Narrow your search

Library

KU Leuven (8)

ACV - CSC (1)

UCLouvain (1)

UHasselt (1)

UMons (1)

VUB (1)


Resource type

dissertation (7)

book (1)


Language

Dutch (6)

English (2)


Year
From To Submit

2019 (2)

2018 (3)

2016 (1)

2015 (1)

2014 (1)

Listing 1 - 8 of 8
Sort by

Book
Reconstructing Solidarity : Labour Unions, Precarious Work, and the Politics of Institutional Change in Europe
Authors: --- --- ---
ISBN: 9780198791843 0198791844 Year: 2018 Publisher: Oxford Oxford University Press

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Work is widely thought to have become more precarious. Many people feel that unions represent the interests of protected workers in good jobs at the expense of workers with insecure employment, low pay, and less generous benefits. Reconstructing Solidarity: Labour Unions, Precarious Work, and the Politics of Institutional Change in Europe argues the opposite: that unions try to represent precarious workers using a variety of creative campaigning and organizing tactics. Where unions can limit employers' ability to 'exit' labour market institutions and collective agreements, and build solidarity across different groups of workers, this results in a virtuous circle, establishing union control over the labour market. Where they fail to do so, it sets in motion a vicious circle of expanding precarity based on institutional evasion by employers. Reconstructing Solidarity examines how unions build, or fail to build, inclusive worker solidarity to challenge this vicious circle and to re-regulate increasingly precarious jobs. Comparative case studies from fourteen European countries describe the struggles of workers and unions in industries such as local government, retail, music, metalworking, chemicals, meat packing, and logistics. Their findings argue against the thesis that unions act primarily to protect labour market insiders at the expense of outsiders.


Dissertation
Comparatieve analyse van arbeidsvoorwaarden. De invloed van arbeidscontracten op de work-life balance

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Werknemers zijn één van de belangrijkste schakels in een organisatie. Naast het werk hebben deze mensen ook een privéleven dat ze moeten kunnen combineren. Hillary Clinton zei ooit “Don’t confuse having a career with having a life”. Een verstoorde relatie tussen werk en privéleven kan verschillende negatieve gevolgen hebben, niet alleen voor werknemers, maar ook voor de werkgevers. Een slechte work-life balance kan schade berokkenen aan de organisatie. Een werknemer die vindt dat er geen ideaal evenwicht is tussen zijn werk en privéleven zou wel eens van werk kunnen veranderen, gedemotiveerd zijn of gezondheidsproblemen krijgen. Afhankelijk van het soort arbeidscontract welke een werknemer heeft zal hij/zij ook de work-life balance anders ervaren. Bedrijven kunnen werk-privé-conflicten verhelpen door bijvoorbeeld flexibiliteit op de werkvloer te ondersteunen. Flexibiliteit is de laatste jaren een bekend onderwerp. Werkgevers verwachten van hun personeel flexibiliteit, maar omgekeerd verwachten de werknemers ook een vorm van flexibel werken. Dat kan namelijk één van de redenen zijn waarom ze specifiek voor dat ene bedrijf zouden kiezen. In de huidige maatschappij is dit ook mogelijk dankzij de elektronische media en draadloos internet, iets waarover iedereen vandaag kan beschikken. Hoofdstuk 1 handelt over het onderwerp work-life balance. Werk kan een invloed hebben op iemands privéleven, maar omgekeerd kan het privéleven ook het werk beïnvloeden. Greenhaus & Beutell onderscheiden drie vormen van conflicten, gebaseerd op tijd, spanning en gedrag. Als een oplossing voor het werk-privé conflict wordt de flexibiliteit besproken. Dit kan gaan over werken op afstand en glijdende werkuren. In het tweede deel van hoofdstuk 1 wordt er dieper ingegaan op de arbeidsmarkt. Atkinson onderscheidt verschillende soorten flexibiliteit van arbeid; numerieke, functionele en financiële flexibiliteit. Daarnaast komt ook zijn model over de flexibele onderneming aan bod. Dit model heeft kritiek gekregen van onder andere Huiskamp. Op dit model wordt ook verder ingegaan in een Zweeds onderzoek over uitzendwerk en komt de arbeidsmarkt in België en Duitsland aan bod. Om de relatie tussen arbeidscontracten en work-life balance te kunnen onderzoeken, wordt het European Working Conditions Survey gebruikt. Deze survey wordt in hoofdstuk 2 besproken. Het volgende hoofdstuk behandelt de resultaten van deze survey. De resultaten van de EWCS komen uit de vragenlijst van 2010.

