Listing 1 - 10 of 11 | << page >> |
Sort by
|
Choose an application
Een goede relatie met ouders opbouwen, hoe doe je dat? Uit literatuur en onderzoek rond ouders halen we enkele richtlijnen voor een goed contact: eerlijk zijn, initiatief nemen in het contact, persoonlijk en rechtstreeks contact, voldoende en laagdrempelige informatie verstrekken, open en direct communiceren,... Maar wat betekent dit nu in de concrete school- en klaspraktijk? Waar loop je als leraar of school tegenaan? Een van de elementen hierin is het voeren van een dialoog over opvoeding met ouders. Ouders hebben soms andere verwachtingen, bijvoorbeeld ten opzichte van de opvoedende rol van de school wat betreft het thema zindelijkheid. Voor een goede samenwerking zijn beide partijen aan zet. Er zijn geen kant- en -klare oplossingen. Zowel ouders als leraren en scholen hebben een aandeel in het creëren van dialoog. Deze reflectietool laat lerarenteams reflecteren over hoe er een positieve relatie kan opgebouwd worden met ouders. Door het reflectieproces te doorlopen buigen lerarenteams zich over uitdagingen en kansen in uiteenlopende opvoedingsthema's.
Choose an application
Breng de buitenwereld zo authentiek mogelijk binnen in de klasGa voor betekenisvolle opdrachtenVertrek vanuit de leervragen van kinderenThematisch werken betekent de reële leef- en belevingswereld van de kinderen in je klas meenemen in je onderwijs. Leraren doen dit vaak al spontaan, alleen zijn ze dikwijls nog op zoek naar een manier om dit beter in hun lespraktijk te integreren.Thematisch werken in het basisonderwijs met 6- tot 12-jarigen geeft leerkrachten een stappenplan om op systematische wijze en in samenspraak met leerlingen een thema uit te werken. De pijlers van thematisch werken worden hierin belicht, net als de talrijke voordelen van deze methode.In dit boek vind je een schema met handleiding om de criteria van een goed uitgewerkt thema te herkennen. Zet zo maximaal in op de aangeboren nieuwsgierigheid van je leerlingen en ontdek samen met hen de wereld binnen en buiten de school.https://www.lannoo.be/nl/thematisch-werken
Didactiek ; Onderwijsmethoden --- Didactic strategies --- vakoverschrijdende thema's --- lager onderwijs --- Thema's ; basisonderwijs --- Ervaringsleren ; basisonderwijs --- Basisonderwijs ; didactiek --- Lager onderwijs --- Thematisch werken --- Leefwereld --- Didactiek --- Praktijk --- Basisonderwijs --- Wereldoriëntatie --- Lesgeven --- Activerende didactische werkvormen
Choose an application
In mijn opleiding werd er veel aandacht besteed aan differentiatie, wat dit is en hoe je dit het beste kunt realiseren in je klas. Met deze kennis ging ik aan de slag tijdens mijn stages. Ik ging steeds actief op zoek naar mogelijkheden tot differentiatie en naar andere werkvormen. Toen ik voor de keuze stond een onderwerp te kiezen voor mijn bachelorproef, dacht ik meteen aan ‘differentiatie’ aangezien ik dit zelf zeer belangrijk vind. Elke leerling in je klas is uniek, wandelt de klas binnen met een persoonlijke rugzak, heeft eigen interesses en komt op een andere manier tot leren. Het is je taak als leerkracht om op deze verschillen in te spelen door te gaan differentiëren. Talenten kunnen daarbij een hulp zijn. Wat als elke leerling de leerstof kan benaderen vanuit zijn eigen sterktes, vanuit zijn eigen talenten… Leerlingen zullen gemotiveerder leren en de leerstof zal langer bijblijven. Voordat je aan talentgerichte differentiatie kan beginnen, moet je als leerkracht beschikken over voldoende achtergrondkennis om het maximum uit de talenten te kunnen halen. Het hebben van een talent is namelijk geen garantie op succes. Een talent is niet iets dat je zomaar waarneemt, je moet er actief naar op zoek gaan. Pas nadien kan je deze inzetten in je lessen. Aangezien talenten onder onze gedragingen zitten en je ze niet meteen opmerkt, vroeg ik mij af hoe je ze het beste kan opsporen. Dit werd dan ook mijn onderzoeksvraag: ‘Hoe kan je de talenten van je leerlingen op het spoor komen?’ Om op deze vraag een antwoord te vinden, verdiepte ik mij allereerst in de literatuur. Ik nam contact op met een kindertalentenfluisteraar voor een interview en volgde een talentenworkshop. Nadien besloot ik om mijn eigen talententest te ontwerpen met een bijhorende handleiding. Hoe dit alles in elkaar zit en tot stand kwam, vind je terug in deze bachelorproef.
