Narrow your search

Library

KU Leuven (73)

AP (2)

Arteveldehogeschool (1)

Hogeschool West-Vlaanderen (1)

KBR (1)

KDG (1)

Odisee (1)

Thomas More Kempen (1)

UCLL (1)

VIVES (1)


Resource type

dissertation (73)

book (2)


Language

English (63)

Dutch (12)


Year
From To Submit

2024 (17)

2023 (26)

2022 (29)

2021 (1)

2020 (1)

More...
Listing 11 - 20 of 75 << page
of 8
>>
Sort by

Dissertation
The Influence of different instructional segments on the MVPA of elementary school children during organized parkour recess

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Voldoende fysieke activiteit is een belangrijke sleutel tot een gezonde levensstijl. De fysiologische, fysieke en mentale voordelen van voldoende beweging zijn dan ook al vaak onderzocht en bewezen. Ondanks een overvloed aan bewijs, zien we dat een groot deel van de bevolking onvoldoende fysiek actief is. Naast de potentieel nefaste gevolgen voor de gezondheid, kan inactiviteit ook leiden tot grote sociale, financiële en maatschappelijke instabiliteit. Jammer genoeg, zien we bij een groot percentage kinderen in de bevolking een tekort aan fysieke activiteit. Bovendien blijkt dat een groot deel van de kinderen vanaf hun zevende levensjaar minder gaat bewegen. Het is dus belangrijk om al vroeg met interventies rond het verhogen van fysieke activiteit te starten. Scholen spelen hierin een sleutel, dit wegens de leerplicht waardoor bijna alle kinderen naar school gaan en omdat sommige kinderen enkel op school aan sport doen. De kinderen in onze studie, zaten allemaal in het tweede leerjaar en mochten op vrijwillige basis deelnemen aan de georganiseerde middagsport. In totaal werden er tien sessies georganiseerd. Ons onderzoek richtte zich op de invloed dat het type instructie van de leerkracht LO heeft op de hoeveelheid matige tot intensieve fysieke activiteit. Dit tijdens georganiseerde middagsport, meer specifiek, georganiseerde “parkour” middagsport. Parkour is een creatieve sport, waarbij op verschillende manieren obstakels overkomen worden. Vier verschillende types van instructie werden vergeleken. A) Een instructie gelinkt aan de vorige les lichamelijke opvoeding. B) Een instructie gelinkt aan een beloning. C) Een instructie die tot beweging in kleine groepen leidde. D) Vrij spel. Aanvullend hebben we ook naar het verschil tussen jongens en meisjes gekeken. In ons onderzoek hebben we elke instructie apart met elkaar vergeleken. Uit onze resultaten bleek dat instructie B (gekoppeld aan een beloning) tot significant meer matige tot intensieve fysieke activiteit leidde dan instructies C en D, maar niet dan instructie A. Deze resultaten werden bevonden in de data van de jongens en de meisjes gecombineerd, alsook de data van enkel de meisjes. Het was opvallend dat we in de data van alleen de jongens, geen significate verschillen konden vast stellen.

Keywords


Dissertation
The Effects of Social Behaviour on Children’s Physical Activity in Elementary Schools