Keywords


Dissertation
Tussen waarden en winst?
Authors: --- --- ---
Year: 2018 Publisher: Leuven KU Leuven. Faculteit Sociale Wetenschappen

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Deze masterproef heeft als doel het analyseren van de manier waarop vermarkting invloed uitoefent op het personeelsmanagement van katholieke en niet-katholieke woonzorgcentra. De bestaande literatuur wijst op een spanningsveld waar private social-profit woonzorgcentra zich in bevinden tussen hun waarden en deze vermarkting. Door middel van een kwalitatief onderzoek met semigestructureerde open interviews bij tien medewerkers, zowel zorgverleners als directieleden, uit vijf woonzorgcentra wordt getracht de effecten van vermarkting te analyseren. Tijdens het onderzoek werden de centrale waarden van ieder woonzorgcentrum bevraagd. Woonzorgcentra die minder katholiek zijn, leken meer nadruk te leggen op waarden zoals vrijheid en autonomie, terwijl meer katholieke woonzorgcentra eerder belang hechtten aan waarden zoals liefde, respect en solidariteit. Bij het beantwoorden van de onderzoeksvraag werd gebruik gemaakt van zowel bestaande theorieën rond vermarkting, alsook de uitwerking van de managementfilosofie New Public Management door Hood (Hood, 1991, 1995). Uit de resultaten blijkt dat de woonzorgcentra vermarkting op verschillende manieren ervaren en hier verschillend mee omgaan. Toch zijn er enkele tendensen binnen het personeelsmanagement waarneembaar. Dit zijn hervormingen waarbij medewerkers meer inspraak krijgen en de hiërarchische structuur wordt vervangen door een meer horizontale structuur. Deze hervormingen hebben als doel de voorzieningen beweegbaarder te maken, de werknemers te motiveren, problemen sneller op te lossen en dus efficiënter te werken.

Keywords


Dissertation
Jongeren en vakbond: een paradoxale relatie? Een kwalitatieve studie naar motieven voor vakbondlidmaatschap bij jongeren
Authors: --- --- ---
Year: 2019 Publisher: Leuven KU Leuven. Faculteit Sociale Wetenschappen

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Wereldwijd bestaat er een diepe kloof tussen het aandeel jongeren en het aandeel ouderen die aangesloten zijn bij een vakbond. Ook in België is dit verschil duidelijk zichtbaar, hoewel minder uitgesproken in vergelijking met andere landen. Naast het bestaan van de ‘gap’, groeide deze tevens doorheen de laatste twintig jaar. Deze tendens kan op termijn leiden tot problemen voor zowel vakbonden als jongeren zelf. Een dalende aansluitingsgraad betekent minder leden voor vakbonden waardoor de toekomst van vakbonden in het gedrang komt. Daartegenover staat dat jongeren sterk afhankelijk zijn van vakbonden in tijden van onzekerheid en precair werk. Op deze manier ontstaat een paradox tussen jongeren en vakbonden. Deze masterthesis gaat na wat de motieven zijn van jongeren om al dan niet tot een vakbond toe te treden. Hiervoor werd een kwalitatief onderzoek uitgevoerd bestaande uit interviews met zowel experts uit het werkveld als vakbondsleden. Met de postmoderniseringstheorie als rode draad werd gekozen voor de sector elektriciens, vandaag de dag een sterk geïndividualiseerde werksector. Voor het onderzoek werd een samenwerking opgestart met ACV Metea. Metea is verantwoordelijk voor de sector elektriciens binnen ACV en vormt zo de context van het onderzoek. De onderzoekspaper start met een inleiding waar de huidige trend in syndicalisatiegraad wereldwijd en bij jongeren besproken wordt. In het tweede deel wordt via een korte literatuurstudie overgegaan naar de onderzoeksvraag en het theoretisch kader van het onderzoek. De onderzoeksvraag luidt ‘waarom treden jongeren minder toe tot vakbonden?’ De postmoderniseringstheorie dient verder als theoretisch kader waarbij de shift van modernisme naar postmodernisme, en tevens materialistische naar postmaterialistische waarden, gebruikt wordt om de huidige tendens in syndicalisatiegraad te begrijpen. Het derde deel gaat dieper in op het methodologische proces en de keuzes die werden gemaakt binnen het onderzoek, waarna over deze keuzes wordt gereflecteerd. Ten slotte wordt in een vierde deel de verzamelde data weergegeven en geanalyseerd aan de hand van acht thema’s: structuur van ACV, strategieën van vakbonden, ACV vs. ABVV, elektriciens, jongeren, rol van de werkgever, belemmerende motieven voor lidmaatschap en bevorderende motieven voor lidmaatschap. In de discussie wordt de empirische resultaten gebruikt om de onderzoeksvraag te beantwoorden en wordt nagegaan wat deze bevindingen verder betekenen voor de postmoderniseringstheorie, waarna wordt besloten met een korte samenvatting van de motieven van jongeren om zich al dan niet aan te sluiten bij een vakbond.

