Listing 1 - 6 of 6 |
Sort by
|
Choose an application
Inleiding-probleemstelling Vaccinatie bij kinderen is een effectieve manier om kinderziektes zoals mazelen te voorkomen. Ondanks de aanwezigheid van een doeltreffend vaccin krijgen kinderen wereldwijd nog steeds niet alle aanbevolen inentingen. Vaccin-aarzeling of –weigering is een mogelijke oorzaak van deze groeiende problematiek. Hieruit ontstond volgende onderzoeksvraag: “Ligt kennistekort in verband met mazelen en het bijhorende vaccin zowel bij hulpverleners (artsen, verpleegkundigen,…) als (toekomstige) ouders aan de basis van de groeiende terughoudendheid ten aanzien van vaccinatie (= vaccine hesitancy) en kan het geven van gerichte evidence-based informatie of educatie leiden tot sensibilisering en bijgevolg betere ziektepreventie?” Methodologie Na analyse van de beschikbare literatuur werden 10 wetenschappelijke artikels weerhouden. Een enquête, opgesteld voor een breder onderzoek betreffende dit onderwerp werd verkregen via de inhoudsdeskundigen. Resultaten Hulpverleners worden als belangrijkste en meest betrouwbare informatiebron gezien betreffende vaccins. Helaas heerst er ook bij hulpverleners een groeiend kennisgebrek over dit onderwerp, wat in sommige situaties kan leiden tot misvattingen en overdracht van foutieve informatie met nefaste gevolgen voor de vaccinatiegraad. Uit een bevraging van Bachelor-Na-Bachelor-studenten (BaNaBa) bleek dat de kennis betreffende mazelen en bijhorend vaccin eerder beperkt tot matig is. Discussie Door de heterogeniteit van de vaccin-aarzelende populatie is het niet eenvoudig om concrete strategieën of interventies te formuleren. De hesitancy-problematiek vergt actie op verschillende niveaus, waarbij de individuele aanpak wordt toegeschreven aan de hulpverlener. De enquêteresultaten zijn omwille van de homogene en beperkte studiepopulatie niet generaliseerbaar. Conclusie Hulpverleners moeten over een grondige wetenschappelijk onderbouwde basiskennis beschikken betreffende mazelen en bijhorend vaccin om misverstanden en/of overdracht van foutieve informatie te vermijden.
Choose an application
Ondervoeding bij gehospitaliseerde kinderen: effect van een screeningstool Probleemstelling Hoewel het belangrijk is om ondervoeding bij kinderen correct en systematisch te herkennen bij de hospitalisatie, wordt STRONGkids als nutritionele screeningstool nog niet consequent gebruikt bij opname op de afdeling pediatrie van het Heilig Hart ziekenhuis te Leuven. Methode Een uitgebreid literatuuronderzoek naar nutrionele screeningstools is verricht ter ondersteuning van deze specialisatieproef. Via Pubmed, Limo en de sneeuwbalmethode werden 15 artikels weerhouden. Hierna werd de implementatie van STRONGkids door middel van een enquête, poster en bijkomende informatie verbeterd. Resultaten Hoewel er geen consensus is omtrent de beste screeningstool, is het gebruik ervan waardevol doordat een betere opvolging en behandeling van ondervoeding geboden kan worden. De gevolgde methode voor het verbeteren van de STRONGkids implementatie heeft de uitvoering en de kennis rond het gebruik en nut van STRONGkids verhoogd. Discussie Gezien het gebrek aan consensus is er nog ruimte voor bijkomend wetenschappelijk onderzoek. De hogere kennis bij verpleegkundigen op het Heilig Hart ziekenhuis heeft reeds tot een snellere opsporing en behandeling van ondervoeding geleid. Conclusie We kunnen concluderen dat nutritionele screeningstools nuttig zijn voor het inschatten van het risico op ondervoeding bij gehospitaliseerde kinderen. Het is belangrijk om een nutritionele screeningstool te selecteren en deze systematisch bij opname van kinderen te gebruiken. Duidelijke informatie en opvolging zijn nodig om een screeningstool succesvol te implementeren.