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Voldoende fysieke activiteit is een belangrijke factor in het bekomen en behouden van een goede mentale en fysieke gezondheid. Desondanks zijn slechts 7% van de kinderen in lagere scholen in België actief genoeg volgens de richtlijnen opgesteld door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO). Volgens sommige auteurs heeft sociaal gedrag een invloed op de mate van activiteit die kinderen vertonen op de speelplaats. Enkelen stellen dat (pro-)sociaal gedrag zou zorgen voor meer intensieve activiteit. Anderen daarentegen concluderen het omgekeerde. Men is het eens dat er voornamelijk een gebrek is aan onderzoek over dit onderwerp. Het doel van deze studie was het onderzoeken van het effect van sociaal gedrag van jongens en meisjes in de lagere school op hun activiteit tijdens de speeltijden. Dit werd onderzocht door directe observatie van 32 kinderen in drie verschillende scholen. Het System for Observing Children’s Activity during Play (SOCARP) werd hiervoor gebruikt. Na ANOVA werden verschillende predictors voor meer intensieve activiteit gevonden. Voor beide geslachten tezamen was fysiek conflict een predictor voor meer intensiteit. Het ontbreken van sociale interactie was dan weer een predictor voor meer sedentair gedrag. Voor jongens apart gelden dezelfde predictors. Voor meisjes alleen werd echter geen significant verschil vastgesteld in fysieke activiteit op basis van sociaal gedrag. Op basis van deze resultaten is het niet mogelijk een zinvolle interventie voor het promoten van fysieke activiteit op te starten.

Keywords


Dissertation
The Effect of Promoting Physical Activity on Children’s Moderate-to-Vigorous Physical Activity in organized recess and physical education lessons

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Door de sterke stijging van obesitas bij kinderen is het van groot belang dat kinderen voldoende bewegen en aangespoord worden in de ontwikkeling van een positief bewegingsgedrag. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) geeft aan dat elk kind tussen de leeftijd van vijf en 17 jaar elke dag minstens 60 minuten matige tot intensieve fysieke activiteit (MVPA) moet verrichten. Wereldwijd bereikt slechts 20% van de kinderen deze dagelijkse hoeveelheid beweging en in Vlaanderen komt het percentage niet boven de 10%. Doordat kinderen het grootste deel van hun dagelijkse tijd doorbrengen op school, kan de school worden beschouwd als een potentiële plaats waar fysieke activiteit gepromoot kan worden. Kinderen zijn tijdens een schooldag het meest actief tijdens de les lichamelijke opvoeding, de speeltijden en de naschoolse activiteiten. Het is van groot belang dat kinderen tijdens de les lichamelijke opvoeding voldoende fysieke activiteit verrichten alsook een positief bewegingsgedrag ontwikkelen waardoor ze ook in andere settingen (de speeltijden en de naschoolse activiteiten) meer gaan bewegen. In scholen zou een leerkracht lichamelijke opvoeding een invloed kunnen uitoefenen op de fysieke activiteit en het bewegingsgedrag van kinderen. In deze studie wordt aan de kinderen uit de lagere school tijdens de les lichamelijke opvoeding (50 minuten) de lessenreeks Parkour gegeven. Parkour is een obstakelloop doorheen de gymzaal waarbij het kind moet rennen, klimmen, slingeren en springen. De kinderen hebben de vrije keuze om deel te nemen aan Parkour tijdens de middagspeeltijd (30 minuten) waarbij de leerkracht lichamelijke opvoeding de veiligheid van de kinderen in het oog houdt en verdere instructies geeft in een correcte uitvoering. Dit wordt gezien als een ‘georganiseerde’ activiteit. In de studie gaat er gekeken worden naar de hoeveelheid fysieke activiteit die gepromoot wordt door een leerkracht lichamelijke opvoeding. Dit tijdens de les lichamelijke opvoeding als tijdens de georganiseerde middagsport. Verder onderzoekt deze studie of er een verband bestaat tussen het promoten van fysieke activiteit en het activiteits- of MVPA niveau van kinderen tijdens de les lichamelijke opvoeding als tijdens de georganiseerde middagsport. Tenslotte onderzoekt deze studie of er een verschil gevonden wordt in zowel de frequentie van promotie van fysieke activiteit als het MVPA niveau tussen de les lichamelijke opvoeding en de georganiseerde middagsport. De studie toont aan dat een leerkracht lichamelijke opvoeding slechts beperkte tijd besteed aan het promoten van fysieke activiteit. Tijdens de georganiseerde middagsport heeft de leerkracht lichamelijke opvoeding significant meer mogelijkheden om fysieke activiteit te promoten waardoor dit percentage ook hoger ligt. Verder kan niet aangetoond worden dat kinderen een hoger/lager MVPA niveau behalen bij een leerkracht die veel/weinig fysieke activiteit promoot. De studie brengt andere factoren aan het licht die de verschillende MVPA niveaus van kinderen kunnen verklaren. De studie toont aan dat kinderen een hoger MVPA niveau bereiken tijdens de georganiseerde middagsport. Dit kan te wijten zijn aan het feit dat kinderen minder tijd doormaken in management, het verwerken van nieuwe kennis als in het leren van nieuwe vaardigheden. Tenslotte suggereert de studie extra experimenteel onderzoek in het promoten van fysieke activiteit bij kinderen.