Choose an application
Wij hebben samen onderzocht hoe we schrijfdans kunnen integreren in activiteiten die aansluiten in thema. Onze bachelorproef is voornamelijk gericht naar leerkrachten. Ons eerste deel bestaat uit de literatuurstudie. Deze bestaat onder andere uit de omschrijving van schrijfdans, het doel, de werking en meerwaarde van schrijfdans. Een zeer belangrijk onderdeel binnen schrijfdans zijn de specifieke schrijfvoorwaarden. Deze mogen zeker niet ontbreken in een schrijfdansactiviteit. Schrijfdans bereidt de leerlingen voor op het schrijven en zorgt voor een betere motorische ontwikkeling. We kozen ervoor om schrijfdansactiviteiten te koppelen aan thematisch werken. Uit ons onderzoek bleek dat heel wat kinderen niet graag schrijven. Door thematisch aan de slag te gaan tonen de kinderen een grote betrokkenheid. Dit hebben we duidelijk gemerkt tijdens het uitvoeren van de thematische schrijfdansactiviteiten tijdens onze stage. De activiteit krijgt betekenis en ze vinden het zinvol. We hebben voor een context gezorgd binnen de verschillende activiteiten. Ons tweede deel bestaat uit het onderzoek dus het praktische onderdeel van onze bachelorproef. We zijn aan de slag gegaan met verschillende soorten bevragingen. Zo hebben we eerst een interview afgenomen bij de leerlingen van het eerste leerjaar waar we stage liepen. Nadien hebben we een enquête laten invullen door leerkrachten in Brussel en Vlaanderen. We hadden een nauwe samenwerking met Schrijfdans Vlaanderen. We volgenden 1 dag het schrijfdanskamp mee. Vervolgens hebben een interview afgenomen met een echte experte van Schrijfdans Vlaanderen. Ze gaf ons goede feedback waardoor we tijdens onze thematische schrijfdansactiviteiten nog beter aan de schrijfdansdoelen konden werken. Uit dit onderdeeltje hebben we ingezien dat tijdstekort vaak een oorzaak is van het niet uitvoeren van schrijfdans in het onderwijs. We hebben verschillende elementen aangehaald om de werkdruk en het tijdstekort te verminderen. Er is een duidelijke achteruitgang merkbaar in het onderwijs dus schrijfdans wordt zeker noodzakelijk. Leerlingen vinden het niet fijn om te schrijven omdat ze dit nog moeilijk vinden. Het is aan ons om hen het tegendeel te bewijzen door actieve, interessante, herkenbare schrijfdansactiviteiten aan te bieden. Het laatste stuk van onze bachelorproef bestaat uit onze thematische schrijfdansactiviteiten. Deze nieuwe term is volgens ons zeker een meerwaarde voor in het onderwijs en in de toekomst. Het handschrift zal minder en minder aan bod komen door de technologie, maar onze motorische ontwikkeling mag hierdoor niet in het gedrang komen. Het begint tenslotte als baby en moet verder evolueren tot puber. Onze thematische schrijfdansactiviteiten starten telkens met een verhaal gelinkt aan het thema (zomer of theater). De verhalen zijn heel herkenbaar en uit de leefwereld van de kinderen gehaald. We gaan aan de slag met sensorisch materiaal met als doel nadien pas het schrijven met potlood en pen. Bewegen door de ruimte is altijd de eerste stap maar naar mate de beheersing van het lichaam kan je dit onderdeel weglaten (tijdstekort). Onze activiteiten zijn uitgewerkt in een stappenplan (fiche) zodat de leerlingen meteen begrijpen wat ze moeten doen, wat ze nodig hebben, met wie en hoelang. We werkten ook een uitgebreide versie uit voor de leerkrachten. Hierop vind je extra informatie over de activiteit bijvoorbeeld de muziek, differentiatie en de zill doelen.