Choose an application
Maagsondes bij kinderen Achtergrond: een verscheidenheid aan methodes om de positie van de maagsonde te controleren en de lengte te bepalen zorgt voor complicaties bij kinderen. Doelstelling: het doel van deze studie is om meer kennis te ontwikkelen over de meest betrouwbare methodes om de lengte en de positie van de maagsonde te bepalen en de mogelijke gevolgen door een mispositionering. Deze kennis wordt getest bij verpleegkundigen in een pediatrische setting en later geïmplementeerd in het werkveld. Ontwerp: review Methode: artikels werden gezocht op Medline via Pubmed en Cochrane. Om de kennis van de verpleegkundigen te testen, werden 50 enquêtes afgenomen. Resultaten: literatuur toont aan dat de NEX – methode een foutenmarge van 41% heeft en niet meer toepasbaar is in de praktijk. NEMU – of ARHB – methode moet geïmplementeerd worden om de lengte te bepalen. Om de positie te controleren is de auscultatietest niet betrouwbaar en mag deze niet meer in de praktijk uitgevoerd worden. De beste methode die het minst schadelijk is voor het kind, is de pH – waarde controleren van het maagaspiraat. Radiografie is de gouden standaard, maar wordt afgeraden bij kinderen wegens de bestralingen. In de praktijk gebruiken verpleegkundigen voornamelijk de NEX – methode en wordt deze ook al meest betrouwbaar aangegeven. De positie wordt met auscultatietest bepaald, wat als betrouwbaar wordt beschouwd door de verpleegkundigen.
Choose an application
Maagsondes bij kinderen Achtergrond: een verscheidenheid aan methodes om de positie van de maagsonde te controleren en de lengte te bepalen zorgt voor complicaties bij kinderen. Doelstelling: het doel van deze studie is om meer kennis te ontwikkelen over de meest betrouwbare methodes om de lengte en de positie van de maagsonde te bepalen en de mogelijke gevolgen door een mispositionering. Deze kennis wordt getest bij verpleegkundigen in een pediatrische setting en later geïmplementeerd in het werkveld. Ontwerp: review Methode: artikels werden gezocht op Medline via Pubmed en Cochrane. Om de kennis van de verpleegkundigen te testen, werden 50 enquêtes afgenomen. Resultaten: literatuur toont aan dat de NEX – methode een foutenmarge van 41% heeft en niet meer toepasbaar is in de praktijk. NEMU – of ARHB – methode moet geïmplementeerd worden om de lengte te bepalen. Om de positie te controleren is de auscultatietest niet betrouwbaar en mag deze niet meer in de praktijk uitgevoerd worden. De beste methode die het minst schadelijk is voor het kind, is de pH – waarde controleren van het maagaspiraat. Radiografie is de gouden standaard, maar wordt afgeraden bij kinderen wegens de bestralingen. In de praktijk gebruiken verpleegkundigen voornamelijk de NEX – methode en wordt deze ook al meest betrouwbaar aangegeven. De positie wordt met auscultatietest bepaald, wat als betrouwbaar wordt beschouwd door de verpleegkundigen.
Choose an application
Inleiding - Probleemstelling Pijn bij kinderen op de spoedgevallendienst van UZ Leuven wordt gescoord zonder een pijnschaal of met gebruik van de Visueel Analoge Schaal (VAS). In het UZ Gent wordt "EVENDOL" gebruikt bij kinderen jonger dan 7 jaar. Hieruit volgde de vraagstelling: "Toont literatuur dat de EVENDOL pijnschaal een betrouwbaarder alternatief is voor de VAS voor het meten van pijn bij kinderen tot 7 jaar, die zich presenteren op de spoedgevallendienst?". Methodologie Via Pubmed en de sneeuwbalmethode werden 10 wetenschappelijke artikels weerhouden. Op basis van de literatuurstudie werd een enquête opgesteld die peilt naar de ervaring met EVENDOL in het UZ Gent. Resultaten De VAS blijkt niet gevalideerd en niet altijd betrouwbaar te zijn voor kinderen jonger dan 7 jaar. EVENDOL kan dienen als valide en betrouwbaarder alternatief bij jonge kinderen op een spoedgevallendienst. Uit de enquête blijkt dat de meesten EVENDOL gebruiksvriendelijk vinden, maar toch wordt pijn meestal niet op vier verschillende momenten beoordeeld. Discussie De literatuursearch leverde geen vergelijkende studie op van Evendol met de zelfrapportage schaal "VAS". Zonder de limitatie van onvoldoende data van de leeftijdsgroep van 2-6 maanden, zou EVENDOL een bewezen uniek instrument zijn om pijn te scoren in de leeftijdsgroep van 0-7 jaar. Aangezien de resultaten van de enquête zijn gebaseerd op de ervaring van 18 verpleegkundigen is verder onderzoek vereist. Conclusie Op basis van deze literatuurstudie kan EVENDOL worden aanbevolen bij kinderen jonger dan 7 jaar op de spoedgevallendienst. Om te beoordelen of EVENDOL ook in praktijk een goede en gebruiksvriendelijke schaal is, is verder onderzoek noodzakelijk.