Keywords


Dissertation
Children’s Skill Trials and Physical Activity in Parkour Physical Education Season

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Fysiek actief zijn, blijkt de afgelopen jaren een zeer belangrijke factor om gezond te zijn. Uit onderzoeken kan men dan ook concluderen dat, wie niet voldoende lichamelijke beweging heeft, meer kans loopt op cardiovasculaire risico’s. De quote ‘Sedentair gedrag, het nieuwe roken’ komt niet voor niets de laatste jaren steeds meer aan bod. Het aanleren van een actieve levensstijl begint al zeer vroeg in de jeugdjaren. De motorische vaardigheden van kinderen ontwikkelen zich door aan sport te doen, te knutselen... Feitelijk door dingen uit te proberen, te mislukken en hiervan te leren om het volgende keer wel te doen slagen. Deze ontwikkeling is nodig zodat kinderen kunnen participeren in steeds meer gecompliceerde sporten. Denk maar aan tennis waar coördinatie, strategie en fysieke fitheid voor vereist zijn. In de lagere school en middelbare school bestaat hiervoor Lichamelijke Opvoeding (LO), waar kinderen in aanraking komen met verschillende sporten en zo hun motorische vaardigheden ontwikkelen. Daarom lijkt LO ons de ideale setting om invloed te krijgen op de fysieke ontwikkeling van ieder kind en zo een fysieke actieve levensstijl te stimuleren. Desalniettemin zien we vaak dat jongens actiever zijn dan meisjes tijdens deze setting en vaker de richtlijnen van 60 minuten/dag aan matige of intensieve fysieke activiteit doen, behalen. Daarnaast is er bewijs dat, indien men over het vervaardigen van motorische vaardigheden wil spreken, men aan 80% succesvolle oefenpogingen dient te komen. In deze studie werd er gekeken naar de fysieke activiteit en aantal (succesvolle) oefenpogingen tijdens de LO lessen waar parkour gegeven werd. Er werd geopteerd voor parkour aangezien dit een individuele sport is en gelijke opportuniteiten biedt aan kinderen, onafhankelijk van geslacht of motorisch niveau. We ondervonden dat jongens nog steeds meer fysiek actief waren dan meisjes en dat zij ook meer oefenpogingen verrichten, waardoor onze hypothese niet bevestigd werd. Desondanks vonden we wel dat het aantal oefenpogingen per minuut en succesvolle oefenpogingen tussen jongens en meisjes gelijk was. Dit is een veelbelovend resultaat, waardoor onderzoek naar de implementatie van parkour zeker gestimuleerd moet worden.

Keywords


Dissertation
Influence of Group Size on Children’s Activity Levels During Primary School Recess

