Choose an application

• Reference Manager
• EndNote
• RefWorks (Direct export to RefWorks)

Ondanks het veelvuldig voorkomen van borstkanker bij vrouwen wordt er vaak nog onderschat wat de verschillende nevenwerkingen zijn van de behandeling. Deze behandeling bestaat meestal uit een operatie die samengaat met bijkomende therapieën zoals radiotherapie, chemotherapie… Een veel voorkomend probleem na borstkanker is het ontstaan van lymfoedeem, beter gekend als zwelling. Heel wat vrouwen ondervinden dat ze na maanden, soms jaren, last hebben van een dikke arm. Naast deze zwelling kunnen ze ook klachten hebben van sensorische stoornissen. Dit bestaat uit een verminderd aanrakingsgevoel of overgevoeligheid die kan leiden tot een pijnervaring. Hoewel patiënten vaak vooraf geïnformeerd worden omtrent het herkennen van lymfoedeem, is het voor hen nog steeds moeilijk om deze symptomen te onderscheiden van een andere gevoelswaarneming. Om die reden lijkt het ons interessant om na te gaan voor welke tekenen deze patiënten precies hulp zoeken. In deze studie onderzoeken we of er bij patiënten met klachten van lymfoedeem wel degelijk zwelling aanwezig is of als er eerder gesproken kan worden van een veranderd gevoel bij aanraking. In vorige studies werd reeds aangetoond dat zwelling niet altijd aanwezig is. De relatie met sensorische stoornissen of een veranderde waarneming van de aangetaste zijde werd nog niet onderzocht. Dit is onmisbaar om een vollediger beeld te krijgen van de ervaringen van borstkankerpatiënten, maar dit is zeker ook nodig om vrouwen beter te kunnen informeren welke symptomen ze kunnen verwachten na een borstkanker behandeling en voor welke symptomen hulp gezocht kan worden. De proefpersonen, vrouwen die borstkanker gehad hebben aan één zijde, werden gevraagd om voor de metingen twee vragenlijsten in te vullen. Deze omvatten het effect van borstkanker op verschillende activiteiten in het dagelijkse leven en de waarneming (visueel en tactiel) van de aangetaste arm. Nadien werden nog enkele bijkomende onderzoeken gedaan om de aanwezigheid van zwelling te bevestigen. De omtrek van de arm werd gemeten en een niet-schadelijke elektrische stroom werd door de arm gestuurd om het vochtgehalte na te gaan. Als laatste werd de aangedane arm aangetikt met een reeks dunne haartjes om na te gaan hoe gevoelig de patiënt is voor aanraking en pijn. De eerdere conclusie, dat niet iedere patiënt objectieve zwelling heeft, werd bevestigd. Er werden geen duidelijke verbanden blootgesteld tussen de aan- of afwezigheid van zwelling en het voorkomen van een veranderd gevoel. Deze sensorische - en waarnemingsveranderingen waren wel aanwezig bij een aantal patiënten, dus kunnen we vermoeden dat deze mogelijks toch een rol zullen spelen in de lymfoedeemklachten. Verder onderzoek naar dit thema is zeker aan te raden zodat borstkankerpatiënten optimaal behandeld kunnen worden, ook na genezing van de kanker.