Listing 1 - 6 of 6 |
Sort by
|
Choose an application
In deze masterproef wordt er onderzoek gedaan naar online oudercommunicatie en oudercontacten en de ervaringen van Vlaamse leerkrachten in het middelbaar onderwijs. Dit wordt gedaan aan de hand van kwalitatief onderzoek waarbij elf leerkrachten bevraagd werden aan de hand van halfgestructureerde diepte-interviews. Het onderzoek focust zich op de relatie tussen ouders en leerkrachten tijdens de periode van het afstandsonderwijs, online oudercommunicatie, de organisatie en het verloop van online oudercontacten en het verschil in ervaringen tussen beginnende en meer ervaren leerkrachten.
Choose an application
In onderzoek naar educatieve communicatie kunnen er zeven kernconcepten vastgesteld worden: duidelijkheid, directheid, motivatie, cognitief, affectief en gedragsmatig leren, ervaring en geloofwaardigheid, feedback geven en coöperatief leren en perceptie van de leerkracht door de leerlingen. Hoewel er al aanzienlijk onderzoek gevoerd is naar communicatie van leerkrachten ((o.a. Chesebro & McCroskey, 1998; Christophel, 1990; Ekron, 2015; Hattie et al., 2009; Keller, 1987; Kiewra, 2002; McCroskey et al., 1995; McCroskey et al. 2004; Sidelinger & McCroskey, 1997; Sieben, 2017; Simonds, 1997; Titsworth, 2001; Titsworth, 2012; Weber et al, 2011; Witt, 2000; Worley et al., 2007), bestaat er over de ervaringen van stagiairs in Vlaanderen bijna geen wetenschappelijk onderzoek en is het wereldwijde aanbod ook schaars. In dit onderzoek wordt enerzijds nagegaan hoe duidelijk en direct stagiairs communiceren tijdens hun stage, en anderzijds hoe goed ze zich voorbereid voelen op hun stage en hun toekomstige loopbaan. Daartoe werden vijf stagiairs gedurende één lesuur aan de hand van de voorgaande kernconcepten geobserveerd. Daarna werd er een diepte-interview georganiseerd met elke stagiair, waarin er nagegaan werd wat de stagiairs vonden van hun opleiding en van de geobserveerde les. Wat duidelijkheid betreft, blijkt uit deze studie dat leerlingen het vaak moeilijk hebben om te beoordelen of een bepaalde hoeveelheid leerstof binnen een les kan worden afgerond. Zij vonden het moeilijk om onder tijdsdruk goede resultaten te behalen. Wat directheid betreft, blijkt uit deze studie dat leerlingen aandacht besteden aan de uitleg van de lesinhoud. Het vasthouden van de aandacht van de studenten door hen actief bij de les te betrekken bleek een obstakel te zijn. De stagiairs proberen ook raakvlakken te vinden tussen de interesses van de leerlingen en de leerstof, maar dat blijkt voor sommige klasgroepen moeilijker dan verwacht. De helft van de stagiairs gebruikte de beoordelingscriteria, maar één van hen vond die niet erg nuttig. Ten slotte was het voor de stagiairs belangrijk na te gaan of de instructies duidelijk waren, maar dat gebeurde niet vaak. Het laatste deel van de studie betreft de houding van de stagiairs tegenover de communicatieve aspecten van de opleiding. De stagiairs waren het er unaniem over eens dat zij liever een algemeen communicatievak in hun leerplan zouden hebben. Nu wordt verwacht dat communicatie spontaan aan bod komt in andere delen van de cursus, maar niemand weet hoeveel de studenten werkelijk leren over communicatie. Ten slotte worden enkele van de obstakels opgesomd waarmee veel stagiairs worden geconfronteerd. Volgens deze studie zijn dat een gebrek aan vrijheid bij de lesplanning, een gebrek aan tijd om bij één klas door te brengen, omgaan met grote niveauverschillen, omgaan met tijd, omgaan met onverwachte opmerkingen van leerlingen, de duidelijkheid waarmee ze lesgeven beoordelen en een evenwicht vinden tussen voorbereiding en spontaniteit.