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Het belang van voldoende dagelijkse fysieke activiteit is al langer gekend, in het bijzonder zijn kinderen hierbij gebaat. Daarom is het relevant om de verschillende factoren die deze dagelijkse activiteit beïnvloeden te onderzoeken en te evalueren. In deze masterthesis werd de invloed van de groepsgrootte waarin lagere school kinderen spelen op hun matige tot hevige activiteit tijdens de middagspeeltijd geanalyseerd. Naast de invloed van groepsgrootte op matige tot hevige fysieke activiteit werd ook de invloed die het geslacht van de kinderen had op de groepsgrootte waarin ze speelden en de fysieke activiteit die ze vertoonden onderzocht. De gebruikte data werd verzameld aan de hand van directe systematische observatie. Hiervoor werd de SOCARP-tool gebruikt, System for Observing Children’s Activity and Relationships during Play. De correlaties tussen de verschillende variabelen werden berekend via het statistische programma SPSS. Verschillende significante correlaties werden gevonden. Tussen matige tot hevige fysieke activiteit en de kleine groepen van twee tot vier kinderen werd een significante correlatie gevonden alsook tussen de matige tot hevige fysieke activiteit en de grote groepen van meer dan tien kinderen. Verder werd er gevonden dat jongens meer tijd spenderen in de grote groepen dan meisjes en dat jongens meer tijd in de matige tot hevige fysieke activiteit spenderen dan meisjes. Er kan geconcludeerd worden dat groepsgrootte een beïnvloedende factor kan zijn op de matige tot sterke activiteit van kinderen tijdens de middagspeeltijd. Vooral kinderen in een grotere groep zijn actiever. Dit zou kunnen door het spelen van teamsporten op de speelplaats zoals bijvoorbeeld voetbal. Deze informatie kan gebruikt worden wanneer men de fysieke activiteit van kinderen in een lagere wil promoten. Verder onderzoek naar de invloed van groepsgrootte en bijkomend van andere factoren is nodig.

Keywords


Dissertation
De oefenpogingen van lagereschoolkinderen als functie van verschillende instructies tijdens georganiseerde middagsport in parkour

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Door de toenemende modernisering van de wereld, ziet men een progressief dalende trend in de mate van fysieke activiteit. Nochtans is fysieke inactiviteit een belangrijke risicofactor voor wereldwijde mortaliteit. De Wereldgezondheidsorganisatie stelt daarom dat kinderen en adolescenten tussen vijf en zeventien jaar de dagelijkse bewegingsrichtlijn van 60 minuten matig tot intens fysieke activiteit behalen én de sedentaire tijd minimaliseren. Zoals men het steeds vaker uitschreeuwt: “Zitten is het nieuwe roken”. Deze masterproef is onderdeel van het generalisatieproject en verspreidt zich over een periode van drie opeenvolgende jaren. In deze studie werd onderzocht of bepaalde instructies van de leerkracht een gedragsverandering bij kinderen kunnen uitlokken. Dit werd bestudeerd in een klasgroep van het tweede leerjaar uit een Vlaamse basisschool. De klas bestond uit 20 kinderen, waarvan tien jongens en tien meisjes. In de les lichamelijke opvoeding werden doorheen het schooljaar tal van parkourvaardigheden aangeleerd. Daarnaast hadden de kinderen de mogelijkheid om vrijwillig deel te nemen aan de georganiseerde middagsport tijdens de middagpauze. Georganiseerd betekent dat er altijd een leerkracht lichamelijke opvoeding aanwezig was die toezicht hield en instructies gaf. Tijdens elke middagsport werden vier gestandaardiseerde instructies aangeboden, telkens in een andere volgorde. Door toevoeging van die instructies werd de middagsport in vier segmenten onderverdeeld. De vier instructies die aan een segment vooraf gingen, werden als volgt beschreven: “Voer de parkourvaardigheden uit die je in de vorige les lichamelijke opvoeding geleerd hebt”, “Voer zoveel mogelijk parkourvaardigheden uit. Telkens als je tien vaardigheden hebt gedaan, krijg je een beloning”, “Verdeel je per twee of per drie. De eerste leerling voert de parkourvaardigheden uit en de volgers doen dit na” en “Je mag vrij bewegen”. Via systematische observaties werd elke oefenpoging die de kinderen uitvoerden nauwkeurig beschreven aan de hand van een skill trial coding form. Op dit formulier werden de twee zaken beoordeeld op basis van vooraf opgestelde criteria: het type parkourvaardigheid en de kwaliteit van uitvoering. Na het verkrijgen van de data werd een vergelijking gemaakt tussen de vier gestandaardiseerde instructies om het effect op het aantal oefenpogingen per minuut en het percentage succesvolle oefenpogingen na te gaan. Uit de resultaten van deze masterproef volgden twee conclusies. Ten eerste werd duidelijk dat het segment waarin de kinderen bekrachtigd werden, leidde tot het meest aantal oefenpogingen in vergelijking met de andere segmenten. Ten tweede was er echter geen enkele instructie optimaler ten opzichte van de andere instructies om het aantal succesvolle oefenpogingen te verhogen. Hier kan op het einde van deze driejarige studie misschien wel een antwoord op gegeven worden. Het maatschappelijk doel van deze studie is dus om een bijdrage te leveren aan de fysieke activiteit van de kinderen door de aangeleerde vaardigheden tijdens de les lichamelijke opvoeding over te dragen naar de georganiseerde middagsport. De kinderen worden gestimuleerd tot leren en het ontwikkelen van hun vaardigheden. Daarnaast probeert men een gewoonte te creëren om een fysiek actieve levensstijl in en buiten school te hanteren én te behouden gedurende het leven.

