Pascha, first edited in Leuven in 1563 under the title: Een devote maniere om gheestelyck pelgrimagie te trecken tot den heylighen lande als te Jherusalem, Bethleem, ter Jordanen, etc.: met die rechte gheleghentheyt der heyligher plaetsen, so bescheelijck beschreuen al ost mense voor ooghen saghe. This text shows that since the Late Middle Ages, is was possible to virtually or imaginary travel. The book on the spiritual pilgrimage therefore contains elements such as a one-year fictional journey from Leuven to Jerusalem for a spiritual purpose; daily biblical meditations, and abundant descriptions of places and rituals through the pilgrim’s route. Scholars such as Titus Brandsma, Jan Van Herwaarden, Hein Blommestijn, Ursula Ganz-Blättler and Nine Robijntje Miedema quoted it, especially on the issues of its allegorical methods, the Stations of the Cross, its impact on some movies, the indulgences, and its audience for instance. Still, these works have not sufficiently addressed the issue concerning the virtuality or imaginary techniques used by Pascha. Therefore, we intend to point out the opportunity for everyone to a similar pilgrimage in mind. Using the historical and the literary research and analysis methods, on the one hand, this thesis intends to highlight the importance of the book as the technical device that facilitated the virtualization of the pilgrimage. On the other hand, it will be about the literary skills used by the author to feed the imagination of the reader, however with spiritual outcomes similar to those of a physical pilgrimage. The first chapter scrutinizes the techniques around the book in the Middle Ages, the life of Pascha, and a detailed presentation of his book. While the second chapter investigates the various details provided by the author to make his text lively and performative. The exploration of these elements, the book, the life of Pascha and the literary writing techniques reveals that it was effectively possible to create a virtual space in the mind of the user of the pilgrimage’s book with as strong impression to be on a real journey. Moreover, this virtualization in spirituality went over the boundaries of the imagination since the pilgrim in mind received the same spiritual benefit as the physical traveler, such as the indulgences.
Listing 1 - 10 of 25 | << page >> |
Sort by
|