Choose an application

• Reference Manager
• EndNote
• RefWorks (Direct export to RefWorks)

Choose an application

• Reference Manager
• EndNote
• RefWorks (Direct export to RefWorks)

Choose an application

• Reference Manager
• EndNote
• RefWorks (Direct export to RefWorks)

Als casus hebben we een man van 75 jaar met een transfemorale amputatie aan de rechterzijde. Voor onze cliënt hebben wij een prothese ontworpen en vervaardigd. Er is gekozen voor een NML-koker met een C-leg en trias voet (1C30). Het prothese ontwerp en de vervaardiging zijn beschreven in het projectboek. Er is individueel een literatuurstudie geschreven die aansloot bij de casus. Abstract:Inleiding: De literatuur toont aan dat er een verhoogde incidentie plaatsvindt van het voorkomen van transfemorale amputaties door diabetes, vasculaire ziektes en trauma. Bij een prothese voor deze soort amputatie hoort ook een protheseknie, dit kan een mechanische of microprocessor gestuurde knie zijn. Er zijn veel verschillende microprocessor gestuurde knieën aanwezig op de markt. Is de C-Leg een beter alternatief dan andere prothesknieën wanneer er gekeken wordt naar het energieverbruik? Methode: Via verschillende databanken zoals Pubmed en Google scholar werden wetenschappelijke artikels en onderzoeken opgezocht. Resultaat: Onderzoeken waar de C-Leg met mechanische knieën vergeleken werden toonden geen significant verschil aan in het verbruik van energie tijdens het wandelen. Onderzoeken waar de C-Leg vergeleken werd met andere Microprocessor gestuurde knieën toonden ook aan dat er geen significant verschil was in energieverbruik bij de verschillende knieën. Wel toonde deze aan dat er een verhoogd veiligheidsgevoel was bij het gebruik van de C-Leg. Discussie: De meeste wetenschappelijke onderzoeken maakten gebruik van een te kleine populatie waardoor er een significante limitatie komt aan het onderzoek. Conclusie: Er is kwalitatief en kwantitatief meer onderzoek nodig naar de verschillen in energieverbruik tussen de C-Leg en andere protheseknieën.

Choose an application

• Reference Manager
• EndNote
• RefWorks (Direct export to RefWorks)

A la croisée des XIXe et XXe siècles, Liège est dans une forme économique sans précédent : nous sommes face à une évolution de la société avec le développement de l’industrie : les ouvriers arrivent en ville pour travailler dans les usines et les nouveaux bourgeois industriels se construisent de riches demeures en ville. Forte de ce développement, Liège organisme même l’Exposition universelle de 1905, coïncidant avec les 75 ans de l’indépendance nationale. 
C’est dans ce contexte que se développe l’Art Nouveau : non seulement à Liège, bien que plus tardivement qu’à Bruxelles ; mais aussi dans le reste de la Belgique et des pays voisins. 
Parmi les architectures Art Nouveau liégeoises, je m’intéresse à la production de Maurice Devignée, et plus précisément sa période Art Nouveau : du début de sa carrière en 1905 jusqu’environ 1913, à la veille de la première guerre mondiale. 
Partant d’un répertoire de bâtiments le plus étoffé possible, j’opère à une lecture de leurs façades, principal lieu d’expression de l’architecte. Avec cette étude, classée par année, j’essaye de comprendre l’évolution de l’architecte et de son style architectural, avant d’opérer à une synthèse de celle-ci, tout en identifiant le côté éclectique de la production de Maurice Devignée ; et en espérant le meilleur pour ce patrimoine parfois tristement délaissé.

Art Nouveau --- Liège --- Devignée --- Façades --- Composition --- Eclectisme --- Ingénierie, informatique & technologie > Architecture

Choose an application

• Reference Manager
• EndNote
• RefWorks (Direct export to RefWorks)