Listing 1 - 5 of 5 |
Sort by
|
Choose an application
The luteal stage of the menstrual cycle has been associated with a variety of psycho-emotional symptoms including increased negative affect and mood swings (e.g., Laessle et al., 1990 ; Matthew et al., 2022; Ojezele et al., 2022; Vala et al., 2023). However, most of the studies which investigated menstrual psycho-emotional experiences used retrospective designs which are prone to be influenced by cultural and personal beliefs, and do not grasp the complexity of daily emotional dynamics. In addition, menstrual research has only investigated the impact of menstrual stages on emotional experiences within women, neglecting their potential interpersonal effects. The aim of this study was twofold: on one hand, we investigated the impact of menstrual stages (i.e., follicular, and luteal) on participants’ momentary positive and negative affect. We hypothesized to observe higher negative affect and lower positive affect in the luteal phase in women while no differences were expected in positive or negative affect in men. On the other hand, we studied the effect of menstrual stages on couples’ positive and negative interpersonal emotional similarity. We expected lower positive and negative couples’ momentary emotional similarity during the luteal stage compared to the follicular stage. Contraceptive use was subsequently added in the models for both our research questions. Participants were couples (N= 31) who completed a two-phase ESM study in which both partners rated their own positive and negative affect several times a day for 10 days in total. Menstrual phases of female participants (i.e., follicular and luteal) were calculated using the two self-reported menses onsets, the average length of the menstrual cycle, and their answers to the question “Are you on your menstrual period today?” during the ESM study. We tested our two research questions using multilevel modeling. First, our results did not show any significant difference between participants’ positive and negative affect in the follicular compared to the luteal phase. Second, we did not observe any effect of menstrual stages on couples’ negative interpersonal emotional similarity, while we observed an increase in couples’ positive interpersonal emotional similarity in the luteal phase compared to the follicular phase. We did not observe differences between menstrual effects in women on contraceptives versus naturally cycling women neither in our first research question nor in the second one. Our findings do not support the hypothesized effects of the menstrual cycle on momentary intrapersonal and interpersonal emotional experiences and cast doubts about the influences of cultural and personal beliefs when investigating the phenomenon with retrospective designs. Nonetheless, our study included an oversimplification of menstrual phases which may not have appropriately captured the effect of menstrual stages. Future research should investigate menstrual cycle effects on momentary affect by including a standardized method to code menstrual stages in order to increase their overlapping with hormonal fluctuations.
Choose an application
Interpersonal problems often accompany depressive symptoms. One process that can play a role in this relationship is interpersonal perception. According to cognitive and interpersonal theories of depression, individuals with depressive symptoms might possess cognitive vulnerabilities that lead them to interpret social information in a negative light, especially in close relationships. Moreover, they might also be more vigilant (i.e., better at detecting changes) toward negative social information. Previous research has mainly investigated inferring close others’ emotions, namely empathic accuracy, in individuals with depressive symptoms in the context of romantic relationships. However, the evidence is mixed and the operationalization of empathic accuracy does not allow testing specific hypotheses on negatively biased inference of emotions and vigilance simultaneously. In this master’s thesis, we investigated whether individuals with depressive symptoms overestimate their partner’s negative emotions and are better at detecting changes in partner’s negative emotions in daily life. Moreover, we examined a factor that might moderate these relationships: interpersonal stress. In a sample of 50 heterosexual couples, we used experience sampling methodology wherein participants reported their own and perception of their partner’s negative emotions multiple times per day for five consecutive days. We used dyadic multilevel modeling within the framework of Truth and Bias model (West & Kenny, 2011). We also conducted a replication study on the same participants after two weeks with the same study design. The results indicated that depressive symptoms were not linked with either overestimation or better tracking of changes in partner’s negative emotions, contrary to our hypotheses. Moreover, interpersonal stress did not moderate these links. However, it predicted higher perceived partner’s negative emotion over and above how their partner and themselves truly feel. The results were mostly replicated in the second part of the study. It should be noted that, as we had a convenience sample, the depressive symptoms were low and had low variability, which might have contributed to null findings. Further research could investigate these hypotheses in a clinical sample.