Keywords


Dissertation
Contractuele flexibiliteit en employability. : Het effect van tijdelijke tewerkstelling op de inzetbaarheid van Belgische werknemers.
Authors: --- --- ---
Year: 2014 Publisher: Leuven : K.U. Leuven. Faculteit Sociale Wetenschappen

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Deze masterproef onderzoekt het effect van tijdelijke tewerkstelling op de inzetbaarheid van Belgische werknemers. De keuze voor de relatie tussen contractuele flexibiliteit enerzijds en inzetbaarheid als belangrijke component van werkzekerheid anderzijds vertrekt van een kritiek op het Europese flexicurity-beleid. Hoewel de Europese Commissie contractuele flexibiliteit en werkzekerheid als de belangrijkste bouwstenen voor flexicurity beschouwt, blijft de vraag of deze twee wel volstaan als basis van een socio-economisch beleid dat flexibiliteit en zekerheid wil combineren. We onderzoeken dit in de Belgische context.Wat betreft het effect van tijdelijke tewerkstelling, baseren we ons op drie theorieën uit de arbeidssociologische literatuur. Een eerste theorie, het model van de flexibele onderneming, introduceert het onderscheid tussen kern- en periferiewerknemers, en situeert zich op het organisatieniveau. Ten tweede, de duale arbeidsmarkttheorie, tilt dit onderscheid tussen kern- en periferiewerknemers naar het niveau van de nationale arbeidsmarkt. Het is op dat niveau en op basis van deze theorie dat we onze hypothesen formuleren. Ten derde gebruiken we de stepping stone-theorie om de hypothesen aan te scherpen en af te stemmen op de specifieke context van de Belgische arbeidsmarkt.Wat de inzetbaarheid betreft, introduceren we een vierde theorie, het employability-perspectief. Dit perspectief wordt door de Europese Commissie gepromoot als een nastrevenswaardig model voor arbeidsmarktmobiliteit. Het wordt gepresenteerd als voorbij de duale arbeidsmarkttheorie en gaat eveneens in tegen het stepping stone-model. Vanuit de kritiek op het Europese flexicurity-beleid stellen we dat - althans voor de Belgische arbeidsmarkt - het employability-perspectief niet kan gelden.Aan de hand van logistische regressieanalyse vinden we gedeeltelijke steun voor de duale arbeidsmarkttheorie. Tijdelijke werknemers krijgen significant minder opleidingskansen vanwege de werkgever dan...

Keywords


Dissertation
Het belang van het concept gepercipieerd inkomen op de relatie tussen werkstatus en subjectief welbevinden
Authors: --- --- --- ---
Year: 2018 Publisher: Leuven KU Leuven. Faculteit Sociale Wetenschappen