Choose an application
Jonge kinderen leren door te spelen. Dat wordt door veel scholen en pedagogen erkent. Maar wat is spel nu eigenlijk, hoe draagt spel bij aan de ontwikkeling en hoe kun je nu een meer spelgericht aanbod creëren? Aan de hand van de drie centrale pedagogen in de leefwereld van het kind (het kind zelf, de omgeving en de volwassene) ontdek je de mogelijkheden van spel en hoe je dit op verschillende manieren kunt begeleiden. Het boek richt zich op de begeleiding van jonge kinderen van 2,5 tot 7 jaar.Bron: https://www.lannoo.be/nl/kleuters-en-spel
Didactic strategies --- Recreation. Games. Sports. Corp. expression --- bewegingsspelen --- spellen --- kleuters --- Kleuter --- Spel --- Ontwikkelingspsychologie --- Spelontwikkeling --- Ruimte (gebouw) --- Pedagogie --- Reggio Emilia (onderwijs) --- Spelbegeleiding --- Spelbetrokkenheid --- Boerderij --- Bloemist --- Speelleerkans --- Didactics of Kindergarten
Choose an application
In deze bachelorproef wordt getracht om volgende onderzoeksvraag te beantwoorden : "hoe kan je hoogsensitieve lagere schoolkinderen als leerkracht het best ondersteunen in de klaspraktijk?" Om een beter inzicht te krijgen in het begrip "hoogsensitiviteit", wordt een theoretisch kader uitgeschreven. In dit eerste luik van deze bachelorproef wordt een definitie gegeven alsook de kenmerken, diagnose, misvattingen, oorzaken, preventie en gevolgen van het begrip "hoogsensitiviteit". Ook wordt er een specifiek stuk uitgeschreven met betrekking tot kinderen met hoogsensitiviteit in de klaspraktijk. Zo blijkt onder andere uit de theorie dat één op de vijf leerlingen hooggevoelig is. Het is een feit dat een aantal leerlingen dus snel overprikkeld kunnen raken in de klaspraktijk. Als leerkracht ben je dus genoodzaakt om de didactiek en de pedagogische aanpak aan te passen. In de theorie worden hiervoor een aantal aanbevelingen gegeven alsook voorbeelden gegeven die de leerkracht kan toepassen in de klas. Om een overgang te maken van de theorie naar de praktijk worden er twee hypotheses opgesteld. De eerste hypothese doet vermoeden dat leerkrachten van de lagere school een aangepaste onderwijsstijl en didactische aanpak moeten verrichten in het lesgeven, rekening houdende met een verlengde instructie die ondersteund wordt door een rijke context om hoogsensitieve leerlingen en overprikkelde leerlingen te ondersteunen. Vervolgens is het volgens de tweede hypothese ook mogelijk dat de invoer van een rustruimte zou bijdragen tot de daling van overprikkeling bij lagere schoolkinderen. Een tweede luik van de bachelorproef is het onderdeel waar er een uitleg wordt voorzien van het werkveld en methodologie. Hierin wordt er een overzicht gemaakt van de verschillende methoden van gegevensverzameling met name, analyses, enquêtes, een interview en statistieken. Tenslotte is er het derde gedeelte, het praktijkonderzoek. In dit laatste onderdeel wordt nagegaan of de hypotheses kunnen worden bevestigd of verworpen. Dit praktijkonderzoek wordt ondersteund door enquêtes, grafieken en voorbeelden in bijlagen. Ook de theoretische aanbevelingen die worden gegeven binnen het theoretisch kader werden in de praktijk uitgetest.
