Listing 1 - 10 of 11 | << page >> |
Sort by
|
Choose an application
Doelstelling (1) Bepalen van een ‘geïndividualiseerde scandelay’ aan de hand van patiëntparameters en (2) nagaan of de aankleuring in verschillende weefsels onafhankelijk is van de patiëntparameters. Methode Er wordt bij 100 patiënten een CT abdomen uitgevoerd met een gepersonaliseerd contrastvolume (iCalc) en een monitoringscan met een ROI in het hepatisch parenchym. De scan wordt gestart na piekaankleuring in de ROI. Verschillende HU-metingen worden uitgevoerd in 10 landmarks. De Pearson correlatie analyse wordt uitgevoerd tussen de patiëntparameters, gemeten HU-waarden en de tijd tot piekaankleuring. De bekomen significante parameters worden in een lineaire regressieanalyse gezet, waaruit een formule wordt bekomen voor een optimale TTP. Resultaat Het lichaamsgewicht (r=0,72; p<0,001), lichaamslengte (r=0,46; p<0,001), diastole (r=0,31; p=0,006), injectie volume (r=0,66; p<0,001), injectieduur (r=0,75; p<0,001) en injectiesnelheid (r=-0,26; p=0,021) correleren significant met de TTP. De HU-metingen (3/10) correleren matig (0,46;0,39;0,3; p<0,001) met contrastvolume; matig (6/10) (0,38;0,35;0,44;0,34;0,37;0,34; p<0,001) met hartslagfrequentie en matig (6/10) (0,31;0,36;0,46;0,35;0,32;0,38, p<0,001) met injectieduur. Er is een verschil van 9,92±2,71 (p<0,001) seconden en 10,39±2,32 (p<0,001) seconden in respectievelijk de gemeten- en de voorspelde TTP tussen beide geslachten. Conclusie De huidige manier van werken (delay op 100s) zorgt voor een suboptimale contrasttiming. De TTP kan worden voorspelt aan de hand van volgende formule: TTP (±6,83)= (Contrastvolume (ml)*-0,34) + (Injectieduur (s)*0,71) + (Leeftijd (jj)*0,23) + (Gewicht (kg)*0,31) + (Lengte (cm)*0,29). De aankleuring in het hepatisch parenchym is onafhankelijk van de patiëntparameters bij gebruik van een gepersonaliseerd contrastvolume. De aankleuring in andere landmarks is nog steeds afhankelijk van het contrastvolume, hartslagfrequentie en de injectieduur.
Choose an application
In deze bachelorproef wordt onderzocht of het aanvaardbaar is om een verschuiving te maken naar lage dosis CT voor extremiteiten bij trauma. Hierbij wordt eveneens nagegaan hoe laag deze dosis kan zijn. Deze bachelorproef bestaat uit drie delen. Het eerste deel is een retrospectieve studie op projectieradiografie. Hierna volgt een TLD-meting zowel op projectieradiografie als op CT. Hierbij werd de intreedosis gemeten. In het laatste deel worden de verkregen beelden op CT subjectief gescoord door zowel een ervaren als een assistent-radioloog d.m.v. visual grading. Uit de retrospectieve studie blijkt dat de gemiddelde effectieve dosis voor een trauma-onderzoek van de hand, pols, voet en enkel respectievelijk 0,36; 0,20; 0,24; 0,54 µSv bedraagt. Door TLD-metingen op een kadaver via projectieradiografie werd een intreedosis verkregen, waaruit later de effectieve dosis berekend werd. Deze bedraagt 0,5 µSv voor een onderzoek van een hand, 0,55 µSv voor een pols, 0,7 µSv voor een voet en 2,05 µSv voor een enkel. Bij het lage dosis CT-protocol met de laagst mogelijke dosis, maar nog steeds een voldoende diagnostische waarde, werd een effectieve dosis van 4 µSv berekend ter hoogte van de voet. Uit dit onderzoek kan er geconcludeerd worden dat een verschuiving van projectieradiografie naar lage dosis CT mogelijk is. De licht hogere dosis op CT wordt verantwoord door de voordelen i.v.m. beeldkwaliteit en diagnostische waarde.