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

De onderzoeksvraag die aan de basis van deze thesis ligt is de volgende: heeft het gepercipieerd inkomen invloed op de negatieve relatie tussen werkloosheid en subjectief welbevinden? Er is nog niet veel onderzoek naar de relatie tussen werkloosheid en subjectief welbevinden en de invloed van het gepercipieerd inkomen daarop. In de literatuur is echter al wel veel geschreven over de invloed van het objectief inkomen. Er zijn twee theorieën die de invloed van objectief inkomen op de relatie tussen werkloosheid en subjectief welbevinden trachten uit te leggen: de Latent Deprivation Theory en Agency Restriction Theory. In deze thesis zal er dus initieel worden vertrokken worden vanuit de theorieën die het objectief inkomen hanteren. Bijgevolg zal getracht worden deze theorieën te transponeren op gepercipieerd inkomen om zo een meer genuanceerd resultaat te bekomen. De verwachting is dat de negatieve relatie van werkloosheid op subjectief welbevinden versterkt wordt door een lager gepercipieerd inkomen. Er wordt met andere woorden een interactie verwacht tussen werkstatus en gepercipieerd inkomen. Er is bewust gekozen voor de begrippen gepercipieerd inkomen en subjectief welbevinden. Het gepercipieerd inkomen verwijst naar de manier waarop een persoon op een subjectieve wijze oordeelt over zijn inkomen en dit in vergelijking met zijn huishoudelijke noden en kosten (Grable, Cupples, Fernatt & Anders, 2013). Het subjectief welbevinden wordt gedefinieerd vanuit twee dimensies: het hedonistisch welbevinden waarbij onmiddellijke tevredenheid centraal staat en het eudaimonisch welbevinden waar het streven naar een zinvol leven centraal staat. Vertrekkende vanuit de Agency Restriction Theory worden de drie hypotheses, die aan de grondslag liggen van de onderzoeksvraag, getest aan de hand van een meervoudige lineaire regressieanalyse. Ten eerste, werkloosheid heeft een negatief effect op subjectief welbevinden, voor zowel hedonistisch als eudaimonisch welbevinden is hier bewijs voor gevonden. Ten tweede een laag gepercipieerd inkomen heeft een negatief effect op subjectief welbevinden. Deze analyse gebeurt onder controle van werkstatus. De bevindingen zijn eveneens in de lijn van de verwachtingen. Er dient wel opgemerkt te worden dat het eerder gevonden significant effect tussen werkstatus en eudaimonisch welbevinden niet meer significant is na toevoeging van gepercipieerd inkomen. Ten derde, De interactie tussen gepercipieerd inkomen en werkstatus zal leiden tot versterkte negatieve relatie op subjectief welbevinden. Beide afhankelijke variabelen ondervonden geen interactie-effecten. De derde hypothese wordt verworpen en daarmee ook de onderzoeksvraag. De thesis verklaart dit vanuit de plaats waar het onderzoek zich afspeelt. België is namelijk een goed uitgebouwde welvaartsstaat waar de sociale steun relatief groot is in vergelijking met andere Europese landen (OECD, 2015). De werkloosheidsuitkeringen kunnen gepercipieerd inkomen en werkstatus losmaken van elkaar. De Belgische welvaartstaat kan dus de afwezigheid van de interactie-effecten mogelijk verklaren. De belangrijkste bijdrage van deze thesis is de toevoeging van gepercipieerd inkomen in de studies van subjectief welbevinden. Hoewel deze thesis geen interactie-effect vond, toonde het wel informatie over de mogelijke rol die gepercipieerd inkomen nog kan spelen. De thesis tracht dus met andere woorden een aanvulling te leveren bij het onderzoeksterrein van subjectief welbevinden.

Keywords


Dissertation
Social capital and the labour market integration of highly educated refugees in Flanders. An exploratory qualitative study

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Upon their arrival in Flanders, highly educated refugees face major obstacles in finding jobs appropriate to their skills and knowledge. Their low employment rates are attributed to their experience of blocked means, such as the lack of institutional know-how, their shortage of social capital and the devaluation of their work experience and diplomas issued in their home country, which limits their entrance into the Flemish labour market. Literature shows that, to react to and overcome these obstacles, social capital must be refunctioned to compensate for the social capital left in the home country. Social capital is an essential prerequisite for labour market integration. This qualitative exploratory research is the first to specifically investigate how social capital influences the labour market integration of highly educated refugees. Twenty-two semi-structured interviews and one questionnaire with highly educated refugees (12 employed and 11 unemployed) were carried out, mostly with those who arrived between 2013 and 2018. We argue that during the three stages of labour market integration formed in this thesis (i.e., before/ while accessing the labour market, and after obtaining the job) three types of social capital can be established – namely bonding, bridging, and linking. The analysis of the responses confirms that there is a correlation between social capital and labour market integration. Particularly, bonding social capital (i.e., family and co-ethnic friends) provides information, emotional, and material resources to access the labour market, while bridging social capital (i.e., Flemish native population) seems to be less favourable due to the difficulties in bridging connections with the Flemish community. For 57% of the participants, linking social capital (i.e., social workers of, for example, OCMW or VDAB) was crucial to find a job. However, to access the resources embedded in linking social capital, some participants experienced mismatched expectations and unequal treatment by the representatives of this form of social capital. Further, it is concluded that social capital increases opportunities in the labour market. Based on these results, further research topics and recommendations are discussed.