Choose an application
Tijdens onze opleiding lager onderwijs kregen we verschillende kansen om met differentiatie in aanraking te komen. Keer op keer merkten we hoe belangrijk het is om de zone van naaste ontwikkeling voor ogen te houden en binnen deze zone te werken. Zo zullen kinderen, waarbij de leerkracht te hoge verwachtingen stelt, afhaken. Hierdoor mislopen ze succeservaringen. Maar ook kinderen die niet uitgedaagd worden en waarbij er dus te lage verwachtingen gesteld worden, zullen zich beginnen te vervelen. Met alle gevolgen van dien. We kwamen samen op het idee om differentiatiematerialen te ontwikkelen die we konden inzetten tijdens onze eindstage. Dit waren materialen die gebaseerd zijn op de specifieke onderwijsbehoeften van de kinderen uit onze klas. De populatie van beide klassen is te groot om te onderzoeken. Daarom kozen we ervoor om uit iedere klas vijf steekproefkinderen te selecteren die we van naderbij onderzochten en begeleidden. Een belangrijk gegeven van ons werkstuk zijn de beginsituatiefiches en de observatiefiches. Deze kregen hun invulling door verschillende observaties. Dit was een eerste stap om te bepalen welke onderwijsbehoeften er bij deze kinderen aanwezig zijn. Voor dit alles ontwierpen we materialen die inzetbaar zijn voor de kinderen die een bepaald onderdeel onder de knie hebben en hier verder in uitgedaagd kunnen worden. Maar daarnaast zorgden we ook voor materialen die gebruikt kunnen worden voor de kinderen die een bepaald onderdeel nog niet helemaal begrepen hebben. Dit kan verschillend zijn van kind tot kind omdat je nooit over een kind kan zeggen dat die ‘sterk’ of ‘zwak’ is over de hele lijn in rekenen. Afhankelijk van het domein, het onderwerp, de les… kan dit variëren. Bovenop de vele materialen, pasten we nog verschillende differentiatietechnieken toe. Om tot deze materialen te komen, namen we interviews af van onze mentoren. Dit deden we om het reilen en zeilen van de klasleerkracht te onderzoeken en hierop eventueel verder te werken. Daarenboven is één van onze grootste inspiratiebronnen, de zorgstage in het buitengewoon onderwijs, geweest. Door hier in gesprek te treden met het volledige team, over de lessen die wij gaven in de stage, zijn we op verschillende mogelijke materialen gebotst. Ons uiteindelijk doel was om na te gaan welk effect de differentiatiemaatregelen teweeg brachten gedurende een periode van vier weken. Dit deden we aan de hand van twee testafnames. In de tweede testafname werden alle differentiatiematerialen en een deel van de technieken aangereikt aan de kinderen. Na de verschillende testafnames zetten we de gegevens om in een foutenanalysetabel. Met hierbij aansluitende conclusies. Aan de hand hiervan konden we bepalen wat het mogelijke effect was op onze toegepaste differentiatiemaatregelen. Deze gaven we op het einde weer in enkele grafieken. We kunnen na dit onderzoek wel besluiten dat differentiëren geen zaak is van vele grote materialen, maar dat je al heel wat kan bereiken door kleine aanpassingen door te voeren. Ondanks het feit dat het niet eenvoudig is om te concluderen of de maatregelen er al dan niet toe gedaan hebben, kunnen we wel besluiten dat er een positieve evolutie gemaakt is geweest. De reden waarom dit niet met zekerheid kan gezegd worden, is omdat de testafnames nog steeds momentopnames zijn en deze erg afhankelijk is van hoe een kind zich op dat moment voelt, het moment van de dag, het weer, de thuissituatie… en of die al dan niet de maatregel heeft toegepast.
Choose an application
De ideale klasinrichting bestaat niet. Toch is het erg belangrijk om erbij stil te staan. Er bestaan verschillende deelaspecten van de klasinrichting. Licht, temperatuur, luchtkwaliteit, geluid, bankopstelling, kleur, muurbekleding en ruimte. Elk van deze aspecten kunnen aangepast worden om de klasinrichting te verbeteren. De klasinrichting moet aangepast worden aan de noden van de leerkracht en de klasgroep. Algemeen kan men concluderen dat leerkrachten eerder opteren voor een zo rustig en gestructureerd mogelijke inrichting. De meerderheid geeft aan dat dit het beste werkt bij deze leerlingen.