Keywords


Dissertation
Skill trials and physical activity according to skill level and gender during a lesson unit parkour in elementary schools

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Een gezonde levensstijl heeft vele voordelen. Zo zal door fysieke activiteit de fysieke fitness en botkwaliteit verbeteren alsook de cardiovasculaire gezondheid. Naast de fysieke voordelen zijn er ook mentale. Betere slaapkwaliteit doet het stressniveau dalen. De World Health Organization (WHO) heeft richtlijnen opgesteld in verband met de hoeveelheid fysieke activiteit die nodig is om van de voordelen te genieten. Zo zeggen ze dat kinderen tussen de vijf en 17 jaar, vijf dagen in de week 60 minuten fysiek actief dienen te zijn. Dit met een intensiteit van MVPA, moderate to vigorous physical activity. Kinderen stimuleren om op jonge leeftijd fysiek actief te zijn geeft hun de motivatie om dit aan te houden doorheen hun leven. Wat nu de geschikte manier is om kinderen te motiveren weten we niet juist, maar de invloed van bepaalde factoren wordt onderzocht. In eerdere studies is gevonden dat wanneer kinderen succeservaring opdoen dit stimuleert om fysiek actief te zijn. Ook heeft school een belangrijke plaats in dit proces, aangezien kinderen 50% van de tijd die ze wakker zijn daar spenderen. De lessen lichamelijke opvoeding is dan ook de eerste plaats waar kinderen in contact komen met georganiseerde fysieke activiteit in spelvorm en samen leren spelen met kinderen van het andere geslacht en vaardigheidsniveau. In deze studie onderzoeken we de invloed van geslacht en vaardigheidsniveau op de fysieke activiteit van kinderen en hun oefenpogingen. Dit gedurende een lessenreek parkour tijdens lichamelijke opvoeding. Fysieke activiteit wordt uitgedrukt in MVPA en oefenpogingen worden beoordeeld als succesvol of niet succesvol. Zeven scholen in Vlaanderen nemen deel aan deze studie, waarbij er uit elke school één klas van het tweede leerjaar geselecteerd wordt. Totaal van 147 kinderen, 92 jongens en 55 meisjes. Video’s worden gemaakt tijdens de lessen en gecodeerd achteraf, gebruik makend van observatieprotocollen. Vooraleer er geobserveerd kan worden dient er een training afgerond te worden, zodat alle data op een objectieve manier gecollecteerd wordt. De hypotheses van deze studie zijn (1) dat kinderen met hoge waardes van fysieke activiteit ook een hoger percentage aan succesvolle oefenpogingen hebben en (2) dat jongens meer actief zijn dan meisjes. Uit de resultaten is gebleken dat de eerste hypothese niet bevestigd kan worden, er is een kleine negatieve correlatie gevonden tussen de twee variabelen. Dit suggereert dat kinderen met hoge waardes van fysieke activiteit, minder succesvol presteren. Een reden hiervoor is dat wanneer met meer fysiek actief is ook meer oefenpogingen gaat hebben, waardoor de verhouding gaat dalen. Hieruit kunnen we concluderen dat kinderen die actiever zijn niet perse beter gaan presteren. De tweede hypothese daarentegen kan wel bevestigd worden. Significant hogere MVPA waardes van jongens ten opzichte van meisjes. De richtlijnen in verband met fysieke activiteit worden voor beide geslachten niet behaald, wil dus zeggen dat kinderen buiten de lessen lichamelijke opvoeding moeten compenseren om van de gezondheidsvoordelen te kunnen genieten. Echter in het percentage succesvolle oefenpogingen werden geen verschillen gevonden. Jongens zijn dus actiever, maar presteren niet beter ten opzichte van meisjes. Hieruit kan geconcludeerd worden dat parkour geschikt is voor zowel jongens als meisjes om prestaties. Verder onderzoek is nodig om meerdere factoren die invloed kunnen hebben te gaan onderzoeken.

