Listing 1 - 1 of 1 |
Sort by
|
Choose an application
Begin 2017 deed zich een fatale casus voor van systemische Toxoplasma gondii-infectie bij een patiënt die kort voordien een harttransplantatie had ondergaan. Pretransplantatie was hij seronegatief (R-) voor de opportunistische parasiet, de donor was seropositief (D+). Door middel van literatuurstudie en analyse van de databank van de UZ Leuven omtrent harttransplantatiepatiënten, werd er in deze studie gekeken naar het belang van de pretransplant serostatus in de klinische praktijk. Waar de incidentie in het pre-profylaxetijdperk nog kon oplopen tot 57% onder D+R- harttransplantatiepatiënten, is het in de huidige literatuur onder cotrimoxazol-profylaxe eerder een zeer zeldzame gebeurtenis, ondanks dat er mogelijks 32% van de huidige patiëntendatabank ad risk zou zijn voor transmissie na transplantatie. De toediening van Toxoplasma-profylaxe is daarom zeker in deze patiëntenpopulatie van belang, met name in de eerste 6 maanden en wanneer men veranderingen doorvoert die een effect hebben op de immunocompetentie van de patiënt. Daarnaast dient de behandelende geneesheer, zeker in het geval van een D+R- seromismatch, alert te blijven voor de mogelijkheid van Toxoplasma-transmissie in een hiervoor verdachte kliniek, gezien serologie initieel vals negatief kan zijn. Volgens de huidige literatuur zou de toxoplasma serostatus op het moment van transplantatie geen onafhankelijke invloed hebben op de mortaliteit, noch de incidentie van cardiale allograft vasculopathie (CAV), noch rejectie. Echter verder onderzoek over meerdere transplantatiecentra is genoodzaakt om een beter inzicht te krijgen tussen hoe Toxoplasma-serostatus en mortaliteit zich ten opzichte van elkaar verhouden.
Listing 1 - 1 of 1 |
Sort by
|