Choose an application
Doelstelling (1) Bepalen van een ‘geïndividualiseerde scandelay’ aan de hand van patiëntparameters en (2) nagaan of de aankleuring in verschillende weefsels onafhankelijk is van de patiëntparameters. Methode Er wordt bij 100 patiënten een CT abdomen uitgevoerd met een gepersonaliseerd contrastvolume (iCalc) en een monitoringscan met een ROI in het hepatisch parenchym. De scan wordt gestart na piekaankleuring in de ROI. Verschillende HU-metingen worden uitgevoerd in 10 landmarks. De Pearson correlatie analyse wordt uitgevoerd tussen de patiëntparameters, gemeten HU-waarden en de tijd tot piekaankleuring. De bekomen significante parameters worden in een lineaire regressieanalyse gezet, waaruit een formule wordt bekomen voor een optimale TTP. Resultaat Het lichaamsgewicht (r=0,72; p<0,001), lichaamslengte (r=0,46; p<0,001), diastole (r=0,31; p=0,006), injectie volume (r=0,66; p<0,001), injectieduur (r=0,75; p<0,001) en injectiesnelheid (r=-0,26; p=0,021) correleren significant met de TTP. De HU-metingen (3/10) correleren matig (0,46;0,39;0,3; p<0,001) met contrastvolume; matig (6/10) (0,38;0,35;0,44;0,34;0,37;0,34; p<0,001) met hartslagfrequentie en matig (6/10) (0,31;0,36;0,46;0,35;0,32;0,38, p<0,001) met injectieduur. Er is een verschil van 9,92±2,71 (p<0,001) seconden en 10,39±2,32 (p<0,001) seconden in respectievelijk de gemeten- en de voorspelde TTP tussen beide geslachten. Conclusie * De huidige manier van werken (delay op 100s) zorgt voor een suboptimale contrasttiming. * De TTP kan worden voorspelt aan de hand van volgende formule: TTP (±6,83)= (Contrastvolume (ml)*-0,34) + (Injectieduur (s)*0,71) + (Leeftijd (jj)*0,23) + (Gewicht (kg)*0,31) + (Lengte (cm)*0,29). * De aankleuring in het hepatisch parenchym is onafhankelijk van de patiëntparameters bij gebruik van een gepersonaliseerd contrastvolume. De aankleuring in andere landmarks is nog steeds afhankelijk van het contrastvolume, hartslagfrequentie en de injectieduur.
Choose an application
Probleem& doelstelling/vraagstelling We willen nagaan in hoeverre de concentratie van de contraststofvloeistof kan verdund worden bij een onveranderd totaal geïnjecteerd contraststofvolume en zo dat de diagnostische kwaliteit van het onderzoek behouden blijft. Methode De dataverzameling van deze eindproef werd uitgevoerd op een groep van 50 patiënten over een periode van vijf maanden in het universitair ziekenhuis Gasthuisberg te Leuven. De 50 patiënten werden onderverdeeld in drie groepen met een verschillende verdunning (0%, 10% en 20%). Bij elk onderzoek werden er nadien Hounsfield Unit (HU) metingen uitgevoerd in gekozen anatomische structuren. Twee expert radiologen hebben in consensus de diagnostische kwaliteit van de beelden beoordeeld. Resultaat Bij het 10% verdunnen van het contrastmiddel daalt de gemiddelde HU met 7.58%. Bij 20% verdunnen van het contrast blijkt de gemiddelde HU met 16% te zijn gedaald. Uit een visueel scoring systeem blijkt dat er geen significant verschil is tussen de verdunningsreeksen en de controle groep. Discussie De metingen van de HU toonden, zoals verwacht ,een evenredigheid aan tussen %verdunning en HU. De diagnosiseerbaarheid werd statistisch verwerkt en er blijkt geen significant verschil te zijn tussen de verschillende reeksen. Daarentegen blijkt uit de feedback van Prof. Bielen dat men op een kantelpunt komt bij 20% verdunning. Conclusie Er werd besloten dat er kan gewerkt worden met 10% verdunning. Om tot 20% verdunning te kunnen gaan zou vooral de mannelijke studiegroep moeten vergroot worden.