Choose an application
Achtergrond: Afleidingstechnieken, zowel passief als actief, kunnen gebruikt worden om procedurale pijn bij kinderen te verminderen. Onderzoek naar de werking en keuze van distractietechniek bij kinderen tussen 6 en 12 jaar oud is eerder beperkt en schept weinig duidelijkheid. Doelstellingen: Beoordelen van het effect van het spelen van een zelfgekozen computerspel (actief) op de pijnbeleving van kinderen tussen 6 en 12 jaar oud en nagaan welke afleidingstechniek de voorkeur geniet, actief of passief (bekijken van een (teken)film). Design en methode: We includeerden in deze gerandomiseerde studie 60 kinderen tussen 6 en 12 jaar oud die zich aanmeldden voor een venapunctie. Dertig kinderen speelden een zelfgekozen computerspel tijdens de venapunctie en 30 kinderen kregen de standaardzorg. Achteraf werd de pijn gescoord met de McGrath vijfgezichtjesschaal (geconverteerd naar een VAS-score in cm) door het kind. De VAS-scores van beide groepen werden vergeleken (ongepaarde t-test) en verschillende variabelen (distractie, leeftijd, geslacht en ras) werden samen uitgezet ten opzichte van de pijnscore van het kind in een meervoudig model. Resultaten van de huidige studie werden gepoold met data uit de studie van Nijs et al. (2011) waar het effect van passieve distractie (kijken naar een (teken)film) op kinderen tussen 6 en 12 oud tijdens een venapunctie op dezelfde wijze is nagegaan. Enkelvoudige en meervoudige analyses werden toegepast om beide studies met elkaar te vergelijken. Resultaten: Gemiddelde VAS-scores waren 1.5 (SD 2.33; range 0 – 10) in de interventiegroep (actief) en 3.7 (SD 3.22; range 0 – 10) in de controlegroep en het aantal kinderen met VAS-score ≥ 4 (7% versus 37%) was significant lager in de interventiegroep. Uit het algemeen meervoudig model was distractie – en niet leeftijd of geslacht – de enige bepalende factor. 13/60 kinderen rapporteerden een VAS-score ≥ 4, 11 uit de controlegroep en slechts 2 uit de interventiegroep (p=0.005) (NNT=3.3). Bij pooling van data met de studie van Nijs et al. (2011), werd een significant verschil (p=0.045) in VAS-score aangetoond tussen passieve en actieve distractie met een mediane VAS-score van respectievelijk 1.5 (BI 0.70 tot 2.25) ten opzichte van 0.5 (BI 95% 0.00 tot 2.00). Enkel het gebruik van een interventie (actief of passief) was een significante voorspeller van een lagere pijnscore. Vierentwintig kinderen uit de totale steekproef (n=118, passief en actief) rapporteerden een VAS-score ≥ 4, 20 uit de controlegroep en slechts 4 uit de interventiegroep (p=0.0002) (NNT=3.5). Conclusie: Actieve distractie onder vorm van het spelen van een zelfgekozen computerspel heeft een pijnverminderend effect bij kinderen tussen 6 en 12 jaar oud tijdens een venapunctie en is klinisch relevant, gezien de reductie in kinderen met VAS-score ≥ 4 (7% versus 37%). Daarnaast blijkt actieve net iets effectiever dan passieve distractie bij kinderen tussen 6 en 12 jaar oud tijdens een venapunctie. Relevantie voor de praktijk: Zowel passieve als actieve afleidingstechnieken zijn haalbaar, werkzaam en gemakkelijk toepasbaar in de klinische praktijk. Bij kinderen tussen 6 en 12 jaar oud dient actieve distractie overwogen te worden.
Listing 1 - 6 of 6 |
Sort by
|