Keywords


Dissertation
Physical Activity of Elementary School Children on Different Playgrounds during Recess

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Gezonde kinderen vormen de hoeksteen van onze samenleving. Fysieke activiteit op jonge leeftijd zorgt voor talrijke voordelen op zowel fysiek, mentaal, cognitief en sociaal vlak. De afname van lichamelijke activiteit en de toename van sedentaire tijd onder schoolgaande kinderen wordt gezien als een algemeen probleem. Bovendien stijgen de obesitascijfers enorm bij de jeugd, dit vooral bij jongens tussen de 6 en 19 jaar. Volgens recente literatuur behaalt slecht 7% van de 6-9 jarigen de richtlijn van minstens één uur fysieke activiteit per dag. Deze resultaten in combinatie met een stijgend obesitas cijfer bij de Belgische jeugd maken dat er dringende maatregelen genomen dienen te worden. Zo zou het aanmoedigen van fysieke activiteit bij kinderen deel moeten uitmaken van hun gezondheidsprogramma. Een speelplaats wordt gezien als een ideale locatie om fysieke activiteit tijdens de schooldag te bevorderen. In deze studie kijkt men naar de relatie tussen het type ondergrond van de speelplaats en de mate van fysieke activiteit van schoolkinderen (7-9 jaar). Er werd gekozen voor een Vlaamse school die beschikt over twee verschillende speelplaatsen (gras en betonnen ondergrond). De matige tot intense fysieke activiteit (MVPA) van de kinderen werd live beoordeeld aan de hand van SOCARP (System for Observing Children's Activity and Relationships during Play). Deze tool verzamelt gegevens over de verschillende niveaus van fysieke activiteit, groepsgrootte, soort activiteit en sociaal gedrag. Het is belangrijk te melden dat de leerkrachten bepalen op welke speelplaats de kinderen spelen, afhankelijk van de weeromstandigheden. Statistische analyse laat geen significant verschil zien tussen het type ondergrond op het gemiddelde % MVPA van de negen kinderen. Beschrijvend wordt gezien dat meer dan de helft van het aantal kinderen actiever is op een ondergrond van gras. Wanneer men kijkt naar het gemiddelde % MVPA, ziet men dat dit hoger is op beton. Dit komt voornamelijk doordat de kinderen 12 keer op gras en 20 keer op beton mochten spelen, waardoor de gemiddelden van beton hoger liggen. Verder zien we dat het gemiddelde % MVPA van meisjes en jongens hoger is op een betonnen ondergrond. Tot slot merken we dat hoog- en middelvaardige kinderen actiever zijn op gras, dit in tegenstelling tot laagvaardige kinderen die procentueel gezien hogere waarden behalen op beton. Volgens de verkregen resultaten en gegevens zijn er geen sterke aanwijzingen dat het type ondergrond een significante voorspeller is van toenemende lichamelijke activiteit bij leerlingen van de basisschool. In tegenstelling tot de bestaande literatuur, geven onze resultaten soms andere feiten weer. Daarom kunnen de bevindingen van dit manuscript een aanzet zijn voor verder experimenteel onderzoek en uiteindelijk bijdragen aan het beleid rond fysieke activiteit op scholen waarbij men werkt aan de mogelijkse vormgeving van de speelplaats.