Choose an application
Probleem & doelstelling/vraagstelling Deze studie onderzoekt of het mogelijk is om minder jodiumhoudend contraststof toe te dienen d.m.v. verdunde concentraties, zonder het diagnostisch beeld in drang te brengen. Dit vermindert de kans op allergische renale en niet-renale contrastreacties. Methode Twintig proefbuisjes met verschillende concentraties Iomeron 350® werden gemaakt, van 0% tot 1,9%. Een selectie van zes proefbuisjes werd gemaakt op basis van gemiddelde HU in arteriële en veneuze fasen. Deze werden in een plexiglasfantoom geplaatst en gescand op de vier beschikbare CT-toestellen in het UZ Leuven. Met alle beschikbare buisspanningen werd gescand, gecombineerd met vijf verschillende CTDIvol. Telkens werd de DLP genoteerd en de HU en ruis gemeten. Hierbij werden HU en ruis waardes verwerkt in grafieken en besproken. Resultaat Bij Siemens Somatom Force kan bij een arteriële fase 62,50% tot 18,75% Iomeron 350® bespaard worden bij een lagere buisspanning, bij Philips Ingenuity 50% tot 18,75%, bij Toshiba Aquilion One 50% tot 18,75% en tenslotte bij Siemens Somatom Definition Flash 50% tot 18,75%. Bespreking Het is mogelijk om een lagere verdunde concentratie Iomeron 350® te gebruiken wanneer de buisspanning verlaagt. Gevolg is een verhoogde ruis, waardoor de CTDIvol moet stijgen. En dus ook de DLP stijgt. Dit wordt ook zo beschreven in de literatuur. Conclusie Het verlagen van de buisspanning heeft als gevolg dat het toegediende contraststof kan worden verdund. Referentielijst • Bae, K. T., 2010. Intravenous Contrast Medium Administration an Scan Timing at CT: Considerations and Approaches. Radiology, 256(1), pp. 32-61. • Buls, N., Van Gompel, G., Van Cauteren, T., Nieboer, K., Willekens, I., Verfaillie, G., Evans, P., Macholl, S., Newton, B. and de Mey, J., 2014. Contrast agent and raduction in abdominal CT by a combination of low tube voltage and advanced image reconstruction algorithmes. European Radiology, 25, pp. 1023-1031. • Nakaura, T., Awai, K., Maruyama, N., Takata, N., Yoshinaka, I., Harada, K., Uemura, S. and Yamashita, Y., 2011. Abdominal Dynamic CT in Patiënts with Renal Dysfuction: Contrast Agent Dose Reduction with Low Tube Voltage and High Tube Current-Time Product Settings at 256-Detector Row CT. Radiology, 261(2), pp. 467-476.
Choose an application
Probleem & doelstelling/vraagstelling Deze studie onderzoekt of het mogelijk is om minder jodiumhoudend contraststof toe te dienen d.m.v. verdunde concentraties, zonder het diagnostisch beeld in drang te brengen. Dit vermindert de kans op allergische renale en niet-renale contrastreacties. Methode Twintig proefbuisjes met verschillende concentraties Iomeron 350® werden gemaakt, van 0% tot 1,9%. Een selectie van zes proefbuisjes werd gemaakt op basis van gemiddelde HU in arteriële en veneuze fasen. Deze werden in een plexiglasfantoom geplaatst en gescand op de vier beschikbare CT-toestellen in het UZ Leuven. Met alle beschikbare buisspanningen werd gescand, gecombineerd met vijf verschillende CTDIvol. Telkens werd de DLP genoteerd en de HU en ruis gemeten. Hierbij werden HU en ruis waardes verwerkt in grafieken en besproken. Resultaat Bij Siemens Somatom Force kan bij een arteriële fase 62,50% tot 18,75% Iomeron 350® bespaard worden bij een lagere buisspanning, bij Philips Ingenuity 50% tot 18,75%, bij Toshiba Aquilion One 50% tot 18,75% en tenslotte bij Siemens Somatom Definition Flash 50% tot 18,75%. Bespreking Het is mogelijk om een lagere verdunde concentratie Iomeron 350® te gebruiken wanneer de buisspanning verlaagt. Gevolg is een verhoogde ruis, waardoor de CTDIvol moet stijgen. En dus ook de DLP stijgt. Dit wordt ook zo beschreven in de literatuur. Conclusie Het verlagen van de buisspanning heeft als gevolg dat het toegediende contraststof kan worden verdund. Referentielijst • Bae, K. T., 2010. Intravenous Contrast Medium Administration an Scan Timing at CT: Considerations and Approaches. Radiology, 256(1), pp. 32-61. • Buls, N., Van Gompel, G., Van Cauteren, T., Nieboer, K., Willekens, I., Verfaillie, G., Evans, P., Macholl, S., Newton, B. and de Mey, J., 2014. Contrast agent and raduction in abdominal CT by a combination of low tube voltage and advanced image reconstruction algorithmes. European Radiology, 25, pp. 1023-1031. • Nakaura, T., Awai, K., Maruyama, N., Takata, N., Yoshinaka, I., Harada, K., Uemura, S. and Yamashita, Y., 2011. Abdominal Dynamic CT in Patiënts with Renal Dysfuction: Contrast Agent Dose Reduction with Low Tube Voltage and High Tube Current-Time Product Settings at 256-Detector Row CT. Radiology, 261(2), pp. 467-476.