Choose an application
In deze masterproef wordt onderzocht in welke mate de leerkracht in de Vlaamse context competent communiceert met zijn of haar leerlingen. Effectieve communicatie tussen leerkracht en leerlingen heeft vele voordelen zoals het bevorderen van het leergedrag van leerlingen, de sociale ontwikkeling van leerlingen en het creëren van een positief communicatieklimaat in de klas (Chesebro & McCroskey, 2001; Comadena, 2007; Majid et al, 2010; Messman & Jones-Corley, 2001; Zhanabekova, 2014). Eerdere studies geven aan dat effectieve klascommunicatie bestaat uit drie bouwstenen of drie vaardigheden die een leerkracht moet beheersen: communicatievaardigheid, duidelijkheid en directheid. Deze bouwstenen leggen een sterke basis voor het bevorderen van het cognitieve en affectieve leergedrag van de leerlingen (Chesebro & McCroskey, 2001; Comadena, 2007; Messman & Jones-Corley, 2001). De bevindingen passen in het bredere theoretische kader dat bestaat uit twee modellen, namelijk het General model of instructional communication en het Instructional beliefs model. Deze modellen bieden een theoretische basis voor dit onderzoek en kaderen het onderwerp met behulp van de relationele en retorische benadering (McCroskey et al., 2004; Weber et al., 2011). Naast de literatuur die specifiek betrekking heeft op het onderwerp effectieve klascommunicatie, wordt in dit onderzoek ook gebruik gemaakt van horizontale en verticale communicatie uit de bedrijfscontext. Dit kwalitatieve onderzoek is uitgevoerd aan de hand van semigestructureerde individuele diepte-interviews met leerlingen uit de tweede en derde graad, die algemeen secundair onderwijs volgen op een middelbare school. In totaal werden acht leerlingen van acht verschillende scholen (N=8) geïnterviewd met leeftijden van 15 tot 18 jaar. De data-analyse concludeert dat de resultaten in overeenstemming zijn met de literatuur uit de bedrijfs- en klascontext. De vaardigheden die een leerkracht moet beheersen om te kunnen spreken van effectieve klascommunicatie, kunnen worden onderverdeeld in twee categorieën die afkomstig zijn uit de horizontale bedrijfscommunicatie (Boxall & Macky, 2009; Fallon & McConnell, 2013; Nordby, 2015). De eerste categorie is 'de nauwgezette dialoog'. Binnen deze categorie kunnen twee bouwstenen van effectieve klascommunicatie worden geplaatst, namelijk communicatievaardigheid en duidelijkheid. De tweede categorie is 'het betrekken van beide partijen bij een beslissing'. Binnen deze categorie is één bouwsteen van effectieve klascommunicatie te vinden, namelijk directheid. De resultaten zijn in overeenstemming met de eerdere literatuur uit de klas- en bedrijfscontext, maar moeten worden geïnterpreteerd volgens moderne onderwijsmethoden. De literatuur is al enkele jaren oud, sommige studies zijn al tientallen jaren oud, terwijl de onderwijsmethoden voortdurend veranderen en moderner worden. Daarom kan de theorie uit de literatuur gebruikt worden als theoretisch kader, maar de inhoud moet aangepast worden aan de moderne context. Er kan dus geconcludeerd worden dat de communicatie tussen de leerkracht en de leerlingen als effectief ervaren kan worden wanneer de leerkracht voldoet aan de drie bouwstenen van effectieve communicatie in de klas. De vraag of de Vlaamse leerkracht competent communiceert in de klascontext kan niet eenduidig beantwoord worden: het hangt af van hoe de bouwstenen van effectieve klascommunicatie ingevuld worden door de leerlingen aan wie hij of zij lesgeeft.