Choose an application
Deze studie onderzocht of het haalbaar is om hechtingsgerelateerde ervaringen, meer specifiek stresserende gebeurtenissen, triadisch in kaart te brengen via een dagboekstudie. Studies naar stresserende gebeurtenissen hadden in het verleden enkele beperkingen. Allereerst werden deze weinig meermaals bij dezelfde participanten gedaan. Daarnaast werden deze weinig bij vroege adolescenten, moeders én vaders gedaan. Tenslotte was er tekort aan onderzoek naar stresserende gebeurtenissen in het dagelijks leven. Een dagboekstudie kan aan deze gebreken tegemoetkomen. Om de haalbaarheid van een triadische dagboekstudie te onderzoeken vulden vroege adolescenten en hun ouders gedurende 14 dagen een dagboek in waarin onder meer werd gepolst naar stresserende gebeurtenissen meegemaakt door het kind. Na de dagboekstudie rapporteerden zij hun ervaringen hierover in een evaluatievragenlijst. Allereerst werd de haalbaarheid beschreven in termen van compliance. Deze studie definieerde dit als het percentage dagen dat de participanten de dagboeken volledig invulden. Ook keek deze studie via de evaluatievragenlijst naar de redenen waarom zij bepaalde dagen de dagboeken niet invulden. Ten tweede werd de haalbaarheid beschreven in termen van belasting. De participanten gaven na het invullen van de dagboeken een score aan hun gevoel van belasting tijdens deze dagboekstudie. Daarnaast onderzocht deze studie welke fase van de dagboekstudie de participanten als meest belastend ervoeren en of zij het moeilijk vonden om hun gsm te gebruiken. Ook onderzocht deze studie welke motivatie de deelnemers hadden om de dagboekstudie in te vullen. Tenslotte werd de dagboekdata gebruikt om te illustreren hoe triadische dagboekdata stresserende gebeurtenissen in kaart kan brengen. Deze illustratie toonde of deze kinderen stresserende gebeurtenissen rapporteerden, wat de inhoud van deze stresserende gebeurtenissen was en of de ouders de stresserende gebeurtenissen bij het kind opmerkten. Deze studie concludeerde dat het haalbaar is om een triadische dagboekstudie over stresserende gebeurtenissen te doen bij vroege adolescenten. Zo was de compliance van de gezinsleden bovengemiddeld ten opzichte van de deelnemers in andere studies naar het dagelijks leven waaronder dagboekstudies. Daarnaast was het gemiddelde gevoel van belasting laag en was er voornamelijk geen verschil in gevoel van belasting tussen de fases in de dagboekstudie. Ook ervoeren de deelnemers weinig moeite met het gsm-gebruik. Vervolgens rapporteerden de meeste deelnemers een reden voor motivatie zoals de beloning of reflectie. Tenslotte werden er relatief weinig stresserende gebeurtenissen gerapporteerd, was er een grote variëteit aan beschrijvingen van stresserende gebeurtenissen en kwamen moeder, vader en kind matig overeen in de rapportage van de aanwezigheid van stresserende gebeurtenissen bij het kind.
Choose an application
Samenvatting In deze masterproef werden dagelijkse stressoren en daaropvolgende steun bij jonge adolescenten en hun ouders in kaart gebracht aan de hand van een Experience Sampling Methode (ESM). Eerder onderzoek naar deze topics, in het dagelijks leven, met inbegrip van het perspectief van zowel de jongere als beide ouders is beperkt, deze pilootstudie tracht een bijdrage te leveren aan dit onderzoeksdomein. Deze pilootstudie onderzocht de haalbaarheid van een triadische ESM studie. Er namen 10 gezinnen deel aan de studie, jongeren met een leeftijd van 12 of 13 jaar, samen met hun beide ouders. De gezinnen vulden gedurende 10 dagen een ESM vragenlijst in, tijdens weekdagen vier maal en tijdens weekenddagen negen maal. Voor jongeren peilde de ESM vragenlijst o.a. naar dagelijkse stressoren en daaropvolgende steun. Voor ouders peilde de ESM vragenlijst o.a. naar dagelijkse stressoren bij hun kind. Daarnaast werden zowel ouders als kinderen gevraagd aan het einde van de studie een evaluatievragenlijst in te vullen waarin naar hun ervaringen met de studie werd gevraagd. De haalbaarheid werd onderzocht in termen van ervaring, responspercentage (compliance), belasting en motivatie. Daarnaast werd er een illustratie van mogelijke analyses met de verkregen ESM data gegeven. De resultaten van de pilootstudie boden ondersteuning voor de haalbaarheid van een triadische ESM studie bij jonge adolescenten en beide ouders, bij het in kaart brengen van dagelijkse stressoren en daaropvolgende steun. De bevindingen tonen een neutrale belasting, daarnaast is de compliance bij de gezinsleden acceptabel (range 72-75%), wat consistent is met andere ESM studies. Op gezinsniveau tonen de resultaten een gemiddelde compliance, in ongeveer de helft van de beantwoorde bieps vulden de gezinsleden op hetzelfde moment alle drie de vragenlijst in. Zowel jongeren als ouders vonden de studie over het algemeen een positieve ervaring. Een beloning op het einde van de studie bleek bij te dragen aan de motivatie van de participanten. De bevindingen omtrent dagelijkse stressoren en daaropvolgende steun tonen aan dat ESM een haalbare methode is om de omvang van dagelijkse stressoren en verschillende perspectieven hieromtrent in kaart te brengen. In het huidige onderzoek kwamen een aantal beperkingen naar voren, zoals o.a. een beperkte mogelijkheid om stressoren te nuanceren en een te kleine steekproef om valide inhoudelijke conclusies te trekken, wat te verklaren is in het kader van een pilootstudie. Dergelijke beperkingen leiden tot inzichten en suggesties voor vervolgonderzoek op grotere schaal.
Choose an application
Samenvatting In deze masterproef werden dagelijkse stressoren en daaropvolgende steun bij jonge adolescenten en hun ouders in kaart gebracht aan de hand van een Experience Sampling Methode (ESM). Eerder onderzoek naar deze topics, in het dagelijks leven, met inbegrip van het perspectief van zowel de jongere als beide ouders is beperkt, deze pilootstudie tracht een bijdrage te leveren aan dit onderzoeksdomein. Deze pilootstudie onderzocht de haalbaarheid van een triadische ESM studie. Er namen 10 gezinnen deel aan de studie, jongeren met een leeftijd van 12 of 13 jaar, samen met hun beide ouders. De gezinnen vulden gedurende 10 dagen een ESM vragenlijst in, tijdens weekdagen vier maal en tijdens weekenddagen negen maal. Voor jongeren peilde de ESM vragenlijst o.a. naar dagelijkse stressoren en daaropvolgende steun. Voor ouders peilde de ESM vragenlijst o.a. naar dagelijkse stressoren bij hun kind. Daarnaast werden zowel ouders als kinderen gevraagd aan het einde van de studie een evaluatievragenlijst in te vullen waarin naar hun ervaringen met de studie werd gevraagd. De haalbaarheid werd onderzocht in termen van ervaring, responspercentage (compliance), belasting en motivatie. Daarnaast werd er een illustratie van mogelijke analyses met de verkregen ESM data gegeven. De resultaten van de pilootstudie boden ondersteuning voor de haalbaarheid van een triadische ESM studie bij jonge adolescenten en beide ouders, bij het in kaart brengen van dagelijkse stressoren en daaropvolgende steun. De bevindingen tonen een neutrale belasting, daarnaast is de compliance bij de gezinsleden acceptabel (range 72-75%), wat consistent is met andere ESM studies. Op gezinsniveau tonen de resultaten een gemiddelde compliance, in ongeveer de helft van de beantwoorde bieps vulden de gezinsleden op hetzelfde moment alle drie de vragenlijst in. Zowel jongeren als ouders vonden de studie over het algemeen een positieve ervaring. Een beloning op het einde van de studie bleek bij te dragen aan de motivatie van de participanten. De bevindingen omtrent dagelijkse stressoren en daaropvolgende steun tonen aan dat ESM een haalbare methode is om de omvang van dagelijkse stressoren en verschillende perspectieven hieromtrent in kaart te brengen. In het huidige onderzoek kwamen een aantal beperkingen naar voren, zoals o.a. een beperkte mogelijkheid om stressoren te nuanceren en een te kleine steekproef om valide inhoudelijke conclusies te trekken, wat te verklaren is in het kader van een pilootstudie. Dergelijke beperkingen leiden tot inzichten en suggesties voor vervolgonderzoek op grotere schaal.
Listing 1 - 5 of 5 |
Sort by
|