Keywords


Dissertation
The Effect of Playground Size and Surface Type on Physical Activity in Elementary School Children During Traditional Recess

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Fysieke activiteit speelt een fundamentele rol in een gezonde levensstijl. Regelmatig fysiek actief zijn in de kindertijd bevordert een gezonde levensstijl op korte en lange termijn en op fysiek, mentaal, sociaal en cognitief vlak, doordat het gezondheidsrisico’s reduceert. De World Health Organization (WHO) heeft globale richtlijnen opgesteld omtrent fysieke activiteit die handvaten bieden om zo’n fysieke actieve gezonde levensstijl te behalen. Nochtans blijkt uit onderzoek dat deze belangrijke bijdrage van fysieke activiteit aan een gezond leven bij kinderen nauwelijks gehaald wordt. Voor kinderen tussen de 5 en 17 jaar, raadt de WHO aan om minstens 60 min/dag aan matig-tot-intensieve-intensiteit fysieke activiteit te doen. In België behaalt slechts 7% van de kinderen tussen 6 en 9 jaar deze richtlijn van 60 minuten matig-tot-intensieve fysieke activiteit per dag. Er kan dus geconcludeerd worden dat er te weinig kinderen deze richtlijn behalen. Bijgevolg is er een nood aan de implementatie van effectieve interventies om fysieke activiteit niveaus van kinderen te verhogen. Aangezien kinderen een groot deel van hun tijd doorbrengen op school, lijkt dit de aangelegen setting om kansen te creëren voor kinderen om meer fysiek actief te zijn. De speeltijd vormt hiervoor een goede gelegenheid om fysieke activiteit te promoten, aangezien het dagelijks gebeurt, bijna alle scholen het aanbieden en in Vlaanderen kinderen hier bijna gemiddeld een halve dag aan spenderen. Reeds zijn er verscheidene studies die verschillende interventies toepassen op de speelplaats. Deze observationele studie richt zich nu voornamelijk op de invloed van de speelplaatsoppervlakte, het type ondergrond van de speelplaats en het aantal kinderen per speelplaats oppervlakte (speelplaatsdensiteit), op fysieke activiteit van lagere schoolkinderen tijdens de traditionele speeltijd. Fysieke activiteit van kinderen op de speelplaats werd gemeten aan de hand van een systematisch observatietool genaamd ‘SOCARP’. Speelplaatsoppervlakte, type speelplaatsondergrond en speelplaatsdensititeit gegevens werden opgemeten om hun relatie met fysieke activiteit te analyseren. Helaas werden er geen correlaties gevonden tussen enerzijds speelplaatsoppervaltke en anderzijds speelplaatsdensiteit, ten opzichte van sedentair gedrag, matige fysieke activteit en intensieve fysieke activiteit. Wel is er een significant verschil gevonden in matig-tot-intensieve fysieke activiteit levels tussen een grassige en een betonnen speelplaatsondergrond. Deze studie concludeert dat lagere schoolkinderen tijdens de traditionele speeltijd een hogere matige-tot-intensieve fysieke activiteit level behalen op een grassige speelplaatsondergrond dan op een betonnen speelplaatsondergrond. Deze resultaten geven de mogelijkheid om gebruikt te worden in de ontwikkeling van aanbevelingen voor bepaalde speelplaats eigenschappen die fysieke activiteit promoten. Verder onderzoek in dit domein is aangewezen om hieraan bij te dragen.