Keywords


Dissertation
Vrouwen binnen de vakbond : Een nabeschouwing van 10 jaar Charter Gendermainstreaming

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Tot op heden hebben vrouwen een benadeelde positie op de arbeidsmarkt. Eén van de oorzaken hiervan is de historische grondslag van de arbeidsmarkt, die idealiter uitgaat van blanke, mannelijke werknemers. Een nog steeds zichtbaar gevolg daarvan is de ondervertegenwoordiging van vrouwen binnen de besluitvormende organen in verschillende organisaties, zo ook de vakbonden. Om deze ongelijkheid weg te werken, besloot men om op Europees niveau een onderzoek uit te voeren, om enerzijds de pijnpunten vast te stellen en anderzijds aanbevelingen te doen naar de vakbonden toe in de verschillende lidstaten. In België gingen, als antwoord daarop, de drie representatieve vakbonden samen aan de slag en ondertekenden het Charter gendermainstreaming. Tien artikels werden opgesteld, waarvan het eerste zich richtte op een gelijke verdeling van vrouwen en mannen binnen de eigen structuren. De onderzoeksvraag, die polst hoe de vrouwenvertegenwoordiging de voorbije tien jaar is geëvolueerd, spitst zich hierop toe. In de literatuurstudie wordt er dieper ingegaan op de relatie tussen vakbonden en vrouwen. Opvallend is dat vrouwen bijna heel de 20ste eeuw lang hun best hebben moeten doen om een plaatsje binnen de vakbond te veroveren. In 2004 wordt uiteindelijk het Charter ondertekend, dat de relatie tussen vrouwen en vakbonden zowel extern als intern officieel wil verbeteren. In het toepassen van gendermainstreaming zijn verschillende valkuilen mogelijk. Vervolgens wordt er dieper ingezoomd op de lage vrouwenvertegenwoordiging binnen de besluitvormende organen. De oorzaken hiervan worden zowel op macro-, meso- als microniveau bekeken, gezien zowel de arbeidsmarkt, de organisaties als persoonlijke relaties aan de grondslag liggen van het probleem. Daaropvolgend wordt er gekeken of het probleem nog steeds actueel is, door cijfergegevens van de hoogste beslissingsorganen van het ACV en het ABVV te bekijken. Uit de cijfergegevens blijkt dat vrouwen nog steeds ondervertegenwoordigd zijn, maar dat dit niet langer als discriminerend mag worden beschouwd. Tenslotte wordt benadrukt waarom het opportuun is dat vrouwen in de structuren aanwezig moeten zijn. In het methodologisch gedeelte werd gekozen voor een mixed method studie met een sequentieel design zodat de verschillende dataverzamelingsmethoden elkaars nadelen kunnen opheffen. Eerst werd er gebruikgemaakt van een documentenanalyse en een veldonderzoek. De documentenanalyse bood een inzage in de doelstellingen van de vakbond inzake gendergerelateerde thema's. Daaruit bleek onder meer dat de vakbonden de vrouwenvertegenwoordiging willen verbeteren door het opleggen van quota. Daarnaast werd er ook gekeken naar de beleidseisen inzake de loonkloof die, net als de veldonderzoeken, een maatstaf zijn voor de belangstelling van de vakbond voor gendergerelateerde thema's. Tenslotte werden er verschillende semi-gestructureerde interviews afgenomen. Deze bevestigden grotendeels eerder onderzoek: er wordt gewerkt met quota, en genderthema's zijn niet voor iedereen prioritair. Sommige resultaten konden worden verwacht op basis van de literatuurstudie. Zo ervoeren de vakbonden het bestaan van de voorvermelde valkuilen in de toepassing van gendermainstreaming. Andere resultaten echter waren eerder onverwacht. Zo kwam naar voren dat er weliswaar vrouwen zijn doorgestroomd naar hogere functies, maar niet de vrouwelijke waarden. De masterthesis besluit met voorstellen voor verder onderzoek en het vakbondsbeleid.

Keywords

Listing 1 - 8 of 8
Sort by