Choose an application
Tijdens onze opleiding lager onderwijs kregen we verschillende kansen om met differentiatie in aanraking te komen. Keer op keer merkten we hoe belangrijk het is om de zone van naaste ontwikkeling voor ogen te houden en binnen deze zone te werken. Zo zullen kinderen, waarbij de leerkracht te hoge verwachtingen stelt, afhaken. Hierdoor mislopen ze succeservaringen. Maar ook kinderen die niet uitgedaagd worden en waarbij er dus te lage verwachtingen gesteld worden, zullen zich beginnen te vervelen. Met alle gevolgen van dien. We kwamen samen op het idee om differentiatiematerialen te ontwikkelen die we konden inzetten tijdens onze eindstage. Dit waren materialen die gebaseerd zijn op de specifieke onderwijsbehoeften van de kinderen uit onze klas. De populatie van beide klassen is te groot om te onderzoeken. Daarom kozen we ervoor om uit iedere klas vijf steekproefkinderen te selecteren die we van naderbij onderzochten en begeleidden. Een belangrijk gegeven van ons werkstuk zijn de beginsituatiefiches en de observatiefiches. Deze kregen hun invulling door verschillende observaties. Dit was een eerste stap om te bepalen welke onderwijsbehoeften er bij deze kinderen aanwezig zijn. Voor dit alles ontwierpen we materialen die inzetbaar zijn voor de kinderen die een bepaald onderdeel onder de knie hebben en hier verder in uitgedaagd kunnen worden. Maar daarnaast zorgden we ook voor materialen die gebruikt kunnen worden voor de kinderen die een bepaald onderdeel nog niet helemaal begrepen hebben. Dit kan verschillend zijn van kind tot kind omdat je nooit over een kind kan zeggen dat die ‘sterk’ of ‘zwak’ is over de hele lijn in rekenen. Afhankelijk van het domein, het onderwerp, de les… kan dit variëren. Bovenop de vele materialen, pasten we nog verschillende differentiatietechnieken toe. Om tot deze materialen te komen, namen we interviews af van onze mentoren. Dit deden we om het reilen en zeilen van de klasleerkracht te onderzoeken en hierop eventueel verder te werken. Daarenboven is één van onze grootste inspiratiebronnen, de zorgstage in het buitengewoon onderwijs, geweest. Door hier in gesprek te treden met het volledige team, over de lessen die wij gaven in de stage, zijn we op verschillende mogelijke materialen gebotst. Ons uiteindelijk doel was om na te gaan welk effect de differentiatiemaatregelen teweeg brachten gedurende een periode van vier weken. Dit deden we aan de hand van twee testafnames. In de tweede testafname werden alle differentiatiematerialen en een deel van de technieken aangereikt aan de kinderen. Na de verschillende testafnames zetten we de gegevens om in een foutenanalysetabel. Met hierbij aansluitende conclusies. Aan de hand hiervan konden we bepalen wat het mogelijke effect was op onze toegepaste differentiatiemaatregelen. Deze gaven we op het einde weer in enkele grafieken. We kunnen na dit onderzoek wel besluiten dat differentiëren geen zaak is van vele grote materialen, maar dat je al heel wat kan bereiken door kleine aanpassingen door te voeren. Ondanks het feit dat het niet eenvoudig is om te concluderen of de maatregelen er al dan niet toe gedaan hebben, kunnen we wel besluiten dat er een positieve evolutie gemaakt is geweest. De reden waarom dit niet met zekerheid kan gezegd worden, is omdat de testafnames nog steeds momentopnames zijn en deze erg afhankelijk is van hoe een kind zich op dat moment voelt, het moment van de dag, het weer, de thuissituatie… en of die al dan niet de maatregel heeft toegepast.
Choose an application
Listing 1 - 10 of 11 | << page >> |
Sort by
|