Choose an application
Probleem& doelstelling/vraagstelling We willen nagaan in hoeverre de concentratie van de contraststofvloeistof kan verdund worden bij een onveranderd totaal geïnjecteerd contraststofvolume en zo dat de diagnostische kwaliteit van het onderzoek behouden blijft. Methode De dataverzameling van deze eindproef werd uitgevoerd op een groep van 50 patiënten over een periode van vijf maanden in het universitair ziekenhuis Gasthuisberg te Leuven. De 50 patiënten werden onderverdeeld in drie groepen met een verschillende verdunning (0%, 10% en 20%). Bij elk onderzoek werden er nadien Hounsfield Unit (HU) metingen uitgevoerd in gekozen anatomische structuren. Twee expert radiologen hebben in consensus de diagnostische kwaliteit van de beelden beoordeeld. Resultaat Bij het 10% verdunnen van het contrastmiddel daalt de gemiddelde HU met 7.58%. Bij 20% verdunnen van het contrast blijkt de gemiddelde HU met 16% te zijn gedaald. Uit een visueel scoring systeem blijkt dat er geen significant verschil is tussen de verdunningsreeksen en de controle groep. Discussie De metingen van de HU toonden, zoals verwacht ,een evenredigheid aan tussen %verdunning en HU. De diagnosiseerbaarheid werd statistisch verwerkt en er blijkt geen significant verschil te zijn tussen de verschillende reeksen. Daarentegen blijkt uit de feedback van Prof. Bielen dat men op een kantelpunt komt bij 20% verdunning. Conclusie Er werd besloten dat er kan gewerkt worden met 10% verdunning. Om tot 20% verdunning te kunnen gaan zou vooral de mannelijke studiegroep moeten vergroot worden.
Choose an application
We assessed a method for reducing iodized contrast volume in aortic computed tomography angiography (CTA) using a contrast volume calculator and a spiral flow device. Sixty patients undergoing aortic CTA were randomly assigned to 4 groups. Group 1 received a patient specific calculated contrast volume based on weight, length and heart rate; group 2 a 20% dilution, groups 3 and 4 a 50% dilution of the calculated volumes. A spiral flow device was used to mix contrast agent and saline. The first 3 groups were scanned on a Siemens Somatom Flash, group 4 on a Somatom Force with improved tube voltage modulation. Aortic contrast density was measured and image quality was evaluated using visual grading analysis (VGA). Mean contrast volumes for groups 1 to 4 were respectively 93, 78, 52 and 44 ml. Mean tube voltage was 27% lower in group 4 compared to the other groups (P < 0,0001). Contrast densities between groups 1, 2 and 4 were not significantly different (P > 0.05). Mean density in group 3 was 42% lower than group 1 (P < 0.001) and 31% lower than group 2 (P < 0.01). Mean density in group 4 was 52% higher than group 3 (P < 0.001). VGA score for group 3 was significantly lower than the other groups. In conclusion we can state that low patient tailored contrast volumes can yield good image quality in aortic CTA using scan protocols combining contrast dilution up to 50%, a spiral flow device and reduced tube voltage.
Choose an application
Deep learning (DL) is a machine learning algorithm. It uses artificial neural networks (ANN) to extract features out of raw data to solve problems. This technology will play an important role in the future. To anticipate on this evolution, a survey among medicine students and doctors was conducted about the potential role of artificial intelligence (AI). The purpose of this thesis is twofold. First, it aims to explain deep learning to medical staff. Those who are already familiar with DL, can find the literature survey regarding the use of deep learning in bone fracture detection at page 13, after the introduction section. Second, a literature survey was performed about the current state of deep learning in fracture detection.
Choose an application
Introduction: Full understanding of human anatomy and surgical procedures is essential in order to provide optimal healthcare. Despite the many educational tools that are available today, there are still some limitations. The goal of this study is to evaluate three-dimensional (3D) printing as an educational tool in medicine and discuss current limitations and future perspectives. Methods: An exploratory survey on current educational methods was conducted among Belgian students using multiple choice, Likert-scale and open questions. Furthermore, a literature review was performed on the use of 3D printing for general medical education, simulation training and patient education using the MEDLINE (PubMed), EMBASE and Cochrane databases. Results: Only 73 of 488 survey respondents (15%) reported to have used 3D printing at least once for learning human anatomy. However, they did agree that specific 3D printed objects have more value than 2D images (3.89 ± 0.91 on a 5-point Likert scale) and 318 of 485 respondents (66%) agreed or strongly agreed that they would frequently use it when available. 33 unique studies were found eligible for qualitative synthesis. Discussion: The exploratory survey suggests an appreciation of 3D printing. Current literature reports that 3D printed models have significantly more value than traditional educational tools such as images or diagrams. However, no superiority over 3D virtual models has yet been reported and the unique value of other methods (i.e. cadaver dissections) remains unparalleled. Nevertheless, in our opinion 3D printing will be an invaluable ancillary educational tool in the field of medicine as technology further advances.
Listing 1 - 10 of 11 | << page >> |
Sort by
|