Choose an application

• Reference Manager
• EndNote
• RefWorks (Direct export to RefWorks)

This book sets out to correct received accounts of the emergence of art history as a masculine field. It investigates the importance of female writers from Anna Jameson, Elizabeth Eastlake and George Eliot to Alice Meynell, Vernon Lee and Michael Field in developing a discourse of art notable for its complexity and cultural power, its increasing professionalism and reach, and its integration with other discourses of modernity. Proposing a more flexible and inclusive model of what constitutes art historical writing, including fiction, poetry and travel literature, this book offers a radically revisionist account of the genealogy of a discipline and a profession. It shows how women experienced forms of professional exclusion that, whilst detrimental to their careers, could be aesthetically formative; how working from the margins of established institutional structures gave women the freedom to be audaciously experimental in their writing about art in ways that resonate with modern readers.

vrouwelijke kunstenaars --- kunstkritiek --- vrouwen --- kunstgeschiedenis --- 19de eeuw --- Art --- Art criticism --- Women art historians. --- Women art critics. --- Historiography --- History --- Art critics --- Women critics --- Art historians --- Women historians --- Arts --- Criticism --- Art, Occidental --- Art, Visual --- Art, Western (Western countries) --- Arts, Fine --- Arts, Visual --- Fine arts --- Iconography --- Occidental art --- Visual arts --- Western art (Western countries) --- Aesthetics --- Analysis, interpretation, appreciation --- vrouw --- Art, Primitive --- kunstkritiek. --- vrouw. --- kunstgeschiedenis. --- vrouwelijke kunstenaars. --- 19de eeuw.

Choose an application

• Reference Manager
• EndNote
• RefWorks (Direct export to RefWorks)

In deze studie gaat de auteur na in welke maten de kunsthistorische vrouwen van de eerste generatie bijdroegen aan de uitbouw van de nieuwe kunsthistorische discipline en waar zij tewerkgesteld werden. Het vak kunstgeschiedenis werd in 1921 een volwaardige doctoraatstudie in Nederland. Het kreeg daarmee een hogere academische status en de eerste lichting kon opgeleid worden. Het grote verschil met de kunsthistorici van voor 1921 is dat deze laatste een amalgaam van opleidingen had gevolgd of via zelfstudie hun kennis hadden verworven. Bij de bestudering van de historie van de kunstgeschiedenis in Nederland valt het op dat er van meet af aan een groot aantal vrouwelijke studenten was. Verschillende elementen in deze colleges sloten namelijk goed aan bij hun belevingswereld. Rond 1900 bestond er een relatief groot aanbod van hoger opgeleide meisjes uit de burgerij. Daar ging het ideaal van de thuiszittende vrouw gepaard met het idee dat deze vrouwen als echtgenote en opvoedster een bepaalde culturele kennis moesten hebben. Maar er waren ook vrouwelijke studenten die de colleges volgden met een beroepsperspectief voor ogen. Vrouwen maakten als vrije beroepsbeoefenaren reeds naam met hun kunsthistorische publicaties vanaf het eind van de negentiende eeuw. In de eerste decennia van de twintigste eeuw deden vrouwen als professionele beroepskrachten hun intrede aan de universiteiten en in de musea. Het zijn vooral deze academisch gevormde vrouwen die in dit boek een forum krijgen.

History of civilization --- Sociology of the family. Sociology of sexuality --- Netherlands --- geschiedenis --- kunstonderwijs --- Marius, Gerharda Hermina --- Korevaar-Hesseling, Elisabeth --- Engelen, Clara --- Peelen, Ida --- Jonge, Carla de --- Neurdenburg, Elisabeth --- Goekoop-de Jongh, Johanna --- Loos-Haaxman, Jeanne de --- 19de eeuw --- 20ste eeuw --- Nederland --- België --- 7.03 --- Vrouwelijke kunsthistorici ; Nederland ; voor 1921 --- Kunstgeschiedenis ; wetenschappelijke opleiding en beroep --- 7.049 --- 396 --- Kunststijlen. Kunstscholen. Kunststromingen --- Iconografie ; verschillende onderwerpen --- Etnologie. Etnografie ; feminisme --- Theses --- Art --- Women art historians --- Historiography --- Study and teaching --- History --- 7.03 Kunststijlen. Kunstscholen. Kunststromingen --- anno 1800-1899 --- anno 1900-1999 --- Art historians --- Women historians --- Art, Occidental --- Art, Visual --- Art, Western (Western countries) --- Arts, Fine --- Arts, Visual --- Fine arts --- Iconography --- Occidental art --- Visual arts --- Western art (Western countries) --- Arts --- Aesthetics --- Dejonghe, Carla --- Loos-Haaxman, de, Jeanne --- Marius, Grada Hermina --- Art, Primitive --- historiografie van de kunstgeschiedenis --- geschiedenis. --- kunstonderwijs. --- Marius, Gerharda Hermina. --- Korevaar-Hesseling, Elisabeth. --- Engelen, Clara. --- Peelen, Ida. --- Jonge, Carla de. --- Neurdenburg, Elisabeth. --- Goekoop-de Jongh, Johanna. --- Loos-Haaxman, Jeanne de. --- 19de eeuw. --- 20ste eeuw. --- Nederland. --- België. --- Higher education --- Art history --- Career --- Museums --- Biographical details --- Labour participation --- Book