Choose an application
Nowadays, many firms engage in open innovation to remain competitive. One type of such an open innovation strategy is collaboration, and co-patents are a possible result of such a collaborative innovating effort. Four different types of collaborating partners are being distinguished: universities, governments, companies, and individuals. Using patent data for Belgium, we explore Belgian technological R&D collaborations. We compare our findings with results found on co-patent trends in Europe. In addition, the importance of industry-science collaborations is examined by considering citation information. Our analysis reveals that more applications for joint patents are filed in Belgium over time. Consequently, we argue that collaborative efforts are on the rise. Moreover, our results indicate that collaborations between companies and universities are gaining in importance. Company-university jointly owned patents are relatively often used for future research by at least one of the applicants. Finally, in contrast to European results, no clear connection in terms of technology fields is observed for Belgian co-patents.
Choose an application
Deze masterproef onderzoekt algemene migratieattitudes en de aanwezigheid van en visie op taalkundig racisme bij Leuvense jongeren. Binnen dit kwalitatief onderzoek onderzoeken we de standpunten van jongeren ten opzichte van discriminatie op basis van taalgebruik en racistisch taalgebruik aan de hand van twee focusgroepen, waarbij elke respondent individueel wordt geïnterviewd. Als eerste stap voerden we een voorstudie uit met de data van het onderzoek Other Talk (Huyghe et al., 2021) om een basis van migratieattitudes bij jongeren bloot te leggen en een eerste idee te krijgen van de aanwezigheid van taalkundig racisme. Vervolgens hebben we een online individueel open interview opgezet met acht verschillende respondenten, tussen 18 en 25 jaar oud. Eén focusgroep bestaat uit vier jongeren met een migratieachtergrond, de andere groep is samengesteld uit vier jongeren zonder migratieachtergrond. Uit de resultaten van deze studie blijkt een algemene positieve houding van jongeren tegenover migratie en migranten. Ze erkennen de moeilijkheden waarmee vluchtelingen en migranten worden geconfronteerd, zoals het leren van de taal, het vinden van een baan, sociaal isolement, ... en vinden dat migranten moeten worden gesteund door de autochtone bevolking en de overheid. Ze staan open en positief tegenover migratie en geven aan dat hun omgeving overwegend positief tegenover migranten staat. Een negatieve houding schrijven ze toe aan ouderen en extreemrechtsgezinden. Alle respondenten in deze studie moedigen taaldiversiteit aan, ook al vinden de meesten onder hen dat er in hun omgeving geen echte taaldiversiteit aanwezig is. Ze hebben er geen enkel probleem mee dat meertaligen of anderstaligen thuis of op openbare plaatsen hun moedertaal of andere talen spreken en voelen niet de behoefte om migranten te verplichten Nederlands te leren. Anderzijds vinden ze het wel noodzakelijk dat migranten Nederlands leren als een persoonlijke keuze: om sneller te integreren, om te kunnen communiceren en om sociaal isolement te voorkomen. Verder merken we ook veel ambiguïteit op over welke woorden als racistisch worden beschouwd en welke als politiek correct. Bijna alle jongeren in het onderzoek geven aan dat ze zelf al racistische taal hebben geuit uit onwetendheid of onduidelijkheid over de politieke correctheid van bepaalde woorden of uitdrukkingen.
Choose an application
The Media for Democracy Monitor (MDM) assesses the performance of leading news media in mature democracies with regard to the three core dimensions of democracy: freedom, equality, and control. After monitoring 10 countries in 2011, the MDM project expanded to cover the leading news media of 18 democracies in 2021. In this book, the most salient results from the MDM were selected to undergo cross-country and longitudinal comparison, searching for patterns and tendencies across countries, with a particular focus on the influence of digitalisation. Some of the key results are the ubiquitousness of the news media's financial crisis, increasing consumption gaps as younger generations prefer online platforms, and persisting gender inequalities, both in news content and in newsrooms. However, the volume also shows that the reach of news media remains high, the watchdog role and investigative journalism are increasingly relevant in daily practice, and that public service media, in general, continues to play a vital role for democracy. These results have implications for media policies, regulations, and practices to improve news quality and, ultimately, democracy worldwide.
Listing 1 - 6 of 6 |
Sort by
|