Listing 1 - 10 of 18 | << page >> |
Sort by
|
Choose an application
Choose an application
Choose an application
Choose an application
Choose an application
Choose an application
Choose an application
Choose an application
In deze masterproef wordt de verhouding tussen ‘the right to be forgotten’ en het recht op vrijheid van meningsuiting en van informatie in de rechtspraak van Frankrijk, Duitsland en België onderzocht. Artikel 85 AVG bepaalt dat de lidstaten van de Europese Unie het recht op gegevensbescherming wettelijk in overeenstemming moeten brengen met het recht op vrijheid van meningsuiting en van informatie, met inbegrip van de verwerking voor journalistieke doeleinden en met het oog op academische, artistieke en literaire expressie. De precieze aard van de vrijstelling voor journalistieke doeleinden wordt overgelaten aan de lidstaten. Daarnaast is het Hof van Justitie van de Europese Unie niet altijd consistent in zijn interpretatie van het begrip ‘journalistiek’ en laten het Hof van Justitie en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) de uiteindelijke beslissing soms over aan de nationale rechter. Dit kan leiden tot verschillen in de nationale wetgeving en rechtspraak inzake gegevensbescherming, wat rechtsonzekerheid kan veroorzaken bij de rechtsonderhorigen. In het eerste hoofdstuk wordt het begrip ‘right to be forgotten’ en het onderscheid tussen het recht op gegevensbescherming en het recht op privacy besproken. In het tweede hoofdstuk worden de eerste uitzonderingen op ‘the right to be forgotten’, namelijk het recht op vrijheid van meningsuiting en van informatie, uitgelegd. In dit hoofdstuk wordt bovendien onderzocht hoe het Hof van Justitie van de Europese Unie en het EHRM omgaan met de verhouding tussen ‘the right to be forgotten’ en het recht op vrijheid van meningsuiting en van informatie. Ten slotte wordt in het derde hoofdstuk onderzocht hoe de rechtspraak van Frankrijk, Duitsland en België de verhouding tussen ‘the right to be forgotten’ en het recht op vrijheid van meningsuiting en van informatie invullen. Uit de rechtspraak-analyse van Frankrijk, Duitsland en België zal blijken dat de rechters zowel bereid zijn om ‘the right to be forgotten’ als om het recht op vrijheid van meningsuiting en van informatie toe te kennen. Daarnaast wordt er bij de afweging tussen beide rechten dikwijls rekening gehouden met dezelfde criteria die men terug kan vinden in de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie en het EHRM. Bovendien zal blijken dat de uitspraken van de Franse, Duitse en Belgische rechters niet heel verschillend zijn.
Choose an application
In deze thesis wordt onderzocht in hoeverre het voorstel voor een AI Verordening van de Commissie verschilt met de Resolutie van 20 oktober 2020 van het Europees Parlement en de Ethische Richtsnoeren voor Betrouwbare AI van de High Level Expert Group On Artificial Intelligence (AI HLEG). Op de Europese markt komen AI-systemen steeds vaker voor. Door de risico’s die gepaard zijn met dergelijke systemen op vlak van mogelijke schendingen van ethische principes en grondrechten heeft de Commissie een voorstel voor een AI Verordening ingediend, met als doel een ‘Betrouwbare AI’ in de Europese Unie. De Europese Commissie gebruikt daarbij echter een andere definitie van AI dan het Europees Parlement en de AI HLEG en legt voornamelijk verplichtingen op aan AI-systemen die als ‘hoog risico’ gekwalificeerd worden met een mogelijkheid tot vrijwillige toetreding tot gedragscodes voor andere AI-systemen. Ook de risicobeoordeling voor de kwalificatie van AI-systemen is verschillend in de AI Verordening en de Resolutie van 20 oktober 2020. De AI HLEG en het Europees Parlement nemen in vergelijking met de Commissie ook andere standpunten in met betrekking tot het gebruik van biometrische gezichtsherkenningssoftware met AI en dodelijke militaire AI-systemen. De AI Verordening verschilt op verschillende vlakken van de Resolutie van 20 oktober 2020 en de Ethische Richtsnoeren voor Betrouwbare AI, wat een impact kan hebben op het toepassingsgebied van AI-regulering, de ethische integriteit van burgers bij het gebruik van AI en de bescherming van grondrechten in kader van de regulering van AI.
Choose an application
The centerpiece in this dissertation, was the object of non-invasive, EEG-based Brain-Computer Interfaces (BCIs). These are systems which allow communication between the brain and an external device without the need of a surgical procedure. In a medical context, they have great potential to improve the well-being of patients suffering from motor and speech issues by improving neuromuscular function, and, more recently, non-medical applications have proven to be promising for entertainment, marketing and authentication purposes. However, as with many technologies, the development of BCIs poses lots of challenges as well, not in the slightest to our fundamental rights and freedoms. The main human rights endangered by this type of neurotechnology, are the right to freedom of thought and the right to data protection. This dissertation aimed to explore how those rights are protected in Europe in regard to non-invasive, EEG-based BCIs. It is found that a lack of clarity exists under the current legal framework, but that it may nevertheless be sufficient to protect the rights and freedoms of BCI users, as long as action is taken on multiple fronts. To this end, it is put forward that the European Court of Human Rights takes an evolutive approach to the right to freedom of thought. Furthermore, it is advised to supplement the current legal framework with a comprehensive ethical framework, the formation of which should involve all public and private actors with interests at stake. Additionally, different stakeholders should continuously communicate with each other and the public should be consulted as well as informed on the latest developments in a clear and concise manner. It is also crucial to establish a consent procedure which guarantees that all users of BCIs are aware of what exactly they are consenting to. Lastly, BCIs should integrate data and thought protection measures with a view to preventing misuse and abuse of neurodata. If such a concerted effort is made by all stakeholders involved, the introduction of new human rights, so-called “neurorights”, is most likely unnecessary.
Listing 1 - 10 of 18 | << page >> |
Sort by
|