Keywords


Dissertation
Physical Activity Policies In Elementary School: A Three-Year Follow-Up

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Kinderen hebben fysieke activiteit nodig als stimulatie voor een goede motorische en mentale ontwikkeling. Hierdoor is het belangrijk initiatieven te nemen die kinderen mogelijkheden bieden fysiek actief te zijn. De richtlijn die wordt opgelegd door de ‘World Health Organisation’ stelt dat kinderen tussen de vijf en zeventien jaar minimum één uur per dag matig-tot-intensief actief moeten zijn. Een ideale omgeving om kinderen hierin te begeleiden en te stimuleren is de school. Door de leerplicht in België gaan bijna alle kinderen tussen de leeftijd van vijf tot zeventienjaar naar school. Dit maakt dat we hier ook kinderen kunnen bereiken die de kans niet hebben een hobby te beoefenen of thuis minder gestimuleerd worden tot fysiek actief te zijn. Scholen hebben ook verschillende mogelijkheden om op het fysiek actief gedrag van kinderen in te spelen. Dit kan door kinderen te stimuleren om zich fysiek actief van en naar school te verplaatsen, sport na school te organiseren, of het aanbieden van georganiseerde middagsport, actieve pauzes en lessen lichamelijke opvoeding. Met onze studie gaan we een antwoord zoeken op de vraag of het fysiek actief beleid in lagere scholen verandert doorheen de tijd en of er grote verschillen zijn tussen de scholen onderling. We bekijken dan of er veranderingen hebben plaatsgevonden in het fysiek actief beleid die volgens de literatuur een positief effect zouden kunnen hebben op de fysieke activiteit van de leerlingen. De data van deze studie wordt verzameld aan de hand van de School Physical Activity Policy Assessment (S-PAPA). Deze vragenlijst bevraagt het fysiek actief beleid van tien scholen op drie vlakken. Ten eerste op het vlak van lessen lichamelijke opvoeding, ten tweede op het vlak van de pauzes en ten derde op het vlak van het beleid voor activiteiten voor en na school. Het omvat alle gebieden waarop de school een impact kan hebben op het aanbieden van matig-tot-intensieve activiteit tijdens de schooluren. Enkele voorbeelden van dergelijke veranderingen zijn aanpassingen van de ondergrond, het aantal minuten pauze, de beschikbaarheid van materiaal en de organisatie van middagsport. Ook hebben we aan de hand van the System for Observing Children's Activity and Relationships at Play (SOCARP) kwantitatieve data in kaart kunnen brengen van de leerlingen hoeveel zij precies aan matige-tot-intensieve fysieke activiteit deden per dag. In de resultaten van het onderzoek zien we dat het fysiek actief beleid in een aantal lagere scholen doorheen de drie jaren veranderd is. Deze veranderingen zijn heel uiteenlopend. Er is een lage negatieve correlatie gevonden in de steekproef tussen het aantal leerlingen per vierkante meter speelplaats en de mate van hun matig-tot-intense fysieke activiteit. Verder onderzoek is nodig om na te gaan in hoeverre het fysiek actief beleid van lagere scholen de fysieke activiteit van hun leerlingen kan beïnvloeden. Er zijn verschillende factoren die de resultaten van het onderzoek hebben kunnen beïnvloeden. Het feit dat de eerste jaren van de studie plaatsvonden tijdens corona, zal ongetwijfeld een invloed hebben gehad op de resultaten. Ook hebben de scholen vrijwillig deelgenomen aan deze studie, en is het bijgevolg geen blinde studie, wat de resultaten kan hebben beïnvloed. Deze bevindingen concluderen dat de resultaten van deze studie kritisch moeten worden geïnterpreteerd.

Keywords

Listing 11 - 20 of 75 << page
of 8
